Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

30






Jenn voelde de deuk in hun zielen als hard ijs. De beroeps deden niets meer de rest van de dag, of de dag erna. Ze zaten maar, liepen wacht en sliepen een gat in de dag. Hun trotsheid was ingedeukt als een deuk in ijs. Helena gaf geen ordes meer om tributen te vinden, ze lieten het hierbij, ze zouden de tributen toch niet vinden. Het zal niet na een dag anders zijn. Jenn merkte op dat Robijn haar steeds aankeek, Helena keek alsof ze in een andere wereld was, Daphne te veel sliep, dat Wonder steeds bozer werd en June bijna niets probeerde te zeggen. Er viel ook niets te zeggen tussen de beroeps, er hingen akelige stiltes in de atmosfeer.

In de ochtend van de dag erna zag Jenn Helena bij de oever van de rivier staan, ze keek naar het duistere bos en haar ogen waren samengeknepen. Jenn, die nog steeds last had aan haar been en niet echt goed kon lopen, huppelde naar haar toe. Helena keek niet op toen Jenn naast haar ging staan en haar hand op haar schouder legde als ondersteuning.

Ze zeiden even niets, Jenn keek achter haar en zag hoe Robijn haar ogen naar iets anders liet flitsen. Na tijdje begon Jenn te praten. ''Hoe leef je met het?'' vroeg ze.

Helena keek nog steeds niet op, ''met wat?'' vroeg ze op een niet echt vragende toon.

''Om te moorden,'' legde Jenn uit. ''Hoe leef je met het—''

-'' is dit een serieuze vraag?''

''Het is een serieuze vraag,'' bevestigde Jenn.

''Dan geef ik een serieus antwoord,'' Helena zuchtte, ''niet.''

''Ik—Hoe bedoel je?''

''Je kunt het niet meeleven,'' zei Helena, ''je verliest een stuk van jezelf. Je hart schijnt niet meer zijn zonnige kleur, maar verdwijnt achter een zonsverduistering. Je word er steeds aan herinnerd, je denkt er steeds aan. Je kunt het niet mee leven..''

''Diep,'' zei Jenn zachtjes.

''Het is niet grappig,'' gromde Helena.

''Ik bedoelde het ook niet grappig,'' zei Jenn serieus. Ze zag dat Helen a's blik duister werd. ''Ik laat je alleen,'' zei Jenn. ''Doe wat je wilt doen.''

Ze hinkelde terug naar de hoorn. De woorden van Helena drukten tegen haar schedel aan. Ze voelde zich precies hoe Helena het beschreef, het leek alsof er een zonsverduistering over haar hart zat, haar zon, datgene dat haar in leven hield. Jenn zakte neer op een van de kisten die buiten stonden, Robijn was bezig om haar messen te slijpen met een gladde steen die ze gevonden had in de hoorn.

''Waar hadden jullie het over?'' vroeg ze nieuwsgierig.

''Wil je het weten?'' vroeg Jenn, ze keek naar de afwachtende June.

Robijn volgde haar blik, uiteindelijk schudde ze haar hoofd. ''Nee, eigenlijk niet,'' mompelde ze in excuus.

De rest van de ochtend liep zoals gewoonlijk stilletjes voorbij, Jenn probeerde haar zwaard op te poetsen, en iets te eten. Daphne en Wonder keken doelloos voor hen uit, Helena stond nog steeds naar het bos te staren, ook al zat ze bij de hoorn, Robijn leek nog steeds niet klaar te zijn met haar messen en June at zachtjes een stuk brood.

De middag brak pijnlijk aan toen Helena zei dat ze iets wilde doen. Ze liep terug naar de hoorn en ging voor hen staan met gekruiste armen.  ''We moeten terug,'' zei ze. ''De tributen komen niet vanzelf naar ons toe. En we zijn bijna bij de laatste tien..''

Wonder staarde haar aan, maar zei niets. Daphne was juist diegene die iets zei. ''ik ga niet terug,'' barstte ze uit, ''we gingen daar bijna dood-'' ze hield als gebaar haar hand uit naar haar schouder en de been van Jenn- ''en de apen hadden ons bijna vermoord als we niet zo rustig hadden gereageerd.''

Jenn voelde haar gezicht verstenen, net als die van Helena. ''Je snapt dat ik niet meer naar je woorden luister nadat je 11 hebt vermoord—je wilde eigenlijk een van ons vermoorden. Herinner je je dat nog!''

Daphne stond op, haar hoofd kookte rood aan. ''Dat ging niet—ik wilde niet dat dat gebeurde. Dat weet je!''

''Alsnog kakelde je tegen mij dat we haar moesten vermoorden..''

''Dat is—''

-'' Wij herinneren dat moment blijkbaar heel erg anders,'' Helena stapte gevaarlijk naar Daphne toe, ''want ik herinner me dat je ons allemaal bijna vermoorden, omdat je zo nodig haar moest vermoorden.''

''Het spijt me, OK!'' zei Daphne met een hese stem. ''Ik had me zelf niet onder controle..''

''Je hebt je wel vaker niet onder controle.''

Robijn stond op, ''Helena,'' fluisterde ze. ''Dit is niet het moment om—''

''BEMOEI JE ER NIET MEE, ROBIJN!'' schreeuwde Helena tegen haar.

Robijn trok haar hoofd even weg, maar liet zich niet kennen. Ze legde haar arm op Helena's bovenarm. ''Dat is niet waarom ik je naam zeg,'' legde ze rustig uit, ''en schreeuw niet zo tegen me.''

''Prima, wat wil je zeggen?''

''Volgens mij staat er iets in brand—'' Jenn volgde haar blik naar bos. Rookpluimen stegen omhoog vanachter het regenwoud vandaan, het leek inderdaad als iets in brand stond. Maar de brand zal wel net aangestoken moeten zijn, de rookpluimen waren nog niet hoog genoeg en de rook was grijzig.  Jenn stond ook op, ze viel bijna, maar Wonder hield haar overeind.

''Ik heb geen zin in grapjes, Ro—''

-'' het is geen grapje,'' zei Jenn hard. ''Kijk achter je.''

Helena draaide zich om, ze zag de rook, haar ogen werden groter... ''Iemand zet het bos in brand.. Is dat wel legaal?''

Het volgende moment maakte de beroeps zich klaar om te vertrekken, Helena, Daphne en Robijn zouden gaan. Wonder zou bij Jenn en June blijven als bescherming. De beroeps zwommen door de rivier en vertrokken het bos in. Wonder keek pijnlijk naar Jenn, Jenn liet zich zakken op de grond en trok haar handen over haar gezicht.

''Niet te geloven,'' mompelde Wonder.

''Wat is er?'' vroeg Jenn.

''Ze gaan er zo vandoor zonder te weten als iets wel goed afloopt of niet.. Niet dat we het zeker kunnen weten, maar voor mij mogen ze dat bos tot de grond afbrandden.''

Jenn probeerde te glimlachen, of te lachen. Maar haar gezicht bleef stil staan in een zielige uitdrukking. Ze zei niets, ze hoefde ook niets te zeggen. Ze hoorde dat June ging zitten op de grond, ze leunde tegen een van de boxen aan en sloot haar ogen. Dat was waar ook, June had niet geslapen de afgelopen dag, Jenn had gehoord dat haar ademhaling sneller ging dan de anderen toen ze sliepen.

Jenn deed niets, ze bleef in dezelfde positie zitten en dacht na over thuis. Ze dacht over Finn, en haar moeder. Ze dacht aan Robijn, en aan Medea. Ze dacht zelfs over Cory en Charon. Hoe zouden ze zich nu voelen? Zal haar moeder nu naar haar aan kijken zijn? Of zal ze de televisie voor altijd uit het raam hebben gegooid? Ze had haar gezien toen ze bijna dood ging, ze had gezien hoe haar eigen dochter in de spelen vastzat waardoor haar moeder zoveel kwijt was geraakt. Finn zal haar dwingen om te kijken, hij zal het niet zeggen, maar haar moeder zal voelen dat Finnick het liefst wilde kijken naar de spelen. Hij wilde zien hoe het met zijn zusje ging, hij wilde zien hoe ze dood zal gaan.

De beroeps zouden nu al achter het oerwoud moeten zijn, dacht Jenn rond tegen de middag. Haar gedachten werden beantwoord door een schreeuw. Jenn stopte met ademen, haar hoofd stopte met werken. Ze herkende de schreeuw, ze herkende de klank, ze wist wie schreeuwde. Ze wist wie  uit ondragelijke pijn schreeuwde.

Robijn.

Wonder hoorde het ook, net als June. Ze stonden op als geschrokken stokstaartjes. Jenn kwam omhoog, ze steunde op een box en haar buik trok samen. Robijn was gewond, iemand deed Robijn pijn, iemand had de beroeps weer in de val getrokken. Het was een val, net als de 74e hongerspelen.. Het was een val, en de tributen zouden dicht in de buurt zijn. Jenn pakte haar zwaard, Wonder zag het. Ze rukte het zwaard uit Jenns vingers.

''Je gaat niet,'' zei ze stug, haar gezicht zag er woedend, maar ook bang uit. ''Ik heb aan Helena beloofd om je veilig te houden.''

Daphne luisterde niet, maar Wonder wel. Dat was hun verschil, dat was de eigenschap dat hun verschillend maakte, maar ook weer hetzelfde. Wonder was hetzelfde als Daphne, maar Wonder luisterde, Wonder hield zich aan de afspraken.

''Robijn—'' piepte Jenn. ''Ik moet gaan.''

''Doe. Niet. Zo. Stom.'' Wonder klemde haar vingers om Jenns pols, June liep zachtjes naar de ingang van de hoorn, Wonder had niets door. Wonders vingers drukten zo hard, dat Jenn voelde hoe haar botten begonnen te kraken. De stekende pijn trok door haar arm, zoals beton iets vast zet.

''Laat me los,'' zei Jennifer furieus, slijmspetters belandden op Wonders gezicht. Jenns gezicht stond nu op woede, ze voelde zich ook woedend. Ze kon Wonder wel vermoorden.

Wonders grip verslapte, June sloeg haar met het lemmet van Jenns zwaard tegen haar hoofd. Zelf had ze een mes vast, ze gaf Jenn haar zwaard en knikte. Wonder viel bijna op de grond van de plotselinge slag, ze dook ineen en wreef met haar hand pijnlijk over haar achtergrond.

Jenn begon te rennen, haar been sleepte achter haar, maar deed geen pijn meer, hij was alleen stijf. June volgde haar op de voet. Jenn sprong in de snelstromende rivier, ze hielp June erover heen. Haar been werd soepeler en sleepte niet meer achter haar aan. Jenn voelde het water om haar lichaam slaan als een deken, June liep op haar tenen over de grond. Ze kwamen aan bij de andere kant, Jenn zag hoe Wonder bijkwam van de plotselinge slag.

Ze trok June op de kust. Water spetterde op de grond toen ze zich een weg maakte naar het bos. Jenn keek nog een keer naar achteren, Wonder waande zich een weg door het water en behaalde uiteindelijk de overkant. Ze had haar boog mee en Jenn wist van haar gezicht dat ze woedend was en niet zal terugblikken om hen te vermoorden.

Maar ze haalde het bos niet.

Iets vloog tegen Jenns hoofd aan, het deed zo'n pijn en het veroorzaakte zo'n harde tegenwaarde  klap dat Jenn tegen de grond vloog. Ze voelde aan haar achterhoofd, bloed sprong tegen haar vingers, haar hand viel op de grond en even kon ze zich niet bewegen. June zakte naast haar neer.

''Jenn,'' fluisterde ze zachtjes. ''Sta op, sta op!'' Elke keer als ze ''sta op'' riep klonk het meer angstig en haastig dan de eerste. Jenn probeerde al haar kracht bij elkaar te rapen om op te staan, maar haar hoofdpijn bracht een misselijkheid golf met zich mee en plantte haar weer tegen de grond aan. Er sprongen tranen in Jenns ogen toen June haar optilden. Ze sloeg Jenns arm om haar schouder en trok haar van de grond.

Jenn was te zwaar voor June en al snel vielen ze beiden op de grond. Ze hoorde voetstappen, Wonder trok Jenn weg van June. Ze pakte June bij haar nekvel en trok haar weg van Jenn. Jenn zag het in haar troebele ooghoek. Ze moedigde haarzelf aan om op te staan, haar benen wiebelden en bloed druppelde over haar nek.

Ze stond eindelijk rechtop, haar ogen vonden die van Wonder. Ze keek naar het bos, het lag twee meter van hen vandaan en in de schaduwen bewoog iets. Jenn onderscheidde het pak van de tributen, maar ze zag de persoon niet.

Ze draaide zich naar Wonder, haar hand stook kalmerend haar kant op. ''Rustig, alsjeblieft,'' zei Jenn. ''Ik kom al terug..'' Wonder greep June alleen maar harder vast, Jenn voelde paniek in haar lichaam ontsnappen... ''Doe haar geen pijn, alsjeblieft.'' Haar stem klonk zwak, zwarte plekken vlogen voor haar ogen. June piepte. ''Laat haar los, ik kom terug—ok? Ik luister naar je, alsjeblieft—''

June dacht er anders over, ze trapte Wonder tegen haar schenen. Wonder blies haar pijn uit, ze verloor wel haar kracht over June. June wilde wegrennen, naar Jenn. Jenn wilde iets doen, maar ze viel bijna weer op de grond. Wonder greep June aan haar haren naar achteren, ze futselde het mes uit haar zak, en stak het in haar buik.

June hapte naar adem, Wonder liet haar los, het mes guste uit June en het dertienjarige meisje viel op de grond. Jenn rende zwakjes naar Wonder toe, ze wilde haar zwaard pakken. Voordat ze iets kon doen viel Wonder ook op de grond, een kanonschot ging af. Jenn zag dat er een klein mes door haar keel scheen, Wonders ogen hadden een rare glans. Ze was dood.

Jenn wankelde terug, ze zakte op de grond naast het bloedende lichaam van June. Het meisje keek bang naar Jenn, ze was bang dat Jenn haar iets aan zou doen. Jenn huilde niet, de tranen die ze eerder had van de pijn waren weg.

''Hey. Hey,'' fluisterde Jenn, ze legde haar hand onder June's hoofd, met haar andere hand probeerde ze de steekwond dicht te houden, bloed gleed door haar koude vingers.

Jenn keek op toen ze de vier tonige toon hoorde. Haar moeder had haar altijd geleerd hoe je piano moest spelen, ze had haar geleerd om tonen te herkennen, het was de reden dat ze zo goed kon zingen. Het was de reden waarom ze deze toon herkende. Het was de tonen van de spotgaai, de tweede toon was hoger dan de eerste, de derde een halve toon lager dan de tweede, en de vierde was meer dan twee tonen lager.

Het werd door Katniss Everdeen gefloten in de eerste hongerspelen, toen ze samen met haar bondgenoot afsprak om de beroeps eten op te blazen. Het was ongeveer een zelfde situatie. Katniss Everdeen 's bondgenoot ging dood, net als die van Jenn. Maar nog steeds waren ze van twee verschillende teams, Jenn hoorde bij de slechte kant en Katniss Everdeen hoorde bij de goede kant.

Jenn vormde haar lippen tot een o vorm, ze floot de vier tonen na, ten teken dat de tribuut tevoorschijn mocht komen. District 6 kwam met een hard gezicht vanuit een van de bomen vandaan, haar ogen waren donker, haar rode haar zag er nat uit en haar hele lichaamsuitdrukking stond moe.

Jenn keek naar June, haar ogen lagen half dicht, uit haar mond hoestte ze een beetje bloed. ''Wat kom je doen?'' vroeg Jenn na een tijdje, district 6 stond nu naast haar, haar speer in haar handen, maar ze stond niet—dreigend, ze stond er als een vriend.

''Vind je het erg als ik 1's boog pak?'' vroeg ze. Jenn volgde haar blik naar de dode Wonder en haar boog. Eigenlijk had ze zelf graag verlangd naar een boog, maar ze zag dat 6 haar zal sparen.

''Ok,'' zei Jenn uiteindelijk. ''Pak hem maar.''

'''Dank je,'' bedankte 6 haar. Ze liep naar Wonder, ze trok het mes uit haar keel en trok de boog en de pijlenkoker van haar schouders af.

''Je moet winnen,'' fluisterde June zachtjes. Jenn keek haar niet begrijpend aan, ze voelde alleen het bloed op haar vinger. June bedacht zich iets anders na een tijdje, iets dat haar een goed vaarwel kon geven. ''Kun- kun je z-zingen?''

Jenn keek naar June, haar lippen vielen op elkaar nadat ze de zin af had gemaakt. Jenn keek naar 6, hun ogen ontmoetten elkaar met medelijden, maar in 6 haar ogen stond ook afwezigheid, alsof ze na probeerde te denken.

''Ga je gang,'' mompelde 6 na een tijdje.

Jenn opende haar mond, ze keek naar June en begon te zingen: ''onder de wilg, diep in het weiland. Is het gras je kussen, je warme ledikant. Vlei je hoofd neer en doe je ogen maar dicht. Als je ze opent, is alles weer licht.''

District 6 knielde naast haar neer, ze ontvlocht de vingers van Jenn van de wond en legde haar eigen hand erop. Jenn wist even niet wat ze met haar vrije hand moest doen, maar ze bewoog haar lichaam naar June's hoofd en plaatste haar hoofd op haar schoot.

''Hier is het veilig, hier is het zacht. Hier houden de madeliefjes de wacht. Hier komen je zoete dromen uit met de morgendauw. Hier is de plek waar ik van je hou.''

Jenn haalde diep adem, ze stond nu op de verg van tranen. Dit liedje zong haar moeder altijd als ze niet in slaap kon vallen, en Finn herhaalde het vaker wanneer ze samen in het weiland achter hun huis lagen, hij zal het zingen voor de grap, om haar te plagen, om haar te zien lachen. En nu zong ze het als een lied voor vaarwel.

''Diep in het weiland, ver hiervandaan. Een balderdeken onder de stralende maan. Vergeet je zorgen, laat je ellende gaan. Straks breekt een nieuwe dag voor je aan. Hier is het veilig, hier is het zacht. Hier houden de madeliefjes de wacht. Hier komen je zoete dromen uit met de morgendauw—hier is de plek waar ik van je—''

Het geluid van een kanon verspreidde zich door de arena. June was dood, Jenn begon te huilen. Alweer. Alweer vond ze haarzelf zwak, ze huilde om een kind die ze nog maar een dag kende, maar al snel als haar eigen dochter beschouwde. Nee, ze huilde omdat ze weer iemand dood zag gaan en naar huis wilde.

6 liet haar handen wegvaren van de wond, ze trok Jenn zachtjes weg van het lichaam. Ze maakte June's haar netjes, ze vouwde haar handen bij elkaar op haar wond die stopte met bloedden. ''We kunnen niets meer doen,'' zei ze toen ze Jenn overeind hielp. ''ik zal het verzorgen als ik jou was.'' Jenn voelde aan haar achterhoofd, ze wist nog steeds niet wat haar geraakt het. District 6 zag het. ''Het was een—een pijl,'' vertrouwde ze haar toe. ''Het is meer een schuifwond dan een echt gat, anders zal je nu al dood zijn.''

''Bedankt,'' knikte Jenn.

''Waarvoor?'' vroeg 6, ze stapte een stap weg van Jenn.

''Dat je me niet vermoorden..''

..'' Als ik iemand vermoord die ik mocht zal ik te ver gaan,'' zuchtte 6. Ze glimlachte en begon van Jenn weg te lopen, ze gooide de boog om haar schouder. ''Zoek je vrienden maar,'' zei ze nog. ''Ik weet niet hoe ze ervan af zijn gekomen.''

Jenn verstopte zich in het bos toen de hovercraft langs kwam, ze wilde niet zien hoe June opgehaald werd. Ze liep het bos meteen in, op zoek naar Robijn, Helena en Daphne.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro