Hoofdstuk 16
Ik weet niet hoe lang ik de duisternis in staar tot mijn oogleden uit hun trans herrijzen. Het duurt even voor mijn ogen gewend zijn aan iets anders dan de duisternis. Langzaam ga ik rechtop zitten terwijl ik me probeer te beseffen waar ik ben.
Ik lig in Alisha haar bed, in een lege kamer. Ik herinner me niet hoe ik hier kom, noch wat er gebeurd is nadat ik Nalu sprak. Het enige dat ik me herinner zijn de kleuren en de duisternis. Die stem, die jongens stem.
Het is niet de eerste keer dat die stem in mijn dromen voorbijkomt. Elke keer opnieuw voel ik de angst, hoor ik de angst maar zie ik niets. Het is een stem die zo bekend klinkt maar ik kan mijn vinger niet leggen op de persoon. Soms vervaagd de scheiding tussen fantasie en realiteit, soms lijkt het echt.
'Je bent wakker'. Verbaasd kijk ik op naar de deur. De dame die ik al maanden ontwijk staat in de deuropening, gehuld in een zwarte jurk. De jurk is simpel, zonder versieringen of borduursels. Haar haren zijn opgestoken in een knot en haar buitengewoon blauwe ogen kijken me met meerderen emoties aan. Alisha loopt langzaam mijn richting in terwijl ik mezelf zittend duw. Ik weet niet wat ik moet zeggen dus zeg ik maar niets
'Elke keer als je hier komt eindig je bewusteloos in mijn bed', probeert ze de ongemakkelijke sfeer uit de lucht te krijgen. Ik ben te gefocust op haar kledingkeuze om te lachen. Zwart draag ik zelf altijd, puur omdat dat mij is aangeleerd toen ik nog in het kasteel woonde. Inmiddels weet ik dat het naast mijn vaders favoriete kleur ook de kleur van rouw is. Anderen volkeren dragen die kleur alleen na dood zijn bezoek.
'Waarom draag je zwart?', vraag ik met oplopende zenuwen. Alisha gaat langzaam naast me op het bed zitten, kijkt me met een zucht aan.
'Het leger van koning heeft vannacht meerdere dorpen aangevallen, waaronder wij. Ze hebben tientallen elfen opgepakt, op het plein gezet en opgehangen. Daarna hebben ze de lege huizen tot de grond toe platgebrand, samen met de paardenstallen waar de paarden in stonden'. Mijn hart schiet mijn keel in, de lucht lijkt uit mijn langen te zijn geslagen. Ik weet niet wat ik hoor en al helemaal niet hoe ik het me moet beseffen. Al die elfen in de tempel, drinkend en lachend. Tientallen ervan zijn dood. Mijn schok mag misschien krom zijn gezien mijn doelen de afgelopen maanden maar het is niet minder oprecht. Deze elfen waren onschuldig, hadden geen kans.
'Waarom?', vraag ik terwijl ik het antwoord eigenlijk al kan invullen. Christiaan en mijn vader zijn al langer naar me opzoek. Het is een wonder dat ik hier nog zit en ik zou je niet kunnen vertellen hoe.
'Het was een waarschuwing', antwoord ze langzaam. Ze kijkt weg richting de grond.
'Een waarschuwing voor wat?'. Mijn woorden komen steeds vlugger en steeds geïrriteerder mijn mond uit. De schok begint plaats te maken voor woede.
'Voor als we jou zouden helpen'. Met dat antwoord sla ik de dekens van me, zwiep ik mijn benen van het bed en duw mezelf staand. Dat vlug opstaan geen goed idee was blijkt snel. Mijn benen lijken geen kracht meer te bezitten en de sterretjes vinden hun weg terug voor mijn ogen. Ik houd mezelf een aantal secondes vast aan de muur voor ik alles aan de kant zet en richting de deur begin te wankelen.
'Celeste ga alsjeblieft weer zitten. De koenraab is nog niet geheel uitgewerkt'. Ik negeer haar opmerking en het feit dat ik in een nachtjapon loop compleet. Ik weet niet door wie of wanneer ik ben omgekleed maar tijd om me er zorgen over te maken heb ik niet. Ik moet het zien, ik moet zien waar mijn vader toe instaat is.
Balans heb ik niet, snelheid evenmin maar ik weet mezelf toch een weg naar de deur te wankelen. Ik leg mijn hand op de deurknop en trek het hout zonder na te denken open. De geur van brand en de dood slaat mijn neusgaten in zonder pardon. De geur van brandend menselijk vlees walmt in de lucht.
Wat ik gisteravond naar binnen heb gewerkt weet ik niet maar uitgewerkt is het duidelijk niet. Bij die vreselijke geur slaat de misselijkheid me in mijn gezicht.
Mijn lichaam twijfelt geen moment om alles wat ik gister naar binnen heb gewerkt eruit te gooien. Ik kan nog net mezelf omdraaien richting de zijkant van het huis voor mijn darminhoud het gras raakt. Mijn ogen sluiten, mijn handen proberen de nachtjapon schoon te houden en ik kan niets anders doen dan wachten.
'Fuck Celeste', zegt Alisha achter me terwijl ze mijn haar vastpakt. De brandende inhoud verlaat mijn slokdarm tot er niets meer over is. Ik spuug de braakselsmaak mijn mond uit, veeg mijn lippen af aan mijn arm.
Zodra Alisha mijn haar loslaat begin ik koppig verder te lopen. Je zou verwachten dat nu de drank mijn lichaam uit is de duizeligheid ook zou afnemen, niets is minder waar. Ik wankel over de stenen paden richting de bron van de lijkengeur. Hoe dichter ik bij het plein kom hoe sterker de geur van brandend vlees wordt. De geur laat me bijna nogmaals mijn niet bestaande darminhoud verliezen.
De in zwart gehulde elfen die buiten hun huizen staan kijken verbaast mijn kant op. Ik kan ze geen ongelijk geven gezien mijn verschijning. Ik weet ook niet hoe het me lukt om aan de voet van het plein te belanden maar wat ik wel direct weet is dat ik beter in bed had kunnen blijven liggen. De geur van de dood is sterker dan ooit.
In de eik hangen vijf touwen gevormd in een lus. Aan drie van die lussen hangen nog mensen, van de vierde halen ze net iemand af en de vijfde is leeg. Voor de eik ligt een stapel met hout waarop tientallen lijken worden verslonden door het vuur. Om het schouwspel heen staan tientallen elfen gehuld in zwart, huilend.
Verslagen kijk ik naar de situatie, me amper beseffend wat er gebeurt. Ik weet al langer waar mijn vader toe instaat is maar het in dode lichamen zien laat me de realiteit beseffen, De man is een monster.
Wat ik me pas besef zodra ik minutenlang voor me uit sta te staren in dat de meeste elfen niet staan om het vuur met de tientallen lijken maar degene ernaast. Wat of wie erop de anderen stapel ligt kan ik niet zien door de zee van mensen. Langzaam breng ik mijn benen weer in beweging.
Het besef dat ik Novak nog niet heb gezien slaat nu pas in. Mijn hart slaat opnieuw mijn keel in, mijn handen beginnen te zweten en mijn adem houd ik in. Novak kan niet dood zijn, dat kan niet. Langzaam duw ik mezelf door de mensen heen, de boze betraande gezichten negerend.
De paniek in mijn lichaam loopt bij elke stap op. Ik wil wegkijken, de realiteit ontvluchten. De tranen beginnen mijn ogen te vinden terwijl ik met elke stap dichterbij kom.
'Kijk uit', moppert een oudere vrouw als ik een weg langs haar baan. Ik negeer haar opmerking en loop verder. Zodra er nog een elf mijn zicht blokkeert blijf ik stilstaan. Ik wil het niet zien, ik wil Novak niet zien branden.
Langzaam verlaat de eerste traan mijn rechteroog. Ik kan dit niet alleen, ik wil dit niet alleen. Ik sluit voor een aantal secondes mijn ogen, adem diep in en wil een stap naar voren zetten. Het moment dat ik mijn voet voor de ander zet word er een hand op mijn schouder gelegd. Ik wil me omdraaien, naar de persoon schreeuwen maar zodra ik zie van wie de hand is vergeet ik dat direct.
Ik weet niet hoe snel ik Novak om zijn hals moet vliegen. Direct vinden de twee bekende armen hun weg om mijn lichaam. De tranen lijken niet meer te stoppen. Ik zal later mijn excuus voor zijn natte schouder moeten aanbieden. De opluchting die mijn lichaam vindt is onbeschrijfelijk. Alle opgekropte gevoelens van de laatste maanden lijken met de angst mijn lichaam te verlaten. Alle onzekerheid, paniek en momenten dat de dood me bijna kwam bezoeken. Novak zijn warmte voelde nog nooit zo goed.
'Ik ben hier', zegt hij zacht met zijn gezicht in mijn haar. Het duurt lang voor mijn lichaam stopt met schokken en de tranen lijken te zijn opgedroogd. Ik haal langzaam mijn hoofd van zijn schouder en kijk in de twee bekende rode ogen. Het liefst zou ik hem zoenen maar ik ben mijn aankomende huwelijk nog niet vergeten.
Novak glimlacht klein terwijl hij mijn wangen met zijn vingers droogt. Langzaam daalt het besef in dat Novak niet degene op de stapel hout is. De vraagt blijft, wie is het dan wel? Ik slik, neem een hap lucht en draai langzaam mijn hoofd.
De persoon die voor me stond is opgeschoven waardoor ik recht zicht heb op Nalu haar lichaam dat word verslonden door het vuur.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro