Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

18




Ze wist hoe ze moest rennen, ze wist hoe snel ze moest rennen en ze wist ook dat ze het ging redden. Maar iets in haar hoofd vertelde haar dat het fout ging. En met die gedachte rende ze nog harder.

Haar herinneringen vertelden haar dat ze het kon, ze ging het halen, natuurlijk ging ze het halen. Ze dacht aan al de dingen die ze als kind had gedaan. Het gaf haar moed, ze liet zich niet zomaar omlaag brengen.

Finn en haar moeder hadden haar nodig, ze rekenden op haar, ze had het hen beloofd. En ze kon geen belofte verbreken, vooral niet aan die van haar broer en van haar moeder. Alles zal goed komen als ze deze weken kon overleven.

Ja, ze zal ervoor moeten moorden. Ze wist dat het onmenselijk was en ze wist dat ze het nooit wilde doen. Maar ze kon niet anders, anders zal ze dood gaan. En ze zou voor haarzelf kiezen, niet voor de anderen. Nee, voor haarzelf. Want iedereen speelden voor zichzelf, iedereen had hun eigen plan. En ze zal niet anders zijn dan de anderen, ze zal het spel hetzelfde spelen als hen.

Ze was nu halverwege het veld, het had maar één seconde geduurd. Ze zag dat Robijn iemand neersloeg met haar speer en haar weg vervolgde naar de hoorn.

Ze voelde een druk op haar schouders, zo hard dat ze twee meter naar de zijkant vloog. Haar hoofd belandde harder dan al haar andere lichaamsdelen op de marmeren tegels. Even verspreidde er zich een grijze vlek door haar netvlies, maar het was ook zo weg. Alleen de enorme druk op haar hoofd verdween niet.

Ze krabbelde overeind, maar iemand hield haar tegen. Het zeventienjarige meisje van 11 kwam in beeld, lichtdonkere huid, bruine korte haren, hazel kleurige ogen. Ze had een mes vast. Jenns ogen sperden zich wijd open. De punt van het mes vloog haar kant op, ze gooide haar pols ervoor.

Een scherpe pijn vloog over haar pols en onderarm, maar het mes was wel zo uit balans geraakt dat het over het gesteende kletterde. Het meisje was verbaasd en lette niet op. Jenn duwde haar van haar lichaam en overmeesterde haar.

Ze greep naar het mes, ongeveer één meter van haar vanaf. Maar 11 trok haar terug, Jenn botste tegen haar bovenlichaam aan, ze viel op district 11. 11 duwde Jenn van haar af en kroop vliegensvlug naar het mes.

Jenn trok haar aan haar kraag naar achteren en sprong over haar heen naar het mes, ze greep het en draaide zich om naar 11. Het meisje zakte ineen, ze viel tegen Jennifers lichaam aan. Jenn trok het mes uit haar buik en liet haar op de grond vallen.

Geen medelijden.

Jenn draaide zich om en begon weer te rennen, ze had veel tijd verloren als een beroeps tijdens de vorige gebeurtenissen. Het had drie seconden geduurd, meer dan ze had gewild. Ze zag dat een paar tributen zich door het meer probeerde te wijden, Wonder stopte een van hen door een pijl door haar hoofd te schieten.

Geen medelijden.

Jenn behaalde de hoorn, Helena gooide haar een zwaard toe, ze ving hem en draaide haar om naar een van de tributen. Ze stak haar in haar rechterborst, het meisje viel om.

Daphne had een andere tribuut tegengehouden en haar neergestoken.

''Buk,'' commandeerde Helena haar. Jenn vroeg zich af waarom, maar ze bukte toch. Helena gooide haar speer over Jenn heen. Iemand achter haar vloog door de lucht op de grond.

Jenn keek naar het meisje, halflange bruine haren, haar ogen waren wijd opengesperd, mes in haar hand, speer in haar borst. Helena trok de speer zonder enig emotie uit haar borst.

Geen medelijden.

''Dank je,'' zei Jenn zonder geluid

Met die ongezegde woorden was het bloedbad voorbij. Het kanonschot ging nog een keer ter teken dat het klaar was en alles lag stil. Daarna kwamen er nog meer kanonschotten, het waren er samengeteld waren het er acht, dus er waren acht tributen dood en nog zestien waren erover. Dat was veel meer dan elke andere hongerspelen.

Jenn voelde nu pas hoe ze haar adem de hele tijd in had gehouden sinds de aanval van 11. Het idee dat ze het toch niet ging redden had ervoor gezorgd dat ze haar adem voor de rest van de tijd niet meer nodig had gehad.

Het duurde even voordat het haar doordrong. Ze had twee mensen vermoord, ze hadden dezelfde leeftijd als haar, en ze had ze zonder enig medelijden gedaan. Haar bloed had nog niet eens gekookt, ze had haarzelf onder controle gehad toen ze het deed. En alsnog had ze het gedaan.

Ze wist niet waarom het opeens zoveel pijn deed. Ze wist niet als het spijt was, of iets anders. Ze moest haar herinneren dat er mensen van haar hielden en van haar verwachtten dat ze hier uit kwam. Ze had het moeten doen, anders had het haar eigen tol gekost.

Ze had het gehaald, ze had het bloedbad overleefd. En nu was ze met de beroeps, haar vrienden. Ze zag hen als vrienden, ze hadden haar tenminste geholpen om te overleven.

''Gaat het?'' vroeg Robijn, ze was naast haar verschenen en klopte met haar hand op Jenns schouder. Jenn besefte haar dat Robijn haar bezorgde spijtige blik had gezien, en ze wist dat haar gezicht witter was dan melk.

''Ja, prima,'' antwoordde Jenn op een normale toon.

''Dat dacht ik ook,'' knikte Robijn haar toe.

Wonder kwam aangelopen, ze had haar boog in haar linkerhand, twee pijlen in de rechter. Ze zakte neer op de grond en ging liggen. Ze trok zich niets van de andere beroeps aan. Jenn vond het goed, ze had ook geen zin om met Wonder te praten op dit moment.

Daphne liep om de hoorn heen na hen toe. ''Niemand gewond?'' vroeg ze. De langwerpige snee in Jenns hand begon nu pas pijn te doen.

Ze stak haar hand op, ''ik wel.''

Daphne legde haar zwaard op het gras en zakte neer op een van de oranje tassen. ''Er is binnen vast wel-''

-''weet ik-'' onderbrak Jenn haar.

''Ik ga wel met je mee,'' Robijn en Jenn liepen de hoorn binnen.

De Hoorn des Overvloeds was eigenlijk gewoon een grote ruimte met allerlei wapens en voedingsmiddelen erin. De wapens van de trainingen hingen aan standaards, dichte dozen waren opgestapeld tegen de muren en midden in het gangpad- zodat er een soort rare gangen ontstonden.

''Kun je de dozen onderzoeken met je hand?'' vroeg Robijn bezorgd, Jenn besefte zich dat Robijn- samen met Helena, de enige waren waar ze echt om gaf, Wonder en Daphne stonden meer van haar gevoelens weg- maar ze zag hen nog wel als vrienden, verre vrienden.

''Waarschijnlijk,'' gaf Jenn toe, ''maar ik weet niet als iedereen bloed aan hun spullen wil.''

''pffff,'' blies Robijn met rollende ogen, ''wat maakt dat ons uit,'' daarna glimlachte ze.

Jenn had nog gedacht dat ze misschien een soort stof kon gebruiken om haar snee te bedekken, maar haar kleding was er niet geschikt voor. Ze probeerde zo goed mogelijk de kisten open te maken, sommige gingen ook met een hand- gelukkig.

Ze kwam eten, dekens, nog meer eten in blikken en rugzakken tegen tot Robijn iets zei; ''jassen,'' kondigde ze aan, ''hele dikke jassen.''

Ze stond in een keer naast Jenn en schoof een van de jassen voor haar neus, ''wat moet ik daar mee?'' vroeg Jenn niet begrijpend.

''Ik wilde ze gewoon laten zien,'' legde Robijn uit, ''ze zijn heel erg dik- zullen ze voor de bergen zijn?''

''Waarschijnlijk,'' antwoordde Jenn, ''er ligt wel sneeuw.''

Ze gingen verder met zoeken, Jenn kwam niets meer interessants tegen. Na twee kisten kwam Robijn weer aanlopen, maar nu met een verbandkist. ''Kom we gaan naar buiten,'' ze trok Jenn mee naar buiten.

De zon ging al onder, het gaf Jenn een raar nostalgisch gevoel. Robijn duwde haar op de grond en begon de wond schoon te maken. Het prikte, maar Jenn liet haar niet kennen, ze had deze pijn eerder gevoeld en ze zal hem nog vaker gaan voelen, geen reden dus om een pijnlijk gezicht te trekken.

Wonder, Helena en Daphne waren bezig om de tassen en de wapens naar de hoorn te slepen. Jenn keek naar hen tijdens het schoonmaken van haar wond. Robijn wikkelde het verband strak om haar pols. Ze knoopte er een tweedubbele knoop in, haar vingers bleven even staan waar ze stonden.

''Wat is dat?'' vroeg ze.

''Wat is wat?'' vroeg Jenn.

''Op je arm.''

Jenn keek naar haar schouder, door haar val moest vast de klittenband los zijn geraakt, de Spotgaai speld lag nu open en bloot voor alle ogen. ''Mijn districts aandenken-'' legde ze uit- ''een Spotgaai.''

Ze zag in Robijns ogen dat ze snapte dat ze er verder niets over moest vragen en zonder ook maar iets te vragen vouwde Robijn de mouw terug en klitte het vast. ''Alsjeblieft,'' zei ze.

Jenn voelde een rare siddering in haar lichaam toen ze dat deed. Ze stonden op en begonnen de andere te helpen met het dragen van de spullen naar de hoorn. Jenn pakte de rugzakken die het dichts bij de snelstromende rivier lagen. Ze liep naast de plateau waar Medea opstond en vroeg zich af waar ze was. Ze lag niet tussen de doden op het veld, ze moest dus nog in leven zijn.

De kleur van het meer was rood, het meisje lag er nog steeds in. Ze had waarschijnlijk al vele rondjes gezwommen in de rivier. Het gaf Jenn een raar gevoel, ze was niet bang voor bloed- dat helemaal niet. maar het gezicht van dit tafereel joeg haar angst aan. Ze wist ook niet precies wie het meisje was, of dat ze haar gekend had. Ze had rood haar, maar dat kon door het bloed komen.

Het water van de rivier waaide naar de kant van het bos en de bergen. Jenn keek naar de hemel, een hovercraft gleed naar beneden door de arena, hij stopte voor de hoorn. Een lange hengel vloog naar beneden en de grijphaak pakte het eerste lichaam op. Jenn keek hoe elk lichaam opgehaald werd, ze zette alleen een stap naar rechts toen hij het lichaam ophaalde in de rivier. Daarna verdween hij in de rode, oranje kleuren van de ondergaande zon.

Jenn liep met zoveel spullen als ze kon dragen terug naar de hoorn, ze dumpte het ergens in het achterste hoekje en ging weer naar buiten. Wonder en Daphne zorgde ervoor dat er een grote zeil opgehangen werd tussen de twee uitstekende hoorns van de Hoorn des Overvloeds

Ze bonden twee touwen vast aan het uiteinde en aan het begin, ze trokken het touw door de twee omrande ijzeren ringetjes en hesen het zeil omhoog. Nu hadden ze onderdak voor regen en beschutting.

Robijn, Helena en Jenn trokken een paar boxen naar buiten, ze moesten dienen als zitbankjes en ze zetten twee van de kisten aan de buitenkant van het zeil voor de wacht. Het werd al snel duidelijk dat Helena de taak als leider op zich nam, ze was dan ook de oudste van hen allemaal.

Ze gaf Robijn en Wonder de eerste wacht, Robijn zou aan de achterkant van de hoorn wacht lopen en Wonder zou de ingang bewaken zodat de rest zou kunnen slapen. Om de twee uur zouden ze omwisselen. Dan was Jenn en Daphne. Daarna waren Robijn en Helena. En dan Wonder en Daphne. Zo zou iedereen ongeveer evenveel slaap kunnen krijgen.

Jenn vond slaapzakken in een van de kisten in het gebouw, ze zocht vijf dikke eruit en gaf ze aan elk van haar vrienden. Het werd al snel duidelijk waarom ze de jassen nodig hadden, de nacht bracht een van koudste kou met zich mee en het was absoluut niet prettig om in te slapen. Zelfs niet met de slaapzakken konden ze zich goed warm houden. Ze trokken elk een van de dikke jassen over hun zwempak aan en ook Robijn en Wonder- de eerste wacht, verlieten hun post voor de jassen.

Jenn dacht aan de tributen zonder de jassen, en wellicht ook zonder slaapzakken. Zouden ze vuren maken, of zouden ze vannacht doodvriezen?

Helena sliep naast haar, Jenn kon haar ademhaling goed horen. Ze vroeg zich af hoe Helena hiermee omging, zou ze willen huilen? Of zou het haar niet meer uitmaken?

''Jongens,'' siste Wonder, haar woorden werden meteen vervolgd door het volkslied van Panem. Jenn, Helena en Daphne maakten zich een weg naar buiten, Helena en Jenn gingen op de enigste kist die nog buiten stond zitten en Daphne zakte naast Wonder neer.

Het volkslied van Panem toeterde door toen de vlag van Panem in de hemel verscheen, daarna kort het woord; de gevallen.

Eerst kwam het meisje van 3, 5, 7, 9, 9, 10, 10 en 11. Nadat 11 verdween stopte ook het volkslied met tetteren. Helena, Daphne en Jenn kropen weer terug beneden het zeil en probeerden te slapen tot ze wakker werden gemaakt voor de wacht.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro