Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 67

De jonge, impulsieve, naïeve Celeste zou onmiddellijk zijn opgestaan en hebben geschreeuwd om iedereen in de kamer te informeren.

De vijanden in de kamer zouden haar hebben gegrepen, opgesloten en in het ergste geval gemarteld hebben om hun ultieme doel te bereiken.

Gelukkig ben ik niet langer die versie.

Zwijgend blijf ik zitten, kijkend hoe Elien wordt verleid door de nimf. Haar slanke handen glijden over zijn borst, zijn zwarte ogen staren vol verbazing naar de prachtige vrouw voor hem.

Ook Alisha is ten prooi gevallen aan de vrouw naast haar. Rustig glimlacht ze naar de vrouw naast haar, die een hand langs haar kaak laat strelen.

Ook Novaks rode ogen bevinden zich niet langer op een neutrale plek. Zijn blik is gericht op de ietwat te zichtbare borsten van de vrouw.

Lust, de zonde is lust.

Ik houd mijn jaloezie binnen, beseffend dat Novaks acties niet uit vrije wil zijn.

Met kalmte en in stilte pak ik mijn bord van de tafel en sta ik op van de stoel. Observerend loop ik achter Alisha en de vrouw langs.

Ondertussen is de hand op Alisha's kaak naar haar nek gegaan, hun lippen slechts een paar centimeter van elkaar verwijderd.

Zonder er aandacht aan te besteden, loop ik naar het geroosterde varken aan het einde van de tafel, plaats mijn bord op het witte hout. Ik pak het mes naast het varken en voel meteen dat dit geen gewoon mes is. De nimfen zijn niet dom; ze zouden nooit een echt mes achterlaten dat iemand kwaad zou kunnen doen.

Ongemerkt snijd ik een stuk van het varken, leg het stuk vlees op mijn bord met wat broccoli en leg het mes terug op zijn plaats.

'Sorry,' galmt mijn stem door de kamer net voordat de lippen van de vrouw naast Elien zijn nek raken.

Met een geïrriteerde blik, die zo snel verdwijnt als hij verscheen, kijken de vrouwen tegelijkertijd omhoog.

'Is er rode wijn? Whiskey, misschien?' vraag ik luid genoeg voor de hele tafel om te horen.

De nimf naast Elien laat haar handen zakken met een nepglimlach en staat langzaam op, wiegend met haar heupen in zijn richting.

'Natuurlijk, geef me een moment,' antwoordt de vrouw met een valse vriendelijke blik.

Nog geen seconde later verschijnt dezelfde witte deur waar de andere vrouw door liep.

De nimf verlaat de kamer.

Ongezien loop ik langzaam een paar stappen terug naar de deur tot ik niet meer dan twee meter van de lange witte gang ben.

Niemand besteedt er aandacht aan, te druk met hun eigen zaken.

Nog geen seconde later verschijnt de nimf weer in mijn gezichtsveld met een oude fles rode wijn.

'Dank je,' glimlach ik vriendelijk en reik mijn hand uit naar de fles in een illusie dat ik hier sta om het van haar aan te nemen.

Echter, op het moment dat de nimf door de deur loopt, schiet ik langs haar, door de deur, en de gang in. Nog een gang zonder decoratie of deuren, waarvan het einde niet zichtbaar is door de lengte.

Ik ren en ren, mijn voeten glijden over de koude stenen. Mijn hart bonst tegen mijn borst, mijn longen bijna zonder lucht.

Terwijl mijn blote voeten over de witte stenen haasten, denk ik dat ik dichter bij het einde van de gang kom, maar hoe langer ik ren, hoe meer ik me realiseer dat deze gang geen einde heeft.

Het is pas nu dat ik me realiseer dat niemand me volgt.

Langzaam vertraag ik mijn tempo tot ik op een rustig tempo door de gang loop, om me heen kijkend te midden van het eindeloze wit.

Een intens gevoel van verwarring en hulpeloosheid overvalt me. Het enige plan dat enige kans van slagen had, is mislukt, en ik begin me af te vragen of dit witte gebouw een uitgang heeft.

In alle opgekropte frustratie focus ik me op de muur aan mijn linkerkant en sla ik mijn hand tegen de stenen. Pijn schiet door mijn hand, en ik heb meteen spijt.

'Fuck,' vloek ik, terwijl ik een hand mijn pijnlijke hand houd.

Hoopeloos leun ik met mijn rug tegen de muur en laat mezelf via de stenen op de grond zakken.

Het heeft geen zin om te rennen; er is geen uitweg, en ze zullen me vinden als ze dat echt willen.

Met mijn hoofd tegen de muur achter me, staar ik naar de muur voor me.

Wit, alles hier is wit, en ik ben er helemaal klaar mee.

Met een zucht wil ik mijn hoofd van de muur afwenden, maar op het moment dat ik mijn hoofd beweeg, houd ik het weer stil. Dezelfde lichtblauw-witte vonken twinkelen tegen de muur tegenover me. Ze verdwijnen net zo snel als ze komen zolang ik mijn hoofd stil houd.

Met grote ogen staar ik naar de witte stenen terwijl ik mijn hoofd naar rechts kantel. Nogmaals verschijnen de vonken alsof ze in een ritme langs elkaar schieten.

Alles is een illusie.

Die realisatie begint langzaam tot me door te dringen terwijl ik mezelf van de grond duw.

De deuren verschijnen niet uit het niets; de gang is niet eindeloos. Er is alleen magie die de waarheid verbergt.

Met meer hoop dan ik in lange tijd heb gehad, benader ik de ogenschijnlijk lege muur. Ik plaats mijn hand tegen de koude witte stenen, maar in eerste instantie gebeurt er niets. Pas als ik mijn hoofd beweeg, zie ik de bijna onzichtbare vonken langs de muur glijden.

De deur zal niet verschijnen, maar hij is er.

Die realisatie spoort me aan om mijn hand te verplaatsen naar waar de deurknop zat bij alle andere deuren. Puur op de gok steek ik mijn hand in het niets en maak dezelfde draaibeweging die ik alle nimfen heb zien maken.

Een seconde lang gebeurt er niets, en ik neig ernaar de laatste beetjes hoop los te laten die ik had. Dat is totdat de fonkelingen helderder worden en beginnen te draaien, een lichtspiraal vormend die een donkergroene deur onthult.

Ik weet niet hoe snel ik mijn handen tegen de deur plaats en deze open duw. Bijna erdoorheen vallend, landen mijn voeten op iets nat, wat me in eerste instantie doet schrikken. Mijn ogen nemen de tijd om zich aan te passen aan de duisternis buiten de witte muren.

Een paar stappen verwijderd van de deur passen mijn ogen zich aan, en begin ik te realiseren waar ik ben en waar ik in sta.

Een uitgestrekt donker bos met onnatuurlijk hoge bomen, hun metersdikke wortels groeien overal in het landschap, ligt voor me. Gemarkeerd door een brede rivier gevuld met grote stukken blauw ijs die door het midden van het bos stromen. Huizen met puntige daken in verschillende richtingen staan aan beide zijden van de rivier. Kleine ronde ramen, sommige verlicht, werpen licht in de duisternis. De andere opmerkelijke lichtbronnen zijn de glinsterende stukken ijs in het water, de kleine blauwe planten te midden van het donkergroene gras, en de eigenaardige vlinders die hier en daar fladderen.

Mijn voeten staan in het natte, donkere gras, onnatuurlijk koud tegen mijn huid.

Langzaam draai ik me om naar het gebouw waar ik na ik weet niet hoe lang vandaan kwam.

Ergens achter in mijn gedachten verwacht ik dat het gebouw puur wit zal zijn, maar alles hier is een illusie.

Het gebouw is verdwenen.

'Celeste.'

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro