2
Ze wist waarom de mensen in de Dam haar soms vragend aankeken, wat deed zo'n jong meisje op een illegale markt? Celene vond dat antwoord makkelijk. ze moest ergens haar vangsten verkopen.
De Dam was rumoerig en druk, de inwoners van district 6 verkochten spullen die niet prijzig waren en hoog op de afzetmarkt stonden. Zo ook de eekhoorns en herten die Celene ving.
Ze duwde zich door twee pratende mensen door, ze verontschuldigde zichzelf niet, in plaats daarvan keurde ze hen geen blik waardig.
Ze legde het dode hert van haar schouder op de toonbank van de oudere vrouw, zij keek haar met grote ogen aan. Waarschijnlijk vanwege de vangst.
''Hoeveel wil je ervoor?'' vroeg de vrouw nieuwsgierig.
''Drie flessen,'' antwoordde Celene koeltjes.
In het voorhoofd van de vrouw ontstond een frons, ''drie?'' vroeg ze. ''Is drie niet te-''
''Nee,'' weerde Celene tegen, ''drie is precies goed.''
Maar de vrouw leek er niet genoeg mee te hebben, ze schoof het hert een stukje naar Celene's kant. ''Ik ben bang dat ik je het niet kan geven,'' zei ze zachtjes. ''Je lijkt me nog geen achttien.''
Dit was een van de dingen die Celene haatte, inderdaad, ze was niet achttien jaar, maar ze had wel een reden om de drank te kopen. Altijd zeurden de mensen over haar redenen, en ze werd er niet goed van. maar er was altijd een manier om ze over te halen.
Ze leunde naar voren en schoof het hert meer op de toonbank van het kraampje. ''En wat zal je ervan vinden als je werd opgepakt wegens illegaal verkoop.'' Ze keek de vrouw recht in haar ogen.
Iets in de ogen van de verkoopster leek te veranderen, eerst was het zelfvertrouwen geweest en nu veranderden het in angst. ''Prima,'' zei de vrouw, ''drie flessen komen eraan.''
Ze pakte het hert van de toonbank en legde het in een van de houten kisten achter haar. Uit een andere kist haalde ze drie doorzichtige flessen, met wit spul erin. Ze legde het op de toonbank, ''nog twee-'' zei ze tegen het zestienjarige meisje.
Celene haalde uit haar zak twee munten, ze legde het op de toonbank en pakte de drie flessen met een hand. Ze stopte ze in haar jagerstas, ze zaten er nu samen met de eekhoorns en de haas. ''Heel erg bedankt,'' zei ze met een niet gemeende glimlach.
Ze maakte zich een weg van de kraam vandaan, in haar hoofd vinkte ze haar boodschappenlijstje af. De volgende stop was aan de andere kant van de Dam, het lag verscholen tussen de andere kraampjes en je zal het niet snel vinden.
Ze wilde net iemand aan de kant duwen toen ze werd tegen gehouden, eerst begaf angst haar, maar toen ze zag wie het was voelde ze alleen opluchting en ongeduld.
Het meisje met de blonde krullen keek haar luchtig aan, ze was jonger dan haar, minstens vier jaar. Haar ogen waren hemels blauw en er stond een zuinige lach op haar lippen. Naïef en jong, dacht Celene, waarom zou ze hier zijn en haar tegen houden?
Want het feit was dat ze dit meisje nog nooit had gezien, niet tijdens de boetes, niet tijdens schoolpauzes, nog nooit in de Dam. Ze was alleen blij dat het geen vredesbewakers waren, die vaker hier rondhingen.
''Hallo,'' zei het meisje, nog steeds met die zuinige glimlach. ''Ik zag dat je mevrouw Protser een hert kon verkopen, hoe deed je dat?'' het was een eerlijke vraag, iets dat Celene's ruggengraat uit haar lichaam liet schieten.
''Ehm-'' begon ze ongemakkelijk- ''ze houdt van hert,'' het klonk meer een vraag dan een eigenlijke conclusie. Ze kon zich wel voor de kop slaan, ze kon niet zo goed kinderen jonger dan haar uitkafferen, dat kon ze niet doen, het was iets dat verkeerd voelde.
''Denk je ook dat ze van roodvinkjes houdt?'' vroeg het meisje onschuldig, de glimmende lichtjes in haar ogen begonnen te doven.
''Waarom?'' vroeg Celene.
''Ik heb er een paar geschoten,'' legde het meisje uit, ''het zijn goede volgens mijn moeder, vers en sappig, maar ik heb ze niet wetente verkopen. Toen ik zag dat het jouw wel lukte-'' onder sommige van haar woorden tilde ze haar jagerstas omhoog.
''Mevrouw Protser ruilt graag al het vlees dat ze tegen komt, je zit veilig,'' verzekerde Celene haar.
''Bedankt,'' het meisje draaide zich om en wilde weglopen- in Celene's maag trok iets nieuwsgierigs.
-''hoe heb je hem geschoten?'' vroeg ze. Het was een eerlijke vraag, het meisje was zo klein en zo dun dat ze nooit een boog onder controle kon houden, ze had het met een ander wapen moeten doen. Maar Celene kwam nu niet op een andere schietwapen dan een boog.
Het meisje draaide zich om, ''een slinger,'' zei ze met een bredere glimlach nu.
''Aha,'' mompelde Celene. Het meisje liep nu echt weg, naar mevrouw Protser.
Celene draaide zich om en maakte haar weg naar het uiterste hoekje van de grote schuur. De kraampjes stonden hier dichter op elkaar en het was hard te vertellen welke bij elkaar hoorden en welke alleen stonden. Maar ze wist wie ze moest hebben.
Ze stopte voor een kraampje, dat was versiert met doffe sjaals en kettingen met kralen. De man, die er achter stond was zo bleek als een wit tekenblaadje, onder zijn zwarte ogen stonden wallen van district 6 naar het Capitool. Zijn haar was vet en zijn kleren stonken.
''Celene!'' schreeuwde hij lomp naar haar. Celene knikte alleen even kort, en kwam meteen ter zaken. Ze haalde uit haar jagerstas de vier eekhoorns en een fles, ze legde ze op de toonbank-
-''Zoals beloofd,'' sprak ze tegen de lompe man, ''vier voor vijf pakken.''
De man keek er naar en haalde zijn schouders op. ''Weet je dat zeker Celene?'' vroeg hij met zijn ogen half dicht. ''Was het niet vijf eekhoorns?''
''Het waren vier eekhoorns en een fles drank-'' zei ze boos tegen hem.
''O,'' zei de man verbaasd, ''ik dacht geen drank- maar ok-'' hij pakte de fles en de eekhoorns en verborg het onder zijn kraampje. Hij leunde op zijn toonbank en keek Celene loom aan.
''De morfine!'' sprak ze wat luider tegen hem.
''O ja,'' de man bukte zich weer en legde vijf kleine flesjes op de toonbank- ''heb je naalden?''
''Ze hebben naalden,'' antwoordde Celene. Ze griste de flessen van de toonbank en stopte ze in haar jagerstas, er zaten nu alleen nog twee grote flessen, vijf kleine flessen en een haas in haar tas.
Ze zorgde ervoor dat niemand in de buurt kon komen van haar tas en haarzelf en duwde zich een weg door de massa mensen, de ochtendlucht verwelkomde haar vriendelijk.
Celene hield van de buitenlucht, het had altijd een frisse geur bij zich, het was een geur die haar lokte om naar buiten te gaan, om te gaan jagen. Maar daarom jaagde ze niet, ze jaagde voor haar klanten.
De winnaarswijk lag niet ver van de Dam vandaan, je hoefde alleen een weg te maken van het armoedige deel van district 6. De winnaarswijk lag zo dat de arme mensen uit haar district de rijkdom van de winnaars goed konden zien. Ze wist zeker dat het Capitool ze daar heeft gebouwd om het de armen in te wrijven dat ze nooit zo rijk konden zijn.
Na de revolutie waren de bevolkingsaantallen flink geminderd in district 6, het was het enige district waarin de meeste rebellen waren vermoord, en de meeste mensen bang waren om nog meer kinderen te krijgen dan twee.
Celene negeerde haar huis en de mensen in de wijk en liep meteen door naar de poort van de winnaarswijk. Er was niemand buiten, ook al was het mooi weer, de winnaars van district 6 waren niet echt buitenmensen.
Het eerste wat ze deed was om bij nummer een aan te bellen, de deur werd na een grote val partij van binnenuit open gemaakt en de man in de deuropening leek op een zombie.
Celene haalde twee flesjes morfine uit haar tas en duwde het in de handen van de oude winnaar, hij knikte dankbaar naar haar en verdween weer in zijn huis. De volgende was een vrouw van middelbare leeftijd, ze had een van de eerste hongerspelen na de revolutie gewonnen.
Zij kreeg maar een flesje. De volgende was weer een man, jonger en nuchter. Hij maakte even een praatje met haar en Celene gaf hem de haas.
De volgende kreeg de rest van de morfine. En toen kwam ze aan bij het huis dat ze het meest verachtte.
Celene voelde aan de klink van de deur, ze duwde het zachtjes open en werd verwelkomt door de giftige geur van alcohol. De gang was donker, op het tapijt zaten vlekken en zelfs op de vloer.
''Haymitch!?'' riep ze naar binnen. Celene wachtte af, maar er klonk geen antwoord. Ze liep naar binnen en sloot de deur achter haar, de frisse lucht werd buiten gesloten.
Haymitch huis was vies, de rommel van eten en flessen lag overal, oude vieze kleren lagen in een wasmand op de trap en de geur werd alleen maar sterker wanneer ze meer het huis in liep.
Van de gang liep ze naar de keuken, flessen lagen op het aanrecht en heupflesjes in de gootsteen. De zestig jarige man lag op de tafel, hij knorrend geluid kwam van zijn mond vandaan, alleen kon Celene het niet zien. Zijn gezicht was onzichtbaar in de duisternis.
Ze liep aarzelend naar de man toe, ''Haymitch,'' zei ze met een luide stem. De man werd nog steeds niet wakker. ''Haymitch!'' riep ze meer. Maar de man wilde zich niet bewegen.
Celene zette haar jagerstas op een van de schone stoelen, ze pakte een lege fles van de tafel en liep naar de gootsteen. Ze zorgde ervoor dat de fles geen van de heupflesjes aanraakte, ze draaide de waterkraan open en het zuivere koude water stroomde in de stinkende fles.
Ze liep terug naar de slapende Haymitch en deed het beste wat ze kon doen. Ze schonk het koude water over zijn hoofd, Celene sprong naar achter om het botte mes te ontwijken. Uit Haymitch mond ontsnapte een kreet, hij schoot overeind en zwaaide met zijn armen overal en nergens heen.
Hij keek naar degene die hem wakker had gemaakt en haalde opgelucht adem, ''jij,'' mompelde hij overdreven.
''Ja- ik,'' zei Celene met een wenkbrauw opgetrokken.
''Wat moet je?'' vroeg Haymitch nuchter. De alcohol was dus al uit zijn lichaam verdwenen.
''Ik heb de flessen die je wilde,'' legde Celene uit, ze liep naar haar tas en haalde daar de twee flessen uit. Ze zette ze op de tafel en keek Haymitch vragend aan- ''goed?'' vroeg ze.
''Prima,'' mompelde Haymitch binnensmonds, hij liet zich weer zakken op zijn stoel- ''waar is die jongen van jou?'' vroeg hij niet meer zo nuchter.
In plaats van antwoord te geven liep Celene naar de aanrecht van de keuken, ze pakte een paar halfvolle flessen en schoot ze in een andere fles.
''Wat ben je aan het doen?'' Haymitch volgde al haar bewegingen.
''Zuinig zijn,'' antwoordde Celene, ''het is een beetje overdreven om duizend flessen in je huis te hebben die eigenlijk maar vijfhonderd kunnen zijn.''
''Je wiskunde vliegt me te boven-'' het was niet Haymitch die praatte, maar de jongen die de keuken in kwam lopen. Celene draaide zich geschrokken om.
''Zod,'' zei ze opgelucht toen ze hem zag.
Zod was een jaar ouder dan Celene, hij had zanderig blond haar, donkere bruine ogen, hij was lang en slank, maar niet minder sterk en had een knap gezicht. Hij liep naar de tafel waar Haymitch zuipend aan zat en legde het verse brood op de tafel.
De aroma van het brood was heerlijk in de giftige geur van de keuken, Haymitch haalde zijn wenkbrauwen op. ''Ik denk dat ik een déja-vu krijg,'' mompelde hij onduidelijk.
Zod viste ergens een lang bakker mes vandaan, hij begon het brood te snijden. Het werden dikke plakken en hij gooide er eentje naar Haymitch. De oude winnaars kwaliteiten waren nog scherp en hij ving het zo uit te lucht. De fles werd omgeruild met het brood.
''Wil je ook wat?'' vroeg Zod aan Celene, zijn frons in zijn voorhoofd was duidelijker dan normaal.
''Nee, bedankt,'' antwoordde ze, ''ik heb al gegeten in de Dam.''
''Duidelijk een déja-vu,'' sprak Haymitch nu duidelijker.
De twee tieners keken naar de oude winnaar, Haymitch haalde zijn schouders op en ging verder met zijn brood.
''Ok,'' zei Zod, met opgetrokken wenkbrauwen.
''Ik ga maar,'' kondigde Celene aan, ''dag.'' ze liep naast Zod en probeerde hem niet aan te kijken, dat kon ze niet nu, niet deze dag, niet om dit uur.
Zod leek haar te volgen met zijn ogen, ''veel succes,'' zei hij. Celene draaide zich om. ''Bij de boete. Moge de kansen ímmer in je voordeel zijn,'' hij glimlachte onschuldig.
''Dankjewel,'' mompelde Celene naar hem.
Ze draaide zich om en verliet het gebouw, het was tijd om haar klaar te maken voor de boete.
A/N
LANG SAAI HOOFDSTUK, SORRY DAARVOOR.. MAARE HOE VINDEN JULLIE HET VERHAAL TOT NU TOE?
GR MAGIC
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro