Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

1 ~ Hoe het begon

De stad Asedel stond bekend om de vele soorten vogels die er dagelijks een bezoekje brachten aan de bomen, schouwen en dakgoten. Het was er niets raars om blauwborstjes in de tuin te zien huppen of een boomleeuwerik te horen fluiten. Op bankjes in het park werden regelmatig gele kwikstaarten gezien, op koetsen liftten de appelvinken mee en in de paleistuinen kon men zelfs flamingo's vinden - al waren die er niet op natuurlijke wijze terechtgekomen.

Wat in Asedel niet vaak voorkwam, waren raven, eksters en kraaien. Om die reden keek Nesta gealarmeerd op van haar bezigheid, toen ze buiten een vogel hoorde krassen. Omdat ze de kraai niet direct zag, besloot ze het lawaai verder te negeren.

Het zeventienjarige meisje richtte zich weer op de appelrolletjes die ze aan het maken was. Ze had de namiddag vrij van school en niets was leuker dan lekkere dessertjes bakken tussen het huiswerk maken door.

Ze wist niet dat op het gras van de achtertuin een zwarte kraai en een al even zwarte kat er samen alles aan deden om haar aandacht te trekken. De kraai kraste zijn longen uit zijn lijf en de kat miauwde erop los. Die laatste probeerde een aantal keer op de vensterbank te springen, maar haar oude gewrichten en gebrek aan coördinatie zorgden ervoor dat ze steeds net miste.

Hoe slim een kraai ook hoorde te zijn, het duurde lang voor de vogel besefte dat hij naar het raam toe kon vliegen om daar in het zicht verder te krassen. Toen het besef eindelijk doorgedrongen was, klonk het alsof hij aan het lachen was om zijn eigen stommiteit. Een kraai zo menselijk als deze kwam je ook buiten Asedel nergens tegen.

In het huis dat Nesta met haar moeder deelde, werd het meisje met de minuut meer gefrustreerd om het lawaai uit de tuin. Met een frons op haar gezicht, haar kaken stevig op elkaar geklemd en haar schouders strak aangespannen, zette ze de appelrolletjes in de oven. Ze draaide de juiste zandloper om en keerde zich vervolgens naar het raam.

Hoewel het lawaai de laatste minuten een constante was geweest, werden haar ogen groot en sprong ze bijna de lucht in toen ze de kraai voor het raam zag zitten. Ze had verwacht dat de vogel in de tuin zou zitten. Dat het dier tot op de vensterbank zou komen, had ze niet voor mogelijk gehouden. De meeste vogels vlogen immers snel weg als ze binnen beweging zagen.

Wat moest ze nu doen? Kon ze de vogel wegjagen zonder het raam te openen? Was het dier ongevaarlijk en kon ze hem daar laten zitten? Nesta had geen ervaring met kraaien. Ze wist niet wat haar volgende stap hoorde te zijn.

Ze wreef met haar vingers over haar klamme handpalmen. Ze besloot een pan uit de kast te pakken en gewapend met het keukengerei het raam te openen. Voor ze de pan richting de kraai had kunnen slaan, vloog het dier de keuken binnen.

Slim, dacht Nesta, nu is het een nog groter probleem.

De kraai flapperde wild met zijn vleugels en bleef krassen. Als het meisje beter zou opletten zou ze kunnen horen dat zijn lawaai veel weghad van menselijke spraak. De klanken waren anders en er kon geen onderscheid gemaakt worden tussen woorden, maar als ze goed zou luisteren zou ze horen dat er intonatie en zelfs weldoordachte pauzes in het gekras te vinden waren.

Dit alles ontging haar echter door de paniek die zich van haar lichaam meester maakte. Ze hield haar afstand van de wilde vogel. De pan hield ze nu met beide handen vast en stak ze recht voor zich uit. Hoewel het meisje aan kracht- en conditietraining deed, in de hoop toegelaten te worden tot het leger, had ze nog maar weinig ervaring met wapens.

Het zou nog zeker drie uur duren voor haar moeder thuis zou komen, dus op haar hulp zou ze niet kunnen rekenen. Nesta moest de kraai in haar eentje buiten zien te krijgen.

Vanuit de raamopening klonk er een verontwaardigde miauw.

In de tijd dat zowel het meisje als de kraai aan het panikeren waren geweest, was de kat erin geslaagd op de vensterbank te springen. Ze had vanop haar plekje in het gras niet kunnen zien wat er aan het gebeuren was, maar nu ze op de vensterbank zat, zag ze dat de hele situatie uit de hand was gelopen.

Haar vriend Ulvi was iemand die snel schrok. Toen hij Nesta in de keuken had gevonden, in plaats van haar moeder, was hij zo geschrokken dat hij niet meer wist hoe hij zijn boodschap rustig moest overbrengen. Hij had geroepen dat hij op de verkeerde plaats was, dat het hem speet, dat hij weg zou gaan als ze hem gerust zou laten, maar het meisje had niet naar hem geluisterd.

Het was goed dat Nía erbij was om hem weer bij de les te brengen. Als hij niet zou stoppen met zijn wilde geflapper en gekrijs, zou het meisje nooit naar hen luisteren.

De kat miauwde nog eens. Ze wierp een blik op de kraai die veel weg had van een berisping. Ulvi begon meteen rustiger te vliegen, kraste nog één keer en hield vervolgens zijn bek dicht.

Zodra de kraai niet meer zo angstig in het rond fladderde, zakten Nesta's schouders naar beneden en ontspande ze haar kaken. Haar handen bleven echter stevig rond het handvat van de pan gevouwen.

'Miauw,' zei Nía, alsof het meisje zou weten dat dat betekende dat ze geen kwade bedoelingen hadden.

Nesta begreep het niet.

Ze was van school gekomen met het plan om huiswerk te maken tot haar moeder thuiskwam en appelrolletjes te bakken, zodat ze later van de heerlijke bladerdeegkoekjes kon smullen. In plaats daarvan probeerde ze nu twee dieren te begrijpen die met een reden bij haar op de vensterbank beland leken te zijn.

De kat, besloot het meisje, was de vriendelijkste van de twee. Op welke basis ze dat besloten had, wist ze zelf niet goed, maar wanneer de kat miauwde klonk dat in ieder geval geruststellender dan wanneer de kraai kraste.

'Waarom zijn jullie hier?' vroeg Nesta argwanend. 'Ben ik nu echt tegen een kat en een kraai aan het praten?'

Ulvi kraste zijn antwoord. Het was een simpele "we hebben hulp nodig", maar Nesta begreep niet wat hij wilde zeggen. Voor het eerst merkte het meisje op dat zijn klanken veel weghadden van woorden. Ze besloot dat ze er te lang naar had geluisterd en dat ze de gebruiken van de kraai aan het overanalyseren was.

Zelfs in een wereld waarin magie niet onwerkelijk was, wensten de mensen het bovennatuurlijke zoveel mogelijk te negeren. Magie was immers iets wat ze niet konden verklaren en daarmee niet konden begrijpen. Hetgeen dat men niet begreep kon alleen maar slecht zijn.

De heks van Asedel was daar een goed voorbeeld van.

Twintig jaar geleden had Nesta's moeder, Avélie, de koningin der duisternis verslagen en daarmee het koninkrijk van Atarah gered van haar kwade plannen. Ze deed dit samen met haar toenmalige beste vriend en nog één iemand anders die het niet had overleefd.

De heks van Asedel had er alles aan gedaan om Avélies heldhaftige plannen te dwarsbomen. Ze had de koningin der duisternis met haar magie geholpen om haar leger te versterken. Pas toen duidelijk werd dat het schaduwleger aan de verliezende hand was, had de heks besloten dat ze liever de helden wilde helpen. Ze had hen om vergiffenis gesmeekt en dit ook gekregen, maar het volk zou nooit vergeten aan wiens kant de heks eigenlijk had gestaan.

Dat was althans wat de inwoners van Asedel doorheen de jaren van het verhaal hadden gemaakt.

Avélie had altijd tegen Nesta gezegd dat ze niets te vrezen hadden van de heks en ook niet meer van de koningin der duisternis, wat dat betrof, maar Nesta had nog steeds een ongemakkelijk gevoel in haar buik wanneer het over de heks ging. Het liefst vermeed ze het helemaal om over magie te praten.

Als de kat en de kraai, die nu bij het meisje in huis waren, iets met magie te maken hadden, dan wilde ze daar liever niet te lang bij stilstaan.

Nía en Ulvi waren zich van geen kwaad bewust. Voor hen was magie iets moois. Het had Ulvi's leven gered en Nía had nooit anders gekend. Die laatste was immers grootgebracht door de heks van Asedel.

Terwijl de kat zich naar het aanrecht verplaatste, vocht Nesta tegen het ongemakkelijke gevoel dat zich als een oude vriend over haar heen legde.

Op het werkblad stond een houten kader die een tekening bevatte van moeder en dochter. Steunend op haar achterpoten, wees de kat met haar enige voorpoot naar de vrouw die naast Nesta op de tekening stond.

De kraai knikte naar zijn partner. De vrouw in het portret was Avélie, degene die ze hier eigenlijk kwamen zoeken. Toen Ulvi beter naar de tekening keek, zag hij meteen de gelijkenissen tussen moeder en dochter. Als hij niet zo gepanikeerd had, toen hij binnenkwam, had hij dat veel eerder opgemerkt.

Nesta had de kat ook naar haar moeder zien gebaren. Net zoals Ulvi's menselijke gekras, wilde ze Nía's menselijke gebaren als toevallig beschrijven. De kat had haar poot omhoog getild en was daarbij per toeval op de tekening van haar moeder beland. De manier waarop de kat zich echter recht hield en de manier waarop ze een blik wierp op de kraai, alsof ze een vraag wilde stellen, maakte dat Nesta twijfelde of het allemaal wel zo toevallig was.

Nesta's twijfels waren terecht. Ulvi en Nía waren met een reden naar Avélie op zoek, en het was geen leuke reden. Ze hadden echter nog niet goed nagedacht hoe ze de boodschap zouden overbrengen eens ze op de gewenste plaats waren geraakt.

Nía wees nog eens met haar voorpoot naar Avélies getekende evenbeeld. Ditmaal keek ze niet naar de kraai, maar naar Nesta.

De tiener knikte. 'Mijn moeder,' zei ze, terwijl ze haar armen over elkaar sloeg.

De kat leek met haar poot de kamer rond te gebaren.

Nesta fronste. 'De keuken?'

Ulvi kraste dat dat niet was wat Nía bedoelde. Opgewonden flapperde hij met zijn vleugels. Als het meisje beter nadacht zou ze begrijpen wat Nía wilde zeggen en dan zouden ze haar om hulp kunnen vragen. Nesta was Avélie niet, maar het was beter dan hun probleem in hun eentje te moeten oplossen. Als ze bovendien ook maar een beetje op haar moeder leek, zou ze geen nee zeggen tegen een mogelijke heldendaad - al was haar moeder zeker tien jaar ouder geweest toen ze de koningin der duisternis versloeg.

Ulvi's gekras en geflapper maakten de tiener niet wijzer over wat de kat bedoelde met haar pootgebaren.

Nía merkte de verwarring op. Ze wees nog eens naar Nesta's moeder en vervolgens naar de deur.

'Mama is niet thuis.'

De kat wees naar het uurwerk aan de muur.

'Tijd?'

Opnieuw ging de voorpoot naar de tekening van Avélie.

Nesta's frons werd dieper. 'Wil je weten wanneer ze thuiskomt?'

De kraai kraste zijn bevestiging. Hij was er meteen vanuit gegaan dat ze Nesta zouden vragen om hen te helpen. Zoals hij het voor ogen had gehad, zouden ze niet wachten op Avélie. Nía had er beter over nagedacht. Als Avélie snel thuiskwam konden ze haar meenemen. Een tiener als Nesta had de ervaring, de kracht en het strategisch denkvermogen nog niet om hen met hun probleem te helpen.

Bovendien had Avélie een verleden als heldin van het koninkrijk. Haar dochter had enkel ervaring met rekensommen, taalproblemen en de laatste nieuwe bakrecepten, om het kort en bondig samen te vatten.

'Het kan nog even duren. Het gaat pas tegen het avondeten zijn.'

Nía zette haar voorpoot weer neer en liet haar kop naar beneden hangen. Ulvi schudde teleurgesteld zijn vleugels uit.

Het meisje aarzelde. Zwarte katten brachten vaak ongeluk en kraaien kwamen in Asedel zelden voor omdat ze niet veel goeds met zich meebrachten. Toch vond ze het moeilijk om iets slechts in de dieren te zien.

Haar moeder was geen heldin geworden door problemen te negeren en nooit te vragen of er iemand haar hulp kon gebruiken.

Deze dag was niet de dag waarop Nesta besloot dat ze meer op haar moeder wilde lijken. Wat de tiener wel besefte was dat ze het beu was om in haar moeders schaduw te staan.

'Kan ik jullie ergens mee helpen?'

Nía en Ulvi wisselden blikken. De kraai zag geen probleem in het idee, maar Nía was er niet meteen van overtuigd. Ze keek rond zich tot ze Nesta's pen op de keukentafel zag liggen. Met een gebiedende 'miauw' in Ulvi's richting maakte ze duidelijk wat ze wilde dat hij voor haar deed.

Nesta was verwonderd toen ze zag dat de kraai de pen in zijn bek nam en op haar blad met opgeloste sommen begon te schrijven. Het was een lomp gebeuren, maar de kraai kende zijn alfabet. Dat er magie in het spel was viel bijna niet meer te betwisten. Ulvi wist zonder spellingsfouten een boodschap op het papier neer te pennen.

Brenn is ontvoerd.

'Wie is Brenn?'

Nía en Ulvi keken elkaar haast verontrust aan. Had Avélie haar dochter niets verteld?

Opnieuw begon Ulvi te schrijven. Zijn eerste twee woorden schreef hij zonder het door te hebben op het blad van de tafel.

De heks van Asedel.

Nesta's buik begon te tintelen en ze kon bijna niet meer stil blijven staan. 'De heks van Asedel is ontvoerd?'

Ulvi kraste een bevestiging.

'Door wie?'

De kraai gebaarde met zijn vleugel naar het raam. Nía miauwde om te zeggen dat hij het beter direct kon opschrijven. Toen hij met zijn pen naar het papier bewoog, hield Nesta hem tegen.

Ze schoof een blanco papier onder zijn bek. 'Nu mag je.'

Beter laten zien.

Nesta hupte een paar keer op en neer op de toppen van haar tenen. Haar vingers vouwde ze gespannen over elkaar.

Dit was waarom Nía het een slecht idee had gevonden. De meeste mensen waren bang voor de heks van Asedel en het meisje was daar geen uitzondering op.

'Waar?'

Huis.

'Het huis van de heks?'

Ulvi kraste.

Nesta slikte. 'Hoe weet ik dat het geen val is? Ik heb gehoord dat ze graag mensen naar hun dood lokt.'

Als een kat met haar ogen kon rollen dan was dat wat Nía deed.

'Oké...' Het meisje blies haar adem langzaam uit en hupte nog eens op en neer. 'Oké. Als ik in het leger wil gaan, mag ik me niet door mijn angst laten tegenhouden.' Ze had haar woorden gemompeld, waardoor de dieren het niet hadden verstaan.

Toen de kat en kraai zich niet verroerden, haalde Nesta nog eens diep adem. Haar hartslag was nog niet gekalmeerd.

'Waar moeten we heen?'

Volgen, schreef Ulvi.

Het meisje knikte klein. Haar gezicht was bleek weggetrokken en haar ademhaling raspte in haar keel, maar ze wilde niet opgeven. Ze zei tegen de dieren dat ze in de keuken moesten wachten en spurtte naar boven om haar moeders zwaard uit de vitrine te gaan halen.

Haar moeder zou niet blij zijn als ze zag dat Nesta het wapen had gepakt. Langs de andere kant zou ze dat ook niet zijn als ze erachter kwam dat haar dochter gestorven was omdat ze ongewapend was. Er was geen winnen in deze situatie, besloot de zeventienjarige.

Haar moeders langzwaard was een elegant stuk met een roosgouden pommel. In het lange lemmet, dat met een gouden gloed schitterde, was een zin gegraveerd. Het was geschreven in een magische taal die Nesta niet kon lezen, maar als ze dat wel had gekund dan zou ze zien dat er Wens voor een wens stond geschreven.

Het meisje pakte de schede uit de vitrine en maakte deze vast aan haar riem. Vervolgens pakte ze het wapen uit de kast. Het zwaard was zwaarder dan ze had verwacht. Ze had haar beide handen nodig om het recht te houden en zelfs dan was het moeilijk in evenwicht te houden. Dit hield haar niet tegen. Ze schoof het in de beschermhoes en liep weer naar beneden.

Nía en Ulvi zaten naast elkaar op de vensterbank. Ze verwachtten dat Nesta mee door het raam naar buiten zou gaan.

Het meisje keek lichtelijk geamuseerd toe. 'Ik ga wel langs de deur.'

Voor ze vertrokken, haalde ze nog vlug haar appelrolletjes uit de oven. Het bladerdeeg was eerder zwart dan mooi gebruind, maar met wat het universum nog in petto had, zouden haar gebakjes binnenkort het laatste zijn wat ze aan haar hoofd had.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro