Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 27

Het enige wat hoorbaar is door de doodstille kamer is de regen tegen het raam. Het enige wat de kamer verlicht is de zwarte hoge kaars die de afgelopen uren half is opgebrand. De geur van hout hangt in de kamer alsof de planken vers uit het bos komen.

Mijn ogen glijden voor de honderdste keer over de tientallen papieren vol aantekeningen en schetsen op het bureau. Bloed, zwarte kruiden, gif en vooral een jongen komt op elke schets terug. Telkens dezelfde jongen, maar telkens net niet herkenbaar. Alsof de duisternis zijn identiteit, zijn gezicht verbergt. Het is de puzzel waar ik al maanden niet uitkom. De puzzel die je ook mijn dagelijkse nachtmerries kunt noemen.

Ze begonnen ooit als een eenmalige droom die te donker was om echt iets te zien. Dat was totdat ze steeds frequenter werden; eens per maand, eens per week, eens per twee dagen en nu een maand lang elke nacht. Elke keer die donkere koude kamer die stinkt naar de dood, de ratten over de vloer en alle geluiden die echoën tegen de stenen muren.

Ik heb de zwartharige jongen vaker horen schreeuwen dan ik Elien als baby heb horen huilen. Ik heb zijn ogen, aderen en ruggengraat geïnjecteerd zien worden met een zwarte vloeistof. Heb hem vaker in elkaar geslagen zien worden dan ikzelf en meer boten zien breken dan de gemiddelde weerwolf tijdens zijn of haar eerste shift. Elke keer die zware schoenen op de grond, het geschreeuw en gelach van de man die het hem aandoet.

De dromen komen te regelmatig en zijn te realistisch om nog te denken dat het toeval is. Eén keer is toeval, twee is vreemd en drie is een patroon. Al nachten staar ik naar de papieren, maar ik lijk niet wijzer te worden. Ik zie iets over het hoofd, maar kan niet ontdekken wat.

Gefrustreerd tik ik de as van de sigaret in de stenen kom en neem nog een trekje. Het is een van de vele puzzels die me 's nachts wakker houden, niet dat ik anders veel zou slapen. Mijn gedachten zijn te vol en mijn lichaam te burs om veel slaap te krijgen. Ondanks het beste bed in zes en een halve maand is het me niet gegund.

Het moment dat we het elfendorp verlieten is nu zeven maanden en 27 doden geleden. Alisha, Novak en ik moesten een maand lang non-stop rijden voordat we het leger van elfen en mijn vader afschudden. We leefden zes maanden met de paarden, in de bossen en op de weg. Het was bijzonder als we drie maaltijden op een dag hadden en een dak boven ons hoofd. We werden vaker nat dan droog, vaker vies dan schoon.

Het was zes maanden leven in modder, regen en duisternis. We zagen dagenlang geen levende ziel voordat we in het zoveelste verlaten dorp aankwamen. Al mijn kleren konden de vuilnisbak in. Ik at meer oud en bedorven voedsel dan gezond en vers. Het was slopend.

Ondanks de omstandigheden was de aanpak effectief. 27 namen konden van de lijst worden geschrapt. De ene na de andere viel. Het leek wel een sneltrein waarin we leefden. Die sneltrein had ook zijn leuke momenten; lange dronken gesprekken bij het kampvuur, sterren kijken, diepe gesprekken en nieuwe stukken van de wereld zien. Hij werd onderhouden door het gezelschap dat naast me liep.

Na zes maanden hadden we alle drie geen energie en motivatie meer. Alisha leek bijna in te storten door de weinige slaap en het gebrek aan voedsel. We hadden allemaal kilo's verloren in de afgelopen maanden. Het was tijd om de weg op te gaan en rust te zoeken. Sion Doele bleek het perfecte huis te hebben. Na zijn dood schonk hij ons zijn houten huis aan de rand van Vion, een klein dorp dat grenst aan grote magiërs steden. Zijn vrouw en dochter verhuisden na zijn dood geheel vrijwillig naar een ander huis en schonken ons hun complete inrichting.

Dat is nu twee weken geleden. Alisha lijkt niets liever te willen dan slapen, Novak te eten en ik, ik sluit me graag op in de studeerkamer. De kleine kamer heeft alleen een houten bureau, een houten stoel en een houten kast vol boeken. Er hangen vergeelde witte gordijnen voor het kleine raam en er hangt een klein schilderij van een koe aan de muur. Ikzelf heb Herbert op de vloer gelegd. Het schaap dat drie weken met ons meeliep en toen wegens voedselschaarste werd geslacht, wordt dankzij zijn vacht herinnerd.

'Moet jij niet slapen?' Ik kijk op van de papieren, trek mijn rechtermouw verder naar beneden en haal de sigaret tussen mijn lippen vandaan. Alisha staat met een slaperige blik in de deuropening en wrijft in haar ogen. Het enige wat haar dunne lichaam verbergt is de nachtjapon en het zelfgebreide vest.

'Ja, ik kom zo,' lieg ik. Ze maakt een protesterend geluid en loopt dan verder naar het toilet. Ik neem het laatste trekje van de sigaret en duw de peuk uit in het overvolle bakje. Zuchtend kijk ik weer over de papieren, op zoek naar wat ik mis. Alisha loopt langs de deuropening terug naar haar kamer en lijkt helemaal vergeten te zijn dat ik hier zit.

'Wie ben jij?' mompel ik tegen een van de jongenstekeningen. Ik pak een nieuwe sigaret uit het bakje, dat ik elke avond moet bijvullen. Het filter verdwijnt tussen mijn lippen terwijl ik het uiteinde in de vlam van de zwarte kaars houd. Zodra de rook mijn longen bereikt, sta ik op van de stoel en loop naar het raam.

Mijn ogen glijden over het donkere bos. Als je goed in de verte kijkt, kun je de rand van Vion zien. Novak is de enige die het tot nu toe heeft bezocht. Het kleine dorp is gevuld met oudere magiërs die niet in de steden willen wonen. De huizen zijn ouder, het land ertussen groter en de spullen authentieker. Het is een klein dorp, waar weinig over bekend is omdat er nooit iets gebeurt. Het is een van de laatste plaatsen waar mijn vader zou zoeken.

Op het moment dat ik de rook uitblaas en me wil omdraaien, landt er een vogel in de boom tegenover het raam. De zwarte raaf spreidt zijn vleugels, schudt zijn veren en gaat comfortabel op de tak zitten. Hij draait zijn kop en kijkt me zonder aarzeling aan. De zwarte kraaloogjes kijken me recht aan alsof ze me herkennen. Ik kijk terug naar de raaf, maar dat lijkt hem niet af te schrikken.

Geïntrigeerd neem ik een trekje van de sigaret en blijf naar de raaf kijken. Raven zijn er niet veel in het groene bos. Het zijn vooral herten en konijnen die deze bossen bewonen. Raven vinden eerder hun thuis in het rode bos. Het blijft een mooi dier, groot en imposant. Ik glimlach naar de raaf, steek mijn hand met de sigaret erin op om hem te begroeten en keer terug naar mijn houten stoel.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro