
28
Robijn droeg Jenn weer toen ze maar de Hoorn liepen, June liep voor hen, en voor June Daphne en Helena. Helena protesteerde niet tegen de toevoeging aan de beroeps, ook niet als het een dertienjarige meisje was, Jenn wist dat Helena niemand wilde tegenspreken na de aanval en ze wist ook dat Jenn geprotesteerd had als ze June wilde doden.
June zei niets door de hele trip, voor iedereen hoefden het niet en June wist het. De aanval op de beroeps was een deuk in hun zelfverzekerdheid. Jenn wist nog niet eens als June het wel had gezien, maar gezien dat ze hen had achtervolgt leek het haar niet anders. Ze verlieten het loofbos. Jenn werd haar erg bewust van de aanwezigheid van Robijn. Niet dat ze het erg vond, maar nadat ze zoveel had gehuild wist ze niet meer als ze haar nog wel in haar ogen kon aankijken, net zoals die van de rest van de beroeps.
Robijn zei er niets over, ze had haar lippen op elkaar gedrukt en keek mijn gepijnigde ogen naar de rug van June. Jenn keek weg van haar gezicht en focuste haar blik op de voorste beroeps, Daphne liep nog steeds met haar hand over haar schouder, Helena liep een beetje voor over gebogen, ze zag er moe uit.
Ze liepen door het groene veld, Jenn voelde haar been soms blijven steken en haar gezicht verbleekte van de pijn. Robijn keek haar bang aan, maar zei niets, ze wilde niet te overdreven over komen. En Jenn wist: hoe sneller ze bij de hoorn waren, te sneller de dag voorbij zou zijn.
Het regenwoud gaf weer een van de beklemmende gevoelen met zich zoals altijd. De vage herinneringen van Jenns weg door het bos toen ze gewond was raakte haar hard en ze voelde haar been weer pijn doen. Sommige vliegjes knalde tegen het verband af, ze roken de geur van bloed.
De beroeps waren zo moe en ingedoken dat Helena pauze hield toen ze midden in het bos waren... Ze keek in haar waterfles en liet hem moe langs haar zijde hangen. ''We hebben water nodig,'' zuchtte ze. ''We moeten onze flessen bij vullen.''
''We kunnen ook zonder—'' stelde Daphne voor, maar ze werd afgekapt door Helena.
-'' We hebben nu water nodig, anders drogen we uit,'' ze keek naar de rest van de beroeps en June, ''hup-hup,'' stimuleerde ze, ''ga water zoeken.''
Robijn, Jenn en June liepen samen van het pad af, Jenn wilde dat Robijn er los liet, want ze kon zelf lopen, maar Robijn liet het niet toe. June liep stilletjes achter hen aan met een schuldig gezicht. Daphne en Helena gingen samen ook opzoek, omdat Helena Daphne nog steeds niet vertrouwde.
Robijn liet een kreet horen toen ze water had gevonden, het was een klein beekje, het stroomde richting de hoorn. Het beekjes ondergrond was van zand, maar er zwommen wel kleine visjes in, ten teken dat het water niet giftig was. Jenn trok zich uit Robijns armen en strompelde met een verbeten gezicht naar het water. Ze had inderdaad niet normaal dorst, ze zakte neer voor het water, maakte uit haar handen een kommetje, liet het vol lopen met water en dronk. June zakte ook naast haar neer, en volgde haar voorbeeld.
Robijn ging weg om de andere te halen en ze kwamen snel terug. De beroeps verzamelden zich rond het beekje, Daphne sprong erover heen en dronk aan de andere kant. Helena vulde haar waterfles, terwijl ze dronk vlogen er waterspetters naast haar mond. Het was dat moment dat June eindelijk ging praten.
''Hoe weten we eigenlijk dat het water niet vergiftigd is?''
De beroeps vielen stil, water viel stilletjes over Robijn mondhoeken, Daphne stopte abrupt met drinken. Maar Helena was de enige die kalm bleef. ''Er zwemmen vissen in,'' zei ze. ''Dan is het niet vergift.''
''Ik heb gehoord dat beroeps ooit dachten dat water niet giftig was omdat er vissen in zwommen, maar het bleek wel giftig te zijn omdat de spelmakers de vissen zo hadden geprogrammeerd dat ze tegen het gif konden.''
Nu was Helena stil, ''maar het was is niet giftig,'' zei ze overtuigend. ''Anders zouden we nu al dood zijn..'' de rest van de beroeps keken niet echt overtuigend, en Jenn leek ook haar twijfels te hebben.. ''En, trouwens, dat deden ze omdat er niet meer gemoord werd, wat we wel net hebben gedaan. Ze zouden ons niet allemaal in een keer uitschakelen.'' Ze glimlachte onschuldig, June trok haar ogen samen en knikte. Ze ging weer drinken.
De rest van het half uur bevonden Robijn en Daphne zich bij een boom, Daphne klaagde dat ze zich niet goed voelde en Robijn probeerde haar wond beter te verbinden. June keek leeg voor haar uit, Jenn voelde met haar vingers over haar wond en dacht over haar daden en Helena zat in kleermakerszit te denken.
Jenn dacht weer over haar moord en hoe gevoelloos ze het had gedaan. Maar ze had het gedaan voor Robijn, als ze het niet had gedaan zal Robijn nu dood zijn, en ze wist dat ze dat niet kon handelen. Eerst Medea, nu Robijn, ze zal kapot zijn. Maar ze vond het erger dat ze gehuild had en dat Robijn haar had moeten troosten als een klein kind. Ze was laf geweest.
''Jenn.'' Helena's stem klonk waarschuwend. ''June. Schrik niet, mutanten.''
Jenn keek rustig op, ze zag wat Helena bedoelde. Reusachtige apen staarden hen aan uit de struiken, sommige zaten op de takken boven hen, anderen keken nieuwsgierig naar hen vanuit het pad. June deed niets, ze schrok niet, maar klauterde rustig naar Jenn toe. Helena pakte haar speer, Jenn trok haar zwaard uit haar holster. Ze stond op, June volgde, ze deden het allemaal heel langzaam, Helena sloop naar hen toe.
Jenn keek naar Robijn en Daphne, Robijn was stilletjes bezig om Daphne' s verband te verwisselen en was gelukkig bijna klaar. Maar een van de apen keek vanuit de struiken naar hen en kwam steeds dichterbij. Jenn probeerde haar visie door het bos te laten glijden, de hoorn was dicht bij, als ze hard renden konden ze het halen, maar verschillende van hen waren gewond, zoals Jenn.
''Robijn, Daphne,'' zei Jenn, haar stem klonk ruw en bang. ''Lopen jullie even rustig hierna toe.''
Robijn keek op, te snel, de beweging zette de apen in actie. De mutant dichtbij de overgebleven twee gromden in haar gezicht. Robijn knoopte het verband van Daphne mega snel vast, ze trok Daphne langzaam omhoog en ze liepen met hun rug naar Jenn, Helena en June toe naar hen toe. De mutanten maakten hen weg steeds meer dichterbij, ze gromde meer en bliezen hun neusgeur naar hen toe.
''We moeten naar het pad,'' fluisterde Helena. Maar het pad was versperd door de mutanten. ''We moeten niet naar het pad, maar naar de hoorn,'' vervolgde ze.
''Hoe wil je dat doen?'' fluisterde Robijn zachtjes, ze pakte haar messen en hield ze klaar. Daphne 's stijve arm greep naar haar zwaard.
Helena keek naar de versperring van mutanten, ''we moeten ons een weg erdoorheen vechten.'' Haar woorden zetten de apen in aanval.
Voordat een aap June kon vastgrijpen hakte Jenn op hem in, Robijn gaf June een van haar messen om zich te verdedigen. June pakte het vast alsof ze er kennis in had. De apen kwamen steeds dichterbij, sommige vielen aan, maar Daphne en Helena als voorlinie staken ze net op tijd neer. Een aap greep Robijn bij haar schouders en duwde haar de beek in, Robijn stak het net op tijd neer, anders zou haar hoofd opgereten zijn geworden.
Jenn stond met een arm voor June en de andere stak ze naar de mutanten uit. Een aap sprong op Daphne, Daphne gooide haar zwaard ervoor en trok de mutant tegen de grond. Jenn stak een van de mutanten neer die door de eerste linie vielen. Robijn hakte heen en weer, je zou denken dat het eruit zag alsof ze niet wist wat ze aan doen was, maar het was juist het tegenovergestelde. Jenn zocht haar ogen af naar een weg om hieruit te komen, ze zag er eentje, door de bomen kon ze door hoorn zien.
Ze werd tegen de grond geduwd, in de beek. De mutant zijn scherpe tanden grepen naar haar gezicht, Jenn duwde haar zwaard ervoor als bescherming, ze probeerde hem van haar af te duwen, maar het lukte niet. De mutant had haar in zo'n positie dat ze niets uit kon halen. Water overstroomde haar gezicht, haar been begon meer pijn te doen.
Robijn stak de mutant in zijn borst, ze duwde de aap van Jenn af en hielp haar overeind, de beroeps hadden hun weg door de linie van de apen gevochten en ze konden wegrennen. Naar de hoorn. ''Ren!'' zei Robijn buiten adem. ''Neem June met je mee. We komen achter jullie aan.''
Jenn greep June bij haar schouder en trok haar mee door de bomen, sommige apen volgden hen, andere bleven achter bij de anderen beroeps. Daphne rende ook achter Jenn en June aan bij orders van Helena en Robijn en snel vervolgde de overgebleven zich bij de rest nadat ze de apen tegen hadden gehouden.
June en Jenn renden door het bos, Jenn hoorde June' s ademhaling zwaarder worden en ze begon langzamer te rennen. Jenn trok haar hardhandig door. De mutanten achtervolgden hen, maar waren afgezwakt, Robijn en Helena als achterhoede hielden hen tegen.
Jenn had nooit gedacht dat ze zo snel de hoorn bereikte, of het stuk voor de hoorn, ze moesten nog wel door het snelstromende water. Ze renden naar de ronde rivier, Wonder zag hen aankomen. Jenn twijfelde als ze wel door de rivier moest klauteren, ze kon de rest niet zo achterlaten, en alweer voelde ze zich laf. Ze gaf June de orders om door het water te waden en Wonder te vertellen wat er aan de hand was. Jenn draaide zich om toen June door het water zwom. ''KOM OP!'' hoorde ze Helena schreeuwen. ''GA NAAR DE HOORN!''
Maar Jenn luisterde niet, ze renden naar hen toe, haar been trok achter haar aan. De apen, Helena, Daphne en Robijn bereikte de rand van het bos, de apen vlogen uit het bos. Jenn viel een van hen aan, de rest volgde haar voorbeeld en vochten hun weg terug naar de hoorn.
Helena hield ze tegen toen ze over de rivier zwommen, maar de mutanten hadden geen zin in water en wachtten aan de kant van het water, om later te zien dat het geen zin meer had en terug te keren naar het bos.
Wonder kwam aanrennen, June achter haar aan, ''is er iemand gewond?'' vroeg ze aan de hijgende beroeps.
Helena legde alles aan Wonder uit, van de aanval tot de mutanten. Wonder keek Jenn even ongelofelijk aan, daarna Robijn en toen naar June. Ze knikte, ''laten we terug gaan naar de hoorn—'' Jenn zag dat de zon bijna omlaag ging—''dan kunnen jullie uitrustten.''
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro