ChΓ o cΓ‘c bαΊ‘n! VΓ¬ nhiều lΓ½ do tα»« nay Truyen2U chΓ­nh thα»©c Δ‘α»•i tΓͺn lΓ  Truyen247.Pro. Mong cΓ‘c bαΊ‘n tiαΊΏp tα»₯c α»§ng hα»™ truy cαΊ­p tΓͺn miền mα»›i nΓ y nhΓ©! MΓ£i yΓͺu... β™₯

𝙀𝙀𝙉



De golven van de zee kletterden tegen de boeg van het schip, de sterke wind gaven de zeilen sterkte en de bemanningsleden hoefden niets te doen voor de vaart, ze rustten uit en bedachten de goede redenen om terug te keren naar hun vaderland.
Het Skandische schip, een schip uit de noordse landen van de wereld maakte zijn weg stilletjes over de Enge Zee. Het handelsschip was anders gebouwd dan de meeste schepen van de SkandiΓ«rs, in plaats van de gewoonlijke een mast had dit schip drie masten- elk verdeeld over het dek. De kraaiennesten waren groter, het achterdek was groter en de ruimtes onder het beneden dek was ook groter, zodat er meer ruimte was om handelsgoederen in te bewaren.

Het Skandische volk stond bekend om hun brute kracht en de roofpartijen naast de kust, wellicht werden ze daarom niet lastiggevallen door dreigingen van andere volkeren en schepen die op de open zee voeren. Alleen was deze boot uit Skandia niet op weg naar anderen kusten voor rooftochten, het schip maakte zich een weg naar het land Araluen- een bondgenoot van het oude land en mede dankbaar aan de vrede die er heerste in Skandia momenteel. De regenten van het land hadden een diner samengesteld voor de handelsovereenkomst van de twee landen.

De kapitein van het schip, genaamd Weer, keek over zijn dek naar de wateren die ze moesten trotseren. Het was rustig en hij hoefde zich niet veel zorgen te maken over de reis die hen te wachten stond, er stonden geen stormen op de planning en de zee hield zich gedeinsd. Zijn stuurman stond naast hem en keek samen met hem naar de uithoeken van de zee, niet wetend van de gevaren die op de loer stonden in de diepste van de wateren.

Weer zag hoe een van zijn mannen een ander liet struikelen en de Skandische strijders in de buurt in barsten uitlachten. Zelfs Weer moest grinniken. De mannen met wie hij voer waren niet van zijn Broederband- het team dat elke Skandische jongen van de leeftijd zestien moest creΓ«ren en moest aanvoeren- maar hij had wel een speciale band met de jongens waar hij mee opgescheept was de laatste jaren die hij spendeerde in de handel.

Hij liet zijn ogen varen naar zijn dochter- die met zijn vrouw met hem meegekomen was op deze reis- en hij zag dat ze zich goed vermaakte in een van de hoogste kraaiennesten. Hij wist dat eigelijk in moest grijpen, maar om zijn dochter een keer blij te zien maakte hem ook blij, dus liet hij haar zitten op de plek waar ze wou zitten.

Manon zelf had geen idee dat haar vader naar haar keek toen ze in het geheim haar pijlen aan het verbeteren was, maar toen ze ogen in haar gezicht voelde steken keek ze toch naar het bovendek, maar haar vader was blijkbaar naar zijn mannen aan kijken en Manon ging weer verder met haar bezigheden. De techniek die ze gebruikte om de veren in haar pijlen te krijgen had ze geleerd van haar peetoom, die in alle redenen ook Oberjarl- de leider van Skandia- was. Het was de reden waarom Manon zich vaker beter voelde dan de rest, ze is tenminste het peetkind van de Oberjarl en daar moest wel een goede reden voor zijn.

Maar dat was niet de hele reden waarom Manon haar oom leuker vond dan haar vader. Haar oom besefte zich in ieder geval dat Manon niet zoals alle andere Skandische meisjes was, ze zal nooit wegrennen voor een gevecht of tuttige jurken aan doen. Ze wilde juist vechten. Maar omdat ze van vrouwelijk geslacht was had ze geen privilege in de Broederband training, omdat het alleen voor jongens was. Zelf vond ze dit belachelijk, maar naar dat haar moeder haar streng had toegesproken op haar gedrag hield Manon zich koest. Alleen als ze bij haar oom was mocht ze oefenen met zwaarden en bogen, iets wat ze de hele dag zou willen doen, haar oom snapte haar.

Toen de lijm dat de veren op de pijl hielden gedroogd was liet Manon de pijl eerst door haar vingers glijden. Ze pakte haar boog van het hout van het kraaiennest en voelde eerst met haar vingers over pees. Ze had de boog zelf gemaakt en ze was er trots op. Ze legde de nieuwe pijl op de pees. Uit haar zittende positie ging ze zitten op een knie. Ze trok de pees naar achteren, tot het tegen haar wang aankwam en ze richtte op het hout van de mast voor haar, de mast van het achterdek- omdat ze zich op de middelste mast bevond.

Ze wachtte niet lang met het loslaten van de pees, ze liet gaan en het ruwe touw van de pees smakte tegen haar onderarm aan. Ze wist dat ze het ooit moest oplossen, maar ze had nog steeds geen goede oplossing kunnen vinden. Ze wilde het misschien aan de boogschutters vragen die door Araluen naar Skandia waren gestuurd om het land te helpen met hun verdediging.

Manon zag hoe de pijl vast bleef zitten in het hout van de mast, haar vader keek geschrokken op toen hij het geluid achter hem hoorde. Manon glimlachte, ze sloeg de boog en de pijlenkoker vol met zelfgemaakte pijlen om haar schouder en stapte over de balustrade van het kraaiennest en klom via het touw naar beneden. Ze rende over het dek naar het hogere achterdek en klom de trap op.

Haar vader keek haar streng aan en Manon wist dat ze nu te ver was gegaan. 'Manon,' gromde hij. Manon stopte, en zag hoe de stuurman oftewel de skirl zich wegmaakte om een order te geven aan de bemanningsleden.

'Ja,' zei Manon afwachtend, ze keek verlangend naar de pijl in het hout vijf meter boven het dek in de mast. Haar vader volgde haar blik en zag het ook, hij zuchtte, hij gaf een bekritiserende blik op haar boog.

Manons vader leek veel op haar in de karakteristieken, maar ze leek veel meer op haar moeder qua lichaamsbouw. Ze was niet zo breed als de meeste SkandiΓ«rs, net als haar moeder.

'Je mag hem gaan halen als je me belooft niet meer zo'n streek uit te halen,' zei hij tegen haar.

Manon knikte en bedankte de goden dat ze zo makkelijk hiervan af was gekomen. 'Ik ben achttien, vader,' zei ze, 'ik-' haar vader keek haar woest aan- 'ok,' mompelde ze, 'bedankt.'

Nadat ze de pijl klimmend uit het hout gerukt had en haar weg naar beneden maakte liep ze de trap af naar het beneden dek en verstopte haar pijlenkoker en boog in een van de lege kisten van de handelsvoorraden, iedereen wist dat hij leeg was en dat er niemand meer in keek tot ze weer thuis waren en als ze weer thuis waren had Manon allang de boog eruit gehaald.

Ze klom naar het bovendek en rende naar de kapiteinshut, de ruimte onder het hoge bovendek. Ze liep de kleine trap af naar beneden en opende de deur. Ze wilde wegrennen, maar haar moeder pakte haar bij haar linkeroor vast en trok haar naar binnen.

'Zo heb ik je niet opgevoed, Manon Weerdighter,' zei ze, 'bij de liefde van Freya- gedraag je eens!' eerst klonk haar moeder teleurgesteld, maar daarna alleen woedend.

Manon probeerde haar oor uit haar moeders greep te krijgen, maar het enige wat ze kreeg was een roder oor. Haar moeder, niet zo groot, maar wel smal, liet uiteindelijk haar oor los nadat ze Manon uitgefoeterd had en Manon wreef pijnlijk over haar oor.

'Sorry, hoor,' zei ze. Ze volgde haar moeder naar de kapiteinshut. 'Ik wist niet dat je het had gezien.'

Haar moeder draaide zich woedend om, maar ze leek nu wel rustiger, 'je weet dat je niet boog mag schieten,' zei haar moeder, 'het is te gevaarlijk.'

'Alleen voor mijn pols,' zei Manon sarcastisch.

Haar moeder sloeg haar armen om elkaar heen, 'niet alleen voor je pols, maar ook voor andere mensen. Je had iemand wel kunnen raken.'

'Maar ik raak nooit iemand, alleen de hooibalen en-'

Haar moeder was blijkbaar zo teleurgesteld dat Manon naar het kleine hutje werd gestuurd waar haar vader wilde dat ze daar sliep. Manon stapte in haar hangmat en kruiste haar armen. Ze snapte niet waarom haar moeder en haar vader altijd zo moeilijk deden over de dingen die ze deed. Waarom ze zo gefocust op status dat ze niet wilde dat hun dochter als haarzelf acteerde?

Manon keek naar het zwaard dat in de hoek van de kamer tegen de muur aanstond, hij was helemaal van metaal en geen rare versieringen waren mee gesmeed, haar oom wist dat ze dit veel fijner vond om mee te vechten dan een van de gouden versierde zwaarden die de SkandiΓ«rs mee hadden genomen van hun rooftochten.

Ze verveelde zich al snel en besloot om gewoon niet naar haar ''huisarrest'' te luisteren en haar kamer te verlaten. Ze maakte de deur open en sloop naar buiten, ze zag haar moeder nergens en ze liep naar de buitendeur. Ze opende hem en klom de trap op naar het dek.

Het duurde even tot ze zeker was dat niemand haar zag, ze rende over het dek, liet zich zakken via de trap in het beneden dek. Ze negeerde de kist met haar boog en liep door naar een van de andere ruimtes van het beneden dek. De bemanningsleden die in de ruimtes waren negeerden haar zo goed ze konden.

Manon kwam uiteindelijk aan bij de ruimte waar ze wilde zijn. Het was een ruimte wat het schip unieker maakte dan het al was, niet alleen omdat glas bijna nergens te krijgen was in deze tijden en het een van de laatste uitvindingen was. Maar ook omdat het uiterst onmogelijk gebouwd kon zijn, maar het toch gemaakt was.

Manon liet zich op de grond zakken en keek via het glas in de kiel naar de dieptes van de zee. Het donkere koraal op de bodem kon je nog net zien en voor de rest was het te donker om vissen of andere zeedieren te onderscheidden.

Ze was zo gefocust om iets uit de zeebodem te onderscheidden dat ze eerst niet wist als wat ze zag voorbij schieten, ze drukte bijna haar hoofd tegen het glas om het beter te onderscheidden. De diep blauwe tentakels waren bijna onzichtbaar op het zwart van het water. Maar uiteindelijk zag ze het goed.

Het was een octopus, een hele grote octopus en hij leek niet zo aardig.



A/N

EERSTE HERSCHREVEN HOOFDSTUK!

BαΊ‘n Δ‘ang đọc truyện trΓͺn: Truyen247.Pro