Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 79

De verschillende landschappen gaan tergend langzaam aan ons voorbij. Gras, bossen, de dorre vlaktes rond Runcast, alles voelt eindeloos. Met het einde in zicht en alle doelen verder behaald, zijn de laatste loodjes het zwaarst van allemaal. Het laat me bijna de moorden missen.

Zelfs de eindeloze avonden in de tientallen tavernes, de hoeveelheden whisky en alle leuke momenten maken mijn hoofd niet leeg genoeg om een minuut niet aan de toekomst te denken.

Hoe dichter we bij het kasteel komen, hoe meer de realiteit van mijn vaders regime me in het gezicht slaat. De hoeveelheid gezochtposters van mijn gezicht maakt het gebrek aan een spiegel meer dan goed. Kleine steden en dorpen lijken geplunderd of leeg. Armoede heeft verder om zich heen geslagen en de natuur heeft zijn glans verloren.

De dag dat we Meta, het stadje dat voor het kasteel ligt, bereiken, heb ik een slecht onderbuikgevoel. Het is het gedeelte van het land dat ik al maanden, zo niet een jaar, niet gezien heb, en iets zegt me dat wat ik ga aantreffen niet is wat ik me herinner.

Als we aankomen in het ooit bruisende stadje, waar ik nog met mijn moeder doorheen heb gelopen, weet ik dat mijn onderbuikgevoel klopte. Het dorpje, ooit een rijke handel, is volledig geplunderd en verlaten.

Er is niets meer te zien dan straten vol afval, omgegooide spullen en hier en daar een verdwaald dier dat zoekt naar eten.

Jaren geleden had ik hier met open mond naar gekeken, maar ik kan nu niet zeggen dat ik verbaasd ben. Zelfs de rottende lijken die hier en daar net zichtbaar zijn onder het afval verbazen mij of één van de anderen niet.

'De geur is nog altijd minder erg dan in Runcast,' zeg ik zuchtend terwijl ik van mijn paard afstap. Een lach speelt Novak om zijn lippen als hij van zijn paard stapt, en Alisha schudt afkeurend haar hoofd.

'Zou er nog een taverne zijn die niet verlaten is?' vraagt Alisha rondkijkend over de doodstille straten.

'Dat moet wel.' Met onze paarden aan de hand lopen we door de verlaten straten in de hoop een teken van leven te vinden. De geur van afval en de dood hangend in de lucht, de lucht duister en geen geluid hoorbaar op de wind na.

'Wat een troosteloze bende,' zegt Alisha als we de derde straat inlopen en nog altijd geen levende ziel gevonden hebben.

De levende ziel vindt echter ons.

'De heks, pak haar!' galmt er opeens door de straten heen. Direct draai ik me, klaar om te vechten. Het wordt me echter direct duidelijk dat er niets bevochten hoeft te worden.

Een oudere, ongezond magere man doet een poging onze kant op te strompelen. Zijn linkerbeen sleept achter hem aan, en zijn kleding is vies en kapot.

De man zijn woorden hebben blijkbaar wel de laatste levenden in deze dode stad gewekt. Hier en daar openen de kleine raampjes of deuren van de huizen en steekt iemand voorzichtig een hoofd om een hoekje. Niemand doet echter een poging; de meeste doen hun deuren en ramen weer dicht en verdwijnen uit het zicht. Vaag in de verte zijn wel voetstappen hoorbaar maar te weinig om iets om te geven.

'Ik ga het geld innen!'

Halverwege de man zijn weg laat Novak een diepe zucht voor hij een stap naar voren wil zetten. Alisha houdt hem tegen.

'Laten we een taverne zoeken, het wordt laat.'

Wetende dat het geen zin heeft te blijven kijken naar de man zijn zielige poging, draaien we ons om en lopen naar de andere zijde van het dorp.

Het moment dat we het beginnen op te geven om nog een taverne te vinden, draai ik me in een razende beweging om naar de bijna geruisloze stappen. Novak volgt mijn beweging en grijpt de persoon achter hem vast bij de kleding.

De twee groene ogen van het jongetje, niet ouder dan een jaar of zeven, kijken hem geschokt aan. De donkerbruine haren van het jongetje zien er net zo uit als zijn kleding: vies, onverzorgd en amper samenhangend. Zijn haar is duidelijk geknipt door iemand die daar geen verstand van heeft. Voedsel heeft hij ook weinig aan zijn postuur te zien.

'Wat was jij aan het proberen?' vraagt Novak, kalm als altijd, terwijl hij het jongetje aan zijn shirt blijft vasthouden.

De blik van het jongetje verandert naar iets dat me vertelt dat dit niet de eerste keer is dat hij in deze situatie is beland.

'Goedendag meneer, ik vroeg me af of u een muntstuk over heeft in ruil voor een glimlach?' komt er getraind uit zijn mond.

Novak zijn wenkbrauwen schieten omhoog, ook Alisha kijkt het jongetje verbaasd aan. Ik observeer alleen.

'Is dat een andere verwoording voor dat je me probeerde te beroven?' vraagt Novak.

'Natuurlijk niet meneer, dat zou ik nooit doen,' is het automatische antwoord van het jongetje. Het komt er zo gemakkelijk uit dat het een riedel lijkt die hij uit zijn hoofd geleerd heeft.

'Ik heb een aanbod voor je. Jij brengt ons naar een taverne waar ze eten verkopen, en ik geef je een muntstuk,' zegt Novak terwijl hij het jongetje langzaam loslaat. Het jongetje trekt zijn smerige kleding recht zodra hij los is.

'Meneer, u moet begrijpen dat een service als dat drie muntstukken vraagt.' Ik moet hem nageven, hij heeft lef.

'Twee.'

'Deal. Volgt u mij.' Het jongetje draait zich om en loopt zonder om te kijken verder de straten in. Gezamenlijk volgen we hem door de doodstille stad, die met het vallen van de avond alleen maar stiller lijkt te worden.

'Wat is je naam?' vraag ik na een paar straten te hebben doorkruist aan het jongetje.

'Eris.'

'Waar zijn je ouders?' vraagt Elien, die inmiddels is neergestreken en mee is gaan lopen, voordat ik iets tegen Eris kan antwoorden. Zuchtend stuur ik Elien een waarschuwende blik die hem vertelt dat dit soort vragen niet altijd gepast zijn.

'Dood,' is Eris zijn uiteindelijke antwoord met een angstaanjagend gebrek aan emotie. Geen spier in zijn gezicht of houding vertrekt, geen emotie zichtbaar.

Iets in mij vertelt me dat mijn vader en man verantwoordelijk zijn voor de dood van het eenzame jongetje zijn ouders.

'Waar woon je nu?' vraag ik voorzichtig door.

'Waar er plek is.' Opnieuw geen emotie hoorbaar of zichtbaar. Dat vat ik op als de straat en tavernes waar hij op zijn leeftijd niet hoort te komen.

Alisha houdt zich de hele tijd al angstvallig stil. Ze kan al slecht tegen leed, maar kinderen zijn een niveau dat ze niet trekt als ze er niets aan kan doen.

Ik moet het toegeven dat ook ik het erg te doen heb met het straatarme jongetje. Een weeskind zonder huis in een uitgestorven stad maakt iets in me los waarvan ik niet wist dat ik me er nog zo druk over kon maken. Als het kon, zou ik hem meenemen, maar op dit moment zou dat hem enkel meer in gevaar brengen.

'Hier is het, meneer,' kondigt Eris aan als we voor een oude bruine deur staan waar tussen de kieren door nog licht vandaan komt.

Betwijfeld duw ik zwaar tegen de houten deur, die met een krakend geluid opengaat. Mijn ogen knijpen samen tegen het plotselinge gebrek aan licht, terwijl een muffe geur mijn neusgaten vult.

In de binnenkant van de oude, vieze taverne heerst een verstikkende sfeer doordrenkt met het aroma van rottend hout en alcohol. De muren zijn bedekt met afgebladderde verf en vage sporen van onbekende vloeistoffen. Het enige licht komt van enkele zwakke kaarsen die moeite hebben om te branden in hun verwaarloosde staat.

In een hoek zitten drie mannen gehuld in versleten kleding, hun gezichten vermoeid en doorleefd door het harde leven. Ze mompelen door de hoeveelheid alcohol die al genuttigd is terwijl ze hun drankjes naar binnen gieten.

Zuchtend kijk ik rond de smerige oude bende terwijl ik verder naar binnen loop.

'Hé Ronny, je hebt klanten!' schalt de stem van een van de dronken mannen door de taverne.

Het volgende moment klinkt er van achter de bar een enorm gerommel alsof iemand tientallen pannen op de grond gooit. Een man van middelbare leeftijd met een lange baard, dik en net zo onverzorgd als de taverne, strompelt de ruimte in.

'Wat moeten jullie?' Verbaasd kijk ik de man aan alsof ik niet helemaal begrepen heb wat hij zojuist zei.

'Eten voor vijf en drie slaapkamers,' antwoordt Novak voordat ik boos kan worden op de man. Eris kijkt Novak verbaasd aan maar Novak houdt enkel een strak gezicht met een kleine glimlach.

'Er is alleen stoofpot,' antwoordt de man, waarvan ik niet zeker ben of ik er eten van wil.

'Prima.'

'Moet je ook bier?'

'Vier whiskey en een melk,' is Novak zijn antwoord voordat hij op een van de krakende en gamellen stoelen gaat zitten.

De oudere man geeft verder geen reactie meer voordat hij weer verdwijnt achter de bar.

Betwijfeld neem ik plaats op een van de gammele houten stoelen en knoop mijn mantel los. Alisha en Elien volgen mijn voorbeeld terwijl Eris ongemakkelijk naast de tafel blijft staan.

'Zit, je krijgt je geld als je gegeten hebt en in een slaapkamer ligt om te slapen,' vertelt Novak het jongetje terwijl hij zijn jas op de stoel achter hem hangt.

Zonder iets te zeggen neemt Eris uiteindelijk naast Alisha en mij plaats.

'He, vreemdelingen, wat moeten jullie hier?' Schreeuwt een van de dronken mannen van de andere kant van de lege taverne. De drie dikke mannen hebben hun tafel vol staan met lege bierglazen en zien er net zo onverzorgd uit als de rest van het dorp.

Ze zijn te dronken om op te merken wie er tegenover hen zit. Ze zouden me ongetwijfeld moeten herkennen van de eindeloze hoeveelheid posters die door de straten hangen, maar het bier is naar hun hoofd gestegen.

'Eten,' is dan ook mijn antwoord.

'Dan heb je geluk, schone dame, Ronny's stoof is het beste wat je hier kan krijgen,' lacht een man.

'Het is ook het enige wat je hier nog kan krijgen,' lacht de andere man erachteraan, waardoor alle drie de mannen keihard beginnen te lachen. Het geluid galmend door de muren.

'Wat is er gebeurt? Waarom is het zo verlaten hier?' Vraagt Alisha voordat de zogenoemde Ronny vijf glazen op onze wankele tafel neerzet. Het houten ding wankelt heen en weer waardoor we allemaal direct ons glas moeten pakken.

'Die blauwe pakjes hebben de stad geplunderd om die dochter

te vinden. Iedereen die in de weg stond werd direct op de brandstapel gesmeten, niemand gespa

ard,' vertelt Eris, wiens blik naar de tafel schiet en er niet meer vandaan komt terwijl hij een slok van zijn melk neemt.

'Hoe lang geleden?' Vraag ik.

'Geen idee. Het was de dag nadat die dochter van de brandstapel vloog ofzo,' lachen ze verder terwijl ze maar weer een slok bier nemen.

Ronny zet een moment later vijf stomende borden met stoofpot op de rammelende tafel. Ondanks dat het er alles behalve smakelijk uitziet, is de geur goed.

Eris wacht geen moment voordat hij de lepel, die erbij gegeven is, pakt en begint met eten. Hij schuift het naar binnen alsof hij al dagen niet gegeten heeft, en iets zegt me dat dat ook zo is.

Betwijfeld neem ook ik een hap van mijn eten en ben verrast over hoe goed het smaakt. De kruiden zijn overdadig, de groentes te ver gekookt en het is te waterig, maar verder prima.

'Waarom heb jij zwarte ogen?' Vraagt Eris met volle mond aan Elien als we een tijdje aan het eten zijn.

'Onaardige mensen,' antwoordt Elien zonder er te lang over na te denken. Hij neemt een slok whiskey en eet verder alsof hij de gedachtes eraan probeert te onderdrukken. Zijn houding alles behalve uitnodigend om verder te vragen.

'Waarom heb jij rode ogen?' Vraagt Eris dan aan Novak.

'Aardige mensen,' glimlacht hij met een schuine blik mijn richting in. Met een kleine glimlach neem ik een slok whiskey, gevolgd door een hap eten.

'Wat vind je leuk om te doen, Eris?' Vraagt Novak aan het jongetje. Eris slikt snel zijn eten door voordat hij zonder enige twijfel begint te vertellen over hoe hij regelmatig het enigste theater in de buurt binnensluipt om te kijken naar de muzikanten die daar oefenen. Het jongetje blijft gek van muziek en alles wat ook maar een melodie heeft.

Hij vertelt erover zonder te stoppen. Ons eten gaat op, het eerste glas whiskey en ook de tweede is zo op tijdens Eris zijn verhaal.

Toch is de batterij van een zevenjarige niet eindeloos en dat wordt naarmate de avond vordert steeds zichtbaarder. Hij praat onvermoeid door, maar is sneller afgeleid, praat langzamer, hangt met zijn armen op de tafel en zijn ogen vallen meer dicht.

'Ik ga betalen,' kondigt Novak aan voordat hij opstaat. Eris hangt inmiddels volledig op de tafel met zijn hoofd in zijn armen en zijn ogen zo goed als dicht terwijl hij doorgaat met praten.

Met een schuin oog kijk ik toe hoe Novak veel meer geld neerlegt dan nodig. Een actie waarvan de reden waarschijnlijk tegenover me zit en zo goed als inslaap gevallen is.

Novak komt teruggelopen met drie sleutels in zijn hand, waarvan hij er één aan Alisha geeft om een kamer met Elien te delen en een ander aan mij geeft.

'Ik breng hem naar bed,' vertelt hij met zijn blik op de slapende Eris. Voorzichtig pakt hij het jongetje van de stoel af zonder hem wakker te maken. Eris beweegt een beetje in zijn slaap, legt zijn hoofd tegen Novak zijn arm en slaapt rustig verder.

'Ik loop mee,' kondig ik aan waarna ik opsta van mijn stoel. We wensen Alisha en Elien een fijne nacht voordat we samen naar de rechterachterzijde van de taverne lopen, de drie dronken mannen, waarvan er twee inmiddels op de tafel in slaap zijn gevallen en de ene niet meer op deze wereld lijkt, passeren.

Ik open een krakende, gammele deur die naar een smalle trap leidt. Novak rolt Eris de trap op, en ik volg. We eindigen in een smalle gang met vier deuren waarbij Novak naar de achterste loopt. Ik open opnieuw de deur met de sleutel die Novak me aangeeft en samen lopen we de kleine slaapkamer in.

De slaapkamer is klein en donker, met ruwe stenen muren die de tand des tijds hebben doorstaan. Een krakende houten vloer kraakt onder onze voeten bij elke stap. In het midden van de kamer staat een robuust houten bed, bedekt met een dik deken en een zacht kussen. Een klein raampje, nauwelijks groot genoeg om een zuchtje wind door te laten, biedt het enige licht.

Zonder iets te zeggen loopt Novak naar het bed en legt Eris er zachtjes in. Het jongetje rolt direct op zijn zij in de deken die Novak ver over hem heen trekt.

'Ik heb deze kamer de komende maand voor hem gehuurd met elke dag avondeten,' kondigt Novak fluisterend aan om Eris niet te wekken. Novak legt de sleutel naast hem op het nachtkastje en staat recht.

'Goed,' is mijn antwoord terwijl ik naar het slapende jongetje kijk.

Novak komt naast me staan, kijkend naar Eris in de dekens. Beide zeggen we niets, we weten wat de ander denkt.

Een zucht rolt over mijn lippen voordat we samen naar onze eigen slaapkamer gaan.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro