Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

18 ~ Het moment van de waarheid

De heks en de heldin wisten niet hoe lang ze al door het bos struinden, toen ze stemmen hoorden. Voorzichtig strompelden ze verder, terwijl ze naar de verschillende geluiden luisterden. Avélie luisterde in ieder geval, Brenn deed enkel haar best niet te luid te kreunen door de pijn. Ze kon zich maar moeilijk concentreren op andere dingen.

Toen Avélie Nesta's stem herkende, krulden haar mondhoeken omhoog. Vervolgens herkende ze die van Idris. Er was nog een derde stem bij die ze niet kon plaatsen. Het was Mattías, die voor Avélie jong en niet bedreigend klonk.

Ze knikte naar Brenn. 'Nog een stukje.'

De heks gromde wat.

Zodra ze tussen de bomen door wankelden, zagen ze het drietal op een omgevallen boomstam zitten. Nesta zat in het midden, met Mattías links van haar en Idris rechts. Ze waren hun plannen aan het bespreken voor hun volgende stap.

Nesta sprong als eerste op. Haar armen trilden. Ze balde haar handen tot vuisten, terwijl ze haar moeder bekeek met een hele reeks van verschillende emoties. Ze was ongelofelijk blij om haar te zien, opgelucht dat ze nog leefde, maar ook bang voor een uitbrander. Ze wist niet op welk gevoel het eerst te reageren.

'Laat me los,' zei Brenn tegen Avélie. Die aarzelde, maar deed wat haar gezegd werd.

De heks wist een paar wankelende stappen vooruit te zetten, voor ze haar evenwicht verloor. Ze strekte haar armen, om haar val te breken. Idris kwam recht om haar op te vangen, maar Avélie was hem voor. Voor ze de grond raakte, haakte Avélie haar arm rond Brenns buik en trok ze haar weer recht.

Brenn schudde zwak met haar hoofd, maar liet zich toch verder ondersteunen. Haar blik gleed langs de gezichten van de mensen voor haar. Een kleine glimlach vormde om haar lippen toen ze Idris zag. Hij was ouder geworden, maar hij was niet veel veranderd. Zijn blonde krullen waren minder lang, maar nog even herkenbaar.

'Lang geleden,' bracht ze met moeite uit.

'Te lang,' knikte Idris met spijt in zijn ogen. 'Ik zal haar wel overnemen,' zei hij tegen Avélie.

'Graag,' mompelde Brenn. Strompelend liep ze met Idris mee naar de geïmproviseerde bank.

Nesta bekeek de heks even. Ze zag er nog slechter uit dan toen ze elkaar in Liora's kasteel zagen. Ze richtte zich vervolgens tot haar moeder. 'Wat is er gebeurd?'

'Liora,' antwoordde Brenn in Avélies plaats.

'Ze heeft Brenns magie afgepakt. Dat is waarom ze niet kan blijven staan.'

De heks knikte zwak, terwijl ze naar haar hoofd greep. Ze boog voorover en bleef zo verkrampt zitten.

Idris wreef wat over haar rug. 'Kunnen je kruiden niet helpen, Avélie?'

'Ik wil niks van Avélie.'

'Is dit echt het moment om trots te zijn?' Idris vroeg het voorzichtig, maar de heks schonk hem toch een dodelijke blik. Hij stak verontschuldigend zijn handen op, vooraleer hij zijn pak kaarten uit zijn zak haalde en het begon te schudden. 'Het spijt me. Slecht voorstel.'

Brenn knikte. Ze verplaatste haar hand naar haar mond, terwijl ze kokhalsde.

'Ik denk dat het sowieso niet zou helpen,' antwoordde Avélie. 'Het zijn heel specifieke kruiden voor mijn probleem. Brenns probleem... ze is de kern van haar bestaan kwijt. Wat doe je daaraan?'

'Wenen,' antwoordde Brenn.

'Kom hier,' zei Idris, terwijl hij haar dichter tegen zich aantrok. 'Het spijt me dat we je niet eerder hebben kunnen redden.'

'Mij ook.'

Nesta en Mattías wisselden verwarde blikken bij de conversatie. De jongen haalde zijn schouders op, terwijl het meisje hem een opgelaten lachje schonk.

Toen Brenn de tieners vanuit haar ooghoek zag bewegen, wendde ze zich langzaam tot hen. 'Sorry,' zei ze met een flauwe glimlach, 'normaal ben ik niet... niet zo'n slecht gezelschap,' ze slikte wat braaksel weg, 'maar als ik Avélie hoor, moet ik overgeven.'

De vrouw in kwestie perste haar lippen op elkaar, maar zei er niets over. Ze verdiende het. Daarom moest ze het nog niet leuk vinden.

Nesta trok haar wenkbrauwen op. Ze keek van Brenn naar haar moeder en terug. Ze kon zich niet langer inhouden. 'Je hebt wel lef. Mijn mama heeft je gered en dit is je dank?'

'Nesta.' Avélie schudde met haar hoofd. 'Niet doen.'

'Wat niet doen? Het is toch waar?'

Brenn snoof. Ze begon meteen te hoesten. 'Goed om te weten... dat je... dat je nog niet... gestopt bent,' ze hoestte nog eens, 'met liegen, Avélie.'

De voormalige heldin sloeg haar armen beschermend over elkaar. Ze beet op haar tong, om niet in de verdediging te schieten. Ze had geen goed excuus. Het enige wat ze kon bedenken was dat ze niet gelogen had, dat ze alleen de waarheid verdraaid had. Ze wist goed genoeg dat dat niet was wat Brenn nu kon gebruiken.

'Moeten we jullie alleen laten?' pikte Idris in.

Brenn schudde meteen met haar hoofd. 'Nee.' Ze veegde met de rug van haar hand langs haar mond. 'We hebben grotere problemen.'

'De koningin der duisternis,' knikte Avélie. 'Brenns magie. Mijn zwaard werkt niet meer. Toch de magische kant niet in ieder geval. Brenn heeft geen krachten meer. Wat kunnen we er nog tegen beginnen op deze manier?'

Terwijl Idris zijn pak kaarten bleef schudden, wisselde hij blikken met Nesta en Mattías. 'Daarover...' Hij keek Brenn voorzichtig aan. 'Ulvi-'

De bezorgdheid in zijn stem deed Brenn zonder aarzelen rechtspringen van de boomstam. Meteen werd ze licht in haar hoofd. Het werd donker voor haar ogen. Ze wankelde, maar Idris' stevige hand hield haar recht.

'Hij is... hij is dood hè?' Brenns stem brak. Met de tranen al in haar ogen, keek ze toe hoe de man knikte.

Avélie fronste. Voor zover zij wist, was Ulvi al twintig jaar dood. Ze hadden al gerouwd om het verlies. Ook in Nesta's blik zag ze een droevige glans. Dat verwarde haar nog meer.

Idris kon Brenn niet langer in de ogen kijken. De pijn in haar blik was te veel voor zijn hart. Hij sloeg zijn armen om haar heen en wreef troostend over haar rug, terwijl ze tegen zijn schouder aan huilde. Met iedere snik trok er een nieuwe pijnscheut door haar hoofd, maar het kon haar niet meer schelen. Wat had het leven nog voor zin als ze zelfs Ulvi niet had kunnen redden?

'Nía is bij hem aan het waken. Ik kan je naar hen toe brengen, als je wil.'

Brenn knikte, maar schudde net zo snel weer met haar hoofd. 'Ja... nee... ja. Nee. Ik heb... ik kon... het is mijn schuld.' Ze legde haar hand op haar hoofd, alsof het de stekende pijn zou stoppen. 'Het is mijn schuld,' fluisterde ze.

'Het is niet jouw schuld, Brenn. Je hebt hem gered. Hij was je dankbaar. Zonder jou had hij die twintig jaar niet eens gehad.' Hij lachte zwakjes. 'Je hebt het wel goed voor ons weten te verstoppen.'

Brenn kon een zachte grinnik niet onderdrukken. 'Hij wilde... hij wilde het niet.' Ze schraapte haar droge keel, terwijl de tranen zich opnieuw opstapelden. 'Dat jullie hem zo zagen. Hij wilde het niet. Toen ik hem terugzag... toen waren Avé- Avélie en ik al uit elkaar.'

Avélies handen waren klam geworden. Ze balde ze tot vuisten, terwijl ze afwisselend nerveuze blikken wierp op Brenn en op Nesta. Die laatste luisterde met een diepe frons naar de woorden van de heks.

'Kom,' zei Idris. 'Ik breng je naar hem toe. Dan kan je afscheid nemen en dan kunnen wij ondertussen nadenken over wat we moeten doen met de schaduwkoningin.'

Ondanks Brenns protest, nam Idris haar mee naar de plaats waar ze Ulvi's lichaam te ruste hadden gelegd. Er was niet meer dan een hoop aarde te zien. Nía lag erbij, met haar poot en haar kop zo gelegd dat het leek alsof ze de grond omhelsde.

De heks knikte naar haar oude vriend. Hij hielp haar in een zittende positie. Langzaam liet ze zich naast Nía op de aarde zakken. Het kon haar niet schelen dat haar kleren vuil werden en dat de aarde aan haar natte gezicht bleef plakken. Nía stond op en legde zich tegen Brenns buik aan. Met de kat in haar armen kon de heks de ruige snikken en pijnkreten niet langer tegenhouden.

Wat haar betrof mochten de schaduwsoldaten haar vinden en haar neersteken. Ze was het allemaal beu. De pijn. Het verdriet. Het leven was haar niets meer waard.

Idris wilde nog iets zeggen, maar woorden schoten hem te kort om zijn bezorgdheid uit te drukken. Hij gaf haar een zachte schouderklop, voor hij haar alleen liet bij het graf van haar beste vriend.

Op een goed gecamoufleerde plaats, niet ver van de rustplaats, bleef hij staan, om de wacht te houden. Ze zou zichzelf niet kunnen beschermen als er gevaar dreigde en hij wilde niet dat haar nog meer overkwam. Hij kon niet anders dan denken dat de schuld daarvoor ook deels bij hem lag. Kon hij ooit zeker weten dat dit alles ook gebeurd zou zijn als Brenn al die jaren geleden in Asedel was gebleven?

Verderop bij hun tijdelijke, geïmproviseerde kamp omhelsde Nesta haar moeder stevig. Ze ademde haar bekende geur in en liet haar angsten wegsmelten in haar veilige armen. Zo kon ze voor even vergeten dat er schaduwsoldaten naar hen op zoek waren en er een schaduwkoningin was die hen allemaal liever als haar onderdanen zag - of dood, die optie was er ook.

Ze had aan haar moeder uitgelegd hoe Brenn Ulvi in een kraai had veranderd om hem te redden. Toen ze verteld had dat hij weer in een mens veranderd was, niet lang nadat de heks haar magie kwijt was geraakt, waren er tranen in Avélies ogen gesprongen.

Ze had teruggedacht aan het moment dat ze een schaduwsoldaat zijn zwaard door Ulvi's buik had zien drijven. Niet veel later was hetzelfde bij haar gebeurd. Ze droeg het litteken daarvan nog steeds op haar huid.

Het was alsof het viertal dezelfde nachtmerrie opnieuw beleefde, maar dan twintig jaar ouder en stroever, minder dapper, minder sterk en bovenal minder klaar voor de taak die hen te wachten stond.

'De heks zei dat jullie uit elkaar waren?' begon Nesta, voor ze de moed zou verliezen.

Avélie verstijfde. Ze liet haar dochter los uit haar omhelzing, maar hield haar handen nog in de hare. Ze kneep er zachtjes in, terwijl ze ruw ademhaalde. Haar blik viel even op Mattías, maar die keek snel weg.

'Ik- euh. Ik zal mijn zwaard gaan slijpen.' De jongen stond op en verplaatste zich naar een andere plek, verder weg van moeder en dochter. Hij kon ze nog steeds verstaan, maar hij zat tenminste niet meer in hun persoonlijke ruimte.

Nesta durfde haar moeder niet meer aan te kijken. 'De koningin- de koningin der duisternis- toen ik in de heks haar cel was, om haar te redden, wat mislukt is, natuurlijk, dat wist je al, toen- euh.' Haar wangen werden rood.

Avélie gaf opnieuw een kneepje in Nesta's hand. 'Het is oké, konijntje. We zijn allemaal hier.' Voor even trok ze haar dochter weer tegen zich aan. 'We leven allemaal nog,' fluisterde ze in haar haar. 'Ik ben zo ontzettend dankbaar dat je hier bent. Ik weet niet wat ik zonder jou zou doen.'

Onbewust waren de tranen over haar wangen beginnen te stromen. Toen Nesta haar moeders snikken en haar woorden hoorde, welden de tranen ook bij haar op. 'Het spijt me dat ik weggelopen ben.'

'Het spijt mij dat ik niet meegekomen ben.' Avélie kneep haar dochter nog één tel langer fijn. Vervolgens droogde ze haar tranen en ging ze er goed voor zitten. 'Brenn en ik waren samen, voor zes jaar, voor ik je papa heb leren kennen.'

Ze wachtte tot Nesta zou uitbarsten, maar haar dochter knikte alleen maar.

'Ik heb je altijd verteld dat het niet de bedoeling was dat je papa en ik iets zouden worden. Ik was niet over Brenn heen. Ik wilde niemand anders. Je papa was er toen ik mezelf niet meer graag zag, maar hij was niet degene die ik in de rest van mijn leven wilde hebben. Dat is ook de reden waarom het niet gewerkt heeft. We houden allebei zielsveel van jou, ik hoop dat je dat weet, maar we hebben nooit zo van elkaar gehouden.'

Nesta knikte een paar keer. De tranen stonden opnieuw in haar ogen. Dat haar ouders nooit echt van elkaar gehouden hadden, had ze altijd geweten, maar dat de heks van Asedel er iets mee te maken had, dat hadden ze haar nooit verteld.

Haar moeder gaf haar alle tijd om haar woorden te laten bezinken. Hoe meer tijd er echter verstreek, hoe meer Avélie aan haar vingers begon te plukken en hoe sneller haar ademhaling ging.

Nesta zou ongetwijfeld doorvragen en Avélie zou de waarheid niet meer ontwijken of verdraaien. Dit was het moment dat zou bepalen of haar dochter haar zou vergeven of niet. Brenn zou dat nooit doen. Ze wilde niet ook haar dochter verliezen aan haar stomme leugens.

Het duurde even voor het meisje haar gedachten op een rijtje had weten te zetten. 'Wat je me verteld hebt, over twintig jaar geleden, over het gevecht, dat is niet waar?'

Avélie beet langzaam op haar bovenlip, terwijl ze haar woorden overwoog. 'Deels. Het is waar dat ik Liora heb neergestoken. Op een manier is het ook waar dat Wens ervoor gezorgd heeft dat ze opgesloten kon worden, maar eigenlijk... eigenlijk heeft Brenn dat gedaan. Brenn heeft het allemaal gedaan. Ik heb haar alleen verzwakt. Ik ben één van de helden, ja, maar Brenn was degene die het allemaal echt heeft klaargespeeld. Alle eer had naar haar moeten gaan.'

Verbluft keek Nesta weg. Ze kon haar moeder niet langer in de ogen kijken, bang dat ze de teleurstelling en de nieuwgevormde tranen zou zien. 'Dus je hebt iedereen voorgelogen? De heks heeft nooit aan de kant van de schaduwkoningin gestaan?'

Alles wat Liora gezegd had toen ze in Brenns cel waren, klopte opeens. Ze had Brenns dochter kunnen zijn, omdat Avélie en Brenn nog niet lang uit elkaar waren toen ze geboren werd. Brenn had gezegd dat ze nooit aan Liora's kant zou staan. Nesta had niet begrepen hoe dat kon als de heks al eens aan haar zijde had gevochten. Nu snapte ze het wel.

'Ik heb niet gelogen. Ik heb het alleen niet ontkent.'

'Waar zit het verschil?' Er zat een brok in Nesta's keel, die ze niet weggeslikt kreeg.

'Het was nooit mijn bedoeling om er niet eerlijk over te zijn. Niet tegen de mensen van Asedel, niet tegen de mensen van Atarah, zeker niet tegen jou, maar ze wilden het zo graag geloven. Jij wilde het zo graag geloven. Ik was het beu. Ik was het beu om iedere keer dat iemand erover begon, te zeggen: "Nee, Brenn is geen slecht mens, zij heeft de koningin der duisternis verslagen." Iedereen geloofde al dat ik de echte held was, het was veel te gemakkelijk om erin mee te gaan.'

Nesta schudde langzaam met haar hoofd. 'En hoe wisten ze het? Hoe kwam het dat ze dachten dat jij de echte held was als jij het ze niet hebt gezegd?'

Avélie legde haar hoofd in haar handen en sloot haar ogen. Ze wilde er niet meer aan denken, maar ze had geen keuze. Ze haatte de manier waarop haar dochter tegen haar sprak. Ze voelde zich geen goede moeder meer.

'Mijn zwaard,' zei ze uiteindelijk. 'Wens voor een wens. Zij kan het beter uitleggen dan ik. Het is haar magie.'

Nesta knikte, maar eigenlijk wilde ze met haar hoofd schudden. Ze wilde het liever uit haar moeders mond horen. Ze wilde exact begrijpen wat er in Avélies hoofd omging. Op dit moment begreep ze maar heel weinig. Haar moeder was een leugenaar, dat was het enige waaraan ze nog kon denken. Haar moeder had Brenn in een slecht daglicht gezet.

'Nesta,' haar moeder pakte haar handen weer vast. Het meisje wilde ze lostrekken, maar hield zich in. 'Het spijt me. Het spijt me echt.'

'Heb je dat al tegen de heks gezegd?'

Avélie aarzelde. Haar ademteugen werden korter en korter, hoger en hoger, terwijl ze met haar hoofd schudde. 'Nee.'

'Goed voorbeeld ben jij.' Nesta trok haar handen los. Voor haar moeder nog iets kon zeggen, stond ze op en beende ze weg.

'Nesta!'

Ze luisterde niet.

'Nesta, alsjeblieft!' snikte Avélie.

Nesta liep door. Mattías keek van moeder naar dochter. Hij wist niet wat te doen, maar hij kon haar ook niet zomaar laten vertrekken. Met de schaduwsoldaten nog in de buurt, was het bos geen veilige plaats. Hij schoof zijn zwaard in zijn schede en liep achter haar aan.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro