
𝐈
Zenuwen gierden door haar lijf, de onzekerheid over haar afdeling maakte haar zo onzeker. Haar oudere broer had zich er nooit zoveel zorgen over gemaakt, hij zei altijd: "Geen afdeling was slecht of minder goed". Maar toen ze over de Wegisweg liep hoorde ze het anders, kinderen rondbazuinen dat je absoluut niet in die ene afdeling moest komen. Anders was je een verrader. En nu was ze bang dat ze het lot van haar voorouders volgde en net zoals hen als een verrader werd gezien.
Net als hun voorouders.
En hun voorouders.
Ze keek naar haar broer, zijn zwarte haren die reikte tot de bovenkant van zijn oor, ze zag hoe zijn donkere ogen met die zelfverzekerde blik rond keken over het platform op zoek naar zijn vrienden. Ze begreep niet hoe hij de emoties binnen in hem niet liet zien, hij was een gesloten boek. Zij een open boek- iets wat ze dan niet gemeen hadden.
Ze leek best wel op haar broer qua uiterlijk. Ze had dezelfde golvende diep donkerbruine haren, die van haar kwamen tot halverwege haar hals. Ze hadden allebei dezelfde blik in de ogen en de gelaatstrekken waren bijna uniek. Alleen hun ogen en gezichtsuitdrukking waren anders. Haar broer had alle trekjes van hun gestorven vader, terwijl zij meer op haar moeder leek.
Soms was ze blij dat ze niet op haar broer leek qua karakter, zijn karakter hing haar namelijk vaker de nek uit en ze vond het geen fijn idee dat mensen haar zo misschien ook zagen. Hij was altijd vervelend tegen hun ouders, zelfs tegen de leraren. Hij durfde tegen kinderen te zeggen dat hun kleren niet leuk waren en soms zei hij recht in hun gezichten dat hij ze stom vond. Terwijl zij al nachten wakker bleef om alleen iets te zeggen tegen de mensen om haar heen.
Ze waren erg verschillend.
Haar broer maakte bij iedereen vrienden, veel meisjes vielen voor hem. Hij was stoer en dapper, een van de redenen waarom hij in het huis van de dapperheid was geplaatst.
Zij daarentegen probeerde iedereen te mijden en zo min mogelijk ruzie te maken zodat ze niemand pijn deed. Ze was rebels, furieus en als iemand om haar mening vroeg kon ze het niet weerstaan om niet eerlijk te antwoorden. Als iemand iets gemeens tegen haar zei kon je een grote mond terug verwachten.
Thuis leefde ze een heel ander leven dan op school of in de buitenlucht. Haar thuissituatie was fijn en haar moeder weerhield haar niet van om nieuwe dingen te ontdekken. Een keer was ze met haar naar een Dreuzel Bibliotheek geweest om boeken te halen, alleen omdat ze wilde weten waarom Dreuzels in plaats van uilen en katten vaker honden als huisdier hadden. Wel de familiegeschiedenis van hun familie niet de beste was die je kon hebben en ze door de rest van de Tovenaarswereld werden buitengesloten, was ze gelukkiger met haar familie dan ze kon zijn.
Ze had haar vader nooit gekend, hij stierf toen ze nog heel jong was en de enige manier dat ze wist hoe hij eruit zag was door de foto haar moeder had neergelegd op de haardmantel. Doordat ze alleen met z'n drieën waren in het huis dat tegen het wilde bos aan lag was ze opgegroeid met de constante gezelligheid van haar broer.
Ze besefte dat ze nog nooit alleen met hem was geweest in een onbekende plek, die voor haar broer al bekend was geweest. Hij schepte er altijd over op en vertelde haar alles wat hij meemaakte op de trein en op het perron.
Perron 9 ¾ .
Haar ogen gleden over het drukke perron, tovenaarsfamilies namen afscheid van hun kinderen, er waren leerlingen die hun gewaden al hadden aangetrokken, maar sommige studenten stonden nog in hun normale kleren op het perron. Haar ogen vingen rood haar op, ze herkende hun gezichten en wist meteen dat het familie Wemel was. De Wemel familie waren bijna buren van hen en tijdens een van de kerstdagen waren ze wel eens op bezoek geweest.
Een smalle jongen met een rond brilletje maande zich een weg door de menigte, haar donkere ogen bleven even op hem gefocust, maar schoten na een paar seconden weer naar de menigte.
Ze zag uilen, katten en padden- ook een paar ratten lagen bij mensen in de handen. Ze had nog nooit zoveel dieren in een keer gezien. Het perron was bedekt met de rollende wieltjes van de koffer karretjes en de voeten van de mensen. Er kwam stoom uit de Zweinstein Express. Er zaten al kinderen in de trein, dolblij zwaaiden ze naar hun ouders.
Ze besefte zich dat de trein bijna ging vertrekken en dat ze moesten opschieten om de trein te halen. En zo te zien had haar broer zijn vrienden nog niet gespot. Ze stootte haar broer aan met haar ellenboog tegen zijn arm. Hij keek naar haar wenkbrauwen, omdat hij groter was dan haar en haar zogenaamd niet in de ogen kon kijken, hij keek expres naar haar wenkbrauwen om haar te plagen.
Ze trok zich er echter niets van aan.
'We moeten gaan,' zei ze. 'De trein vertrekt zomenteen.'
Zijn wenkbrauwen schoten omhoog en er verscheen een vastbesloten grimas over zijn gezicht. 'Laten we dan maar instappen.'
Nadat ze de hutkoffers in de trein hadden gelegd, behalve hun huisdieren liepen ze langs de coupés, kijkend of er nog een plaatsje over was. Haar broer verdween in een coupé waar hij zijn vrienden kon vinden nadat ze had gezegd dat alles ok was en dat ze zelf een plekje kon vinden.
Helaas voor haar waren ze te laat in de trein gestapt en waren de meeste coupés vol. Ze hadden gehoopt voor een coupé voor haar alleen, zo kon ze rustig nadenken over de Sorteerhoed en had ze geen last van andere kinderen.
Ze vond uiteindelijk een coupé waar al vier kinderen in zaten.
Een van de kinderen was de jongen met het ronde bril en het warrige haar, naast hem zat een jongen met donker bruine haren: Hazel herkende hem als Sirius Zwarts, de jongen waar ze van haar moeder nooit me om mocht gaan als ze op bezoek waren bij hun verre verre familie. Tegenover hem zat een meisje met rossig, bijna rood haar en een fragiele jongen met zwart haar dat tot zijn schouders kwam. Het meisje en de jongen met zwarte haren hadden als enige hun gewaden aan.
Het meisje zag haar vragend voor de coupédeur staan, maakte de deur open en zei dat ze er bij mochten komen zitten met een kleine glimlach op haar gezicht. Ze liep de coupé binnen, volgde het meisje en ging naast haar op de bank zitten bij het raam.
'Ik ben Lily Evers, prettig kennis te maken,' stelde het meisje zichzelf enthousiast voor. Ze stak haar hand naar de hare uit en ze schudde deze.
'Mijn naam is Hazel Zwarthart,' zei ze vriendelijk.
De jongen met de bril bestuurde haar en begon te praten. 'Dus jij bent van de familie Zwartharts?' vroeg hij aan Hazel.
'Ja.' Zei ze rustig.
Zonder na te denken zei de jongen: 'Hoe is het om bij een familie te horen die als verraders wordt gezien.'
'Er zijn meer families die als verraders worden gezien,' sprak Hazel hem tegen. 'Vraag het aan hen, want je krijgt van mij geen goed antwoord zonder een bloedneus.'
De jongen opende zijn mond en grinnikte. 'Ik ben James Potter,' stelde hij zich voor. 'Naar welke afdeling wil jij?'
De jongen genaamd Sirius kapte hem af. 'We vragen verraders niets,' zei hij zo hard mogelijk zodat Hazel hem kon verstaan. James trok zich er niets van aan en begon in plaats van met Hazel tegen hem te vertellen welke afdeling hij zal willen en welke afdeling Sirius wilde.
Hazel lette niet meer op hen en richtte zich naar Lily. Ze wist alleen niet als ze wel tegen haar moest praten. Toch deed ze het, het kon toch geen kwaad. 'Heb jij ook een huisdier?'
Lily lachte naar haar en schudde haar hoofd. 'Nee,' lachte ze. 'Mijn ouders begrepen me niet echt. Ik vertelde ze dat ik graag een uil wilde, maar ze schudde alleen maar hun hoofden en en keken me aan alsof ik net een circus was begonnen?'
Hazel fronste haar wenkbrauwen, tovenaars die niet van uilen hadden gehoord. Toen viel het haar in.
'Jij bent een Dreuzel- of was- of.. Je bent een M-'
'Modderbloedje,' zei ze serieus. 'Ja dat heb ik eerder gehoord, waarschijnlijk betekent het niets goeds.'
'Daar kun je verschillende meningen over hebben,' zei de jongen met zwart haar. 'Ik vind het prima hoe je bent.'
Zijn blik viel op Hazel. 'Mijn naam is trouwens Severus Sneep.'
'Fijn je te ontmoeten Severus,' zei Hazel.
'Waar staat Modderbloedje voor? Wat betekent het?' De vraag kwam onverwachts, Hazel had zich er zo op ingesteld dat Lily niets meer zou vragen, niet meer er over nadacht en er niet meer over had.
Hazel vond het zelf ook geen fijn onderwerp, elke keer als haar oude familieleden Modderbloedjes beledigden probeerde ze zich op haar gedachten te focussen.
Ze vond dat Modderbloedjes niet erger waren dan Volbloeden of Halfbloeden. Ze waren zoals alle anderen en er hoefde helemaal geen verschil gemaakt te worden. Ze snapte niet dat ze tovenaars uit Dreuzel Gezinnen niet aanvaarden, ze beledigen en zeiden dat ze niet van zuiver bloed waren.
Maar dat maakte voor Hazel niets uit.
'Het is misschien niet zo leuk om te horen,' zei ze. 'Ze zeggen het namelijk altijd om een slechte reden.'
Lily keek haar indringend aan. 'Vertel,' drong ze aan.
'Modderbloedje betekent dat je geen zuiver bloed hebt,' zei Hazel. 'Dat je uit een Dreuzel Familie komt. Tovenaars willen dat Modderbloedjes geen magie gebruiken, ze denken dat ze het niet waard zijn. '
Lily keek even vragend naar Severus en hij knikte instemmend, daarna keek ze weer naar Hazel. Haar neusgaten werden iets groter en ze stak hoogachting haar hoofd omhoog. Ze leek boos, Hazel wist niet waarom.
'Ze hadden het wel een andere naam kunnen geven,' mompelde ze met een hoge bombastische stem. 'Ik als Minister van Toverkunst zal ik persoonlijk deze naam veranderen en het reglement veranderen.'
Hazel lachte toen ze snapte dat ze de Minister van Toverkunst nadeed, hij had precies zo'n hoog stemmetje als Lily deed.
Ze lachte het uit, Severus ook. Hazel zag in haar ooghoeken James Potter naar Lily staren, waarschijnlijk omdat ze zo'n rare imitatie deed. Ze werd afgeleid door het geblaas dat uit het kattenmandje kwam, ze had het kattenmandje op de grond neergezet en daarna geen aandacht aan haar poes besteed. Nu wilde de poes er graag uit.
Hazel bukte zich en maakte het kattenluikje open, de poes vloog in haar armen. Ze krulde zich meteen op en spinde, Lily keek vol bewondering toe. Zelfs Severus bekeek het beest aandachtig.
Ze was ook heel mooi, gaf zelfs Hazel toe. Haar bruine wit gevlekte vachtje en haar lange snorharen waren allemaal in model. Ze had schattige roze voetjes onder haar pootjes en de kleine oortjes die dubbelgeklapt waren.
'Hoe heet ze?' vroeg Lily terwijl ze achter de poes haar oren krapte.
'Boterbloem,' zei ze. 'Dat had ik van een boek.'
'Een hele mooie naam,' zei Lily. 'Ze is ook zo schattig.' Ze trok een lief gezichtje en aaide Boterbloem uitbundig. Severus stak zijn arm ook had om Boterbloem te kriebelen. Hazel voelde de ogen van Sirius en James Potter in haar gezicht steken, daarna gleden ze naar Severus en dan naar Lily. Hun gepraat was ook gestopt.
De coupédeur werd opengedaan en er kwamen twee jongens in de deurpost tevoorschijn. De ene had lichtbruin haar, met groene ogen. De andere was kleiner dan de jongen en had blonde haren. Ze vroegen als ze erbij mochten zitten, iedereen stemde toe. De twee jongens gingen naast Sirius en James zitten.
De ene jongen stelde zich voor als Remus Lupin, de andere heten Peter Pippeling.
Peter gaf haar een onzekere glimlach toen hij haar zag. Ze glimlachte ongemakkelijk terug en richtte zich weer op haar kat.
De vier jongens praten met elkaar en Severus, Lily en Hazel praten met elkaar. Ze negeerden elkaar bijna, het enige contact lag tussen Sirius en Hazel, die soms oogcontact maakte door Sirius' opmerking van net en ook omdat ze zich allebei herinnerde over de taart van groot- grootmoeder Violetta.
De nauwheid met contact met elkaar verbrak toen de trein stil stond. Ze stonden nog steeds op de treinrails tussen de grasvlaktes. Door nieuwsgierigheid bewoog iedereen zich naar het raam, daar pasten ze niet met z'n zevenen, dus bleef Remus Lupin zitten waar hij zat en pakte een boek te voorschijn en begon ongestoord te lezen.
Hazel mocht hem nu al.
Remus interesseerde het niet wat er was gebeurd, zijn boek was blijkbaar veel interessanter. Maar Hazel barstte van nieuwsgierigheid en wilde kost wat kost weten wat er voor had gezorgd dat de Express stil stond.
Het was misschien wel een rare positie hoe de kinderen naar buiten keken, Hazel stond naast James, naast James stond Severus. Lily keek over Severus hoofd mee naar buiten, dat deed Peter bij James en Sirius met afstand bij Hazel.
Ze keken allemaal door het raam, ze duwden elkaar soms en mopperden omdat ze erg dicht bij elkaar stonden en het een beetje ongemakkelijk vonden.Toch bleven ze nieuwsgierig staan.
De kinderen konden niets zien, er was geen teken van iets bijzonders. Er waren alleen maar een paar koeien die in de wei stonden en de rails.
En gras.
De coupédeur werd opengemaakt en er kwam een jongen met rood haar naar binnen. De kinderen draaiden zich om, Remus Lupin keek niet op.
Het was Arthur Wemel. Hazel kende hem, hij was de zoon van hun buren. Arthur leek haar niet te herkennen of hij wilde haar niet herkennen.
'Er is niets aan de hand,' geruststelde hij de kinderen. 'De conducteur maakte per ongeluk een noodstop.' Daarna verdween hij net zo snel als hij gekomen was.
De kinderen zuchtten vanwege het niet spannende nieuws en gingen weer op de banken zitten. Boterbloem lag nu op James schoot, James Potter aaide Boterbloem. Tot grote verbazing van Hazel.
Hazel liet het maar zo, ze zouden over een half uur bij Zweinstein aankomen en het begon al schemerig te worden.
*~*~*
Er waren al paar kinderen geweest, de Sorteerhoed had steeds antwoord gegeven en de leerlingen gingen aan de tafel zitten die bij hen toebehoorde.
Door Hazels raasde de zenuwen, de angst om in Zwadderich te komen was nu groter. Nu ze op het punt stonden om echt de sorteerhoed op te krijgen.
De treinreis was gelukkig na de plotselinge stop goed gelopen, er waren geen problemen, geen rare ongemakkelijke momenten. Tijdens de hele resterende reis had Hazel naar James gekeken die haar poes aan het aaien was, ze vond het raar dat de jongen bij hen zat. Het leek alsof hij ergens over in zat of over nadacht. Ze zag zijn ogen vaker naar Lily en Severus flitsen, ze wist dat hij Severus verachtte. Ze had het hem tegen Sirius Secreetje horen zeggen. Ze snapte niet waarom, Severus was aardig, hij kon soms wel raar reageren maar hij bedoelde niets verkeerds.
Daarom was ze een beetje boos geworden op hem geworden.
Omdat James Potter Severus zo noemde bleef ze hem in de gaten houden, ze wilde niet dat hij Severus zou kwetsen of zou pesten. Tijdens de reis had ze een klein beetje haat ontwikkeld voor hem, gewoon omdat hij zo arrogant deed, Severus verrachte, en haar steeds stomme blikken toewierp als hij zag dat ze naar hem keek.
James leek het bij hun aankomst weer te zijn vergeten en was bij haar en Lily in de boot komen zitten. Rebeus Hagrid, een half reus die als taak de eerstejaars te verwelkomen.
Hagrid had gezegd dat iedereen welkom was om bij de thee te komen en Hazel wilde wel op bezoek komen. Ze had gehoord van een derdejaars dat hij een grote hond had, Muil.
Maar nu stonden ze met alle eerstejaars op het verhoging waar de leraren altijd zitten. De stekende ogen van Perkamentus staken in haar gezicht, alleen wist Hazel niet als hij wel echt naar haar keek. Als ze naar zijn richting keek, keek hij naar de Sorteerhoed.
Remus Lupin werd in Griffoendor gezet. Peter Pippeling en Lily Evers ook, Severus werd in Zwadderich gezet en ook Lucius Malfidus.
'Potter, James.'
Professor Anderling had gesproken, James en Sirius werden uit hun gelach en ondeugendheid gehaald. Van het moment dat ze weer bij elkaar kwamen hadden ze niets anders gedaan. Professor Anderling had ze vaker gewaarschuwd, maar ze bleven doorgaan.
James Potter liep met zijn borst vooruit zelfverzekerd naar de Sorteerhoed. Hij ging op de kruk zitten, de hoed viel net over zijn ogen. Het duurde misschien twintig seconden totdat de Sorteerhoed zijn oordeel over James zei.
'GRIFFOENDOR.'
Het was te verwachten.
'Zwarts, Sirius.'
Blijkbaar Sirius en Hazel waren de laatste die aan de beurt waren.
Sirius liep naar de Sorteerhoed, ging op de stoel zitten en kreeg de hoed op zijn hoofd. Hij hing net niet over zijn ogen, Hazel vond het een grappig gezicht. Maar dit binnenpretje werd meteen gedoofd toen ze weer dacht over haar afdeling.
Al hun hele leven lang had ze al een beginnende hekel aan de rest van de familie, ze waren trots dat ze in Zwadderich zaten en dat ze Modderbloedjes verachten. Ze kon niet tegen deze onverschilligheid. Net zoals haar moeder, daarom was ze ook weg gegaan en had haar kinderen zo ver mogelijk van haar familie af proberen te houden.
Het duurde even voordat de hoed antwoord gaf, de zenuwen gierden door Hazels buik.
'GRIFFOENDOR.'
Ze spreidde haar ogen wijd open. Dat was de eerste Zwarts die niet in Zwadderich terecht kwam. Sirius grinnikte, gooide de hoed bijna op de stoel en liep naar de Griffoender tafel. Er heerste een pijnlijke stilte tot Sirius bij de tafel aankwam en ontvangen werd door applaus en schuddende handen.
Nu was het de buurt van Hazel.
Hazel voelde dat haar iemand aan staarde, het was niet Perkamentus of zoals ze verwachtte haar broer. Het kwam van de Griffoendor tafel.
Het was Remus Lupin.
Ze merkte meteen dat er iets met hem was.
Hij keek haar doordringend aan, ze voelde haar wangen rood worden toen hun ogen elkaar ontmoeten. Er was geen sprankeltje vriendelijkheid te vinden in zijn ogen, zelfs niet respect.
'Zwarthart, Hazel.'
Ze liep stijf naar de stoel, het leek net een zwart gat waar ze niet naar toe wilde, dat ze het liefst wilde mijden, niet eens wilde aankijken. Ze keek achterom en zag hoe haar broer haar zachtjes aanmoedigde vanuit de Griffoendor tafel.
Ze ging op de stoel zitten, de hoed werd over haar ogen geschoven en ze zag alleen de donkere zwarte voering.
''Zo- zo,'' zei een stem in haar oor. Het was de hoed, de hoed praatte tegen haar. Ze vond het raar, erg raar. ''Hazel Zwarts, dochter van twee Zwadderaars. Je broer zit in Griffoendor net zoals je nieuwe vrienden. Maar wat zou jij graag willen.''
Griffoendor.
''Aha, Griffoendor. Mmm, ik betwijfel het, er zit veel Zwadderich Bloed in je.''
Nee niet Zwadderich!
'GRIFFOENDOR.'
De blijdschap die ze toen voelde was overweldigend, dit wilde ze, hier wilde ze zijn, bij Griffoendor, in Zweinstein, bij de mensen die ze aardig vond.
Ze wilde de hoed afzetten, maar de hoed begon weer te praten: ''Vergeet niet om op hem te letten.''
Daarna kon ze hem afzetten, ze rende naar de Griffoendor tafel en ging naast Lily zitten.
'Je zit ook in Griffoendor.' zei ze enthousiast. 'Dat is zo gaaf!'
'Ja, ik ben ook blij!'
Met haar laatste woorden en Perkamentus woorden begon het diner. Ze had nog nooit zoiets magisch gezien, eerst waren de enorme schalen leeg. Binnen een seconde lag het weer vol met eten. Iedereen schepte op, er was veel eten. Je had gepofte aardappelen, verschillende groenten, pepermuntjes, salades, gebakjes en zelfs friet en frikandellen.
Hazel schepte haar hele bord vol, ze had niets gegeten, wel Chocokikkers, maar dat vulde de maag niet.
Ze wilde net wat bonen opscheppen toen ze weer die stekende ogen voelde. Ze keek op en keek weer recht in de ogen van Remus Lupin. Zijn blik was niet veranderd, achterdochtig. Hazel vond het maar niets om weer zo aangekeken te worden, ze schaamde zich en haar wangen werden weer rood. Lupins wenkbrauwen schoten omhoog toen hij haar zo zag.
Ze snapte niet waarom.
Ze waren halverwege het diner toen Hazel een stem achter haar hoorde.
'Kijk wie we hier hebben, een Modderbloedje en een heks van zuiver bloed. Wat een rare verschijning.' De stem was vervelend, het was een geniepig geluid wat zijn stembanden maakten. Hazel wist meteen wie het was.
Lucius Malfidus.
'Ik dacht dat een echte heks wel beter wist.'
Dat was de zin die haar liet ontploffen. Ze had nooit zo'n kort lontje gehad, nog nooit zo snel boos geworden. Maar niemand had een van haar, tot nu toe beste vriendinnen uitgescholden. Ze stond op, ze had niet verwacht dat hij zo dicht bij de tafel had gestaan. Ze stond met haar benen tegen het bankje aan en ze keek Malfidus recht in de ogen aan. Hij stond maar twintig centimeter van haar af, ze kon hem zo slaan.
'Wat moet je Malfidus,' siste ze. Ze voelde haar hart harder kloppen toen ze zijn hand naar de zak van zijn gewaad zag gaan.
'Ik moet weten waarom een Volbloed bij een Modderbloedje zit,' hij grijnsde gemeen. 'Je familie zult het niet leuk vinden, toch?' vroeg hij zo onschuldig nodig.
Ze greep naar haar zak van haar gewaad. De toverstok voelde vertrouwd in haar handen. Ze voelde een hand op haar pols vallen, die haar hard vastpakte.
Het was Sirius, zijn ogen schoten vuur. Ze wist precies wat hij wilde bereiken, ze besefte zich dat ze in hetzelfde schuitje zaten. En hij wilde niet dat ze hun situatie slechter maakte. Maar nu waren ze niet in de bedrukte familie, ze waren nu op Zweinstein. Nu maakte het niet meer uit wat ze deed. Ze moest koste wat kost Malfidus een lesje leren.
Ze trok zijn hand weg en pakte haar stok en stak hem naar voren. Malfidus deinsde naar achter, Hazel liep naar voren.
'Eikenhout, één eenhoorn haren en twee feniksveren.' Zei ze. 'Wat zou er gebeuren als ik er een spreuk mee doe.' Ze glimlachte gemeen.
Dit was Hazel niet, herhaalde het zich in haar hoofd. Dit is iemand anders, dit is niet Hazel.. Dit is iemand anders. En dat vond ze niet erg. Ze vond het leuk.
'Expelliarmus.' De spreuk miste Malfidus op een haar. Hazel had uit haar boeken geleerd, de meeste spreuken kende ze.
'Everte Statum.' Malfidus had dus ook een paar spreuken geleerd. Deze raakte haar en duwde haar een beetje naar achteren. Niemand greep in.
Ze vuurde nog een spreuk af, later kon ze niet meer herinneren wat voor spreuk het was.
Malfidus gezicht stond bang. Hij werd in het nauw gedreven, hij liep steeds meer achteruit. Steeds weerde hij net de spreuken af.
Ze bereikten het gangpad.
Hazel wist nog een spreuk, ze had het haar tante wel eens horen zeggen tegen de huiselfen. Dan werden ze gestraft, iets wat Malfidus verdiende. Ze wist dat het een vreselijke spreuk was, het zou hem pijn doen.
Erg pijn.
En dat verdiende hij.
'Cru-'
De stok werd uit haar handen getrokken en een erg kwade maar rustige Perkamentus keek haar aan. Ze slikte, werd rood en wist niet wat ze moest zeggen.
De hele zaal was stil geworden, de spoken verdwenen door de muren.
'We gebruiken deze spreuk hier niet, jongedame Zwarts.' Sprak hij haar streng toe. 'Loop je even naar mijn kantoor,' zei hij toen rustig.
Ze wist een ding.
Ze zat in de problemen.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro