Hoofdstuk 10
Het doden van de elvenkoning wordt geen gemakkelijke taak. Niemand heeft ooit gezegd dat het vermoorden van iemand simpel was. Het is niet even een mes tussen iemands ribben steken en we gaan weer verder. Het is een lang proces dat meer praten en onderzoek vereist dan je zou denken.
Welmoet is een geval apart. Ik ken de man, heb een geschiedenis met hem en het is duidelijk dat we geen goede relatie hebben. Ik mag hem niet, hij mij niet.
De rit van drie dagen is de tijd die ik nodig had om een plan te bedenken. Ik kan niet zeggen dat mijn plan al geheel rond is maar de basis staat. Een ding staat vast en dat is dat Novak allesbehalve blij gaat zijn met mijn plan.
De dekmantel voor ons bezoek is simpel, we gaan Alisha bezoeken. Ik ben niet zeker van het feit dat ze ons met open armen zal ontvangen. De belofte die ik had gemaakt om haar te schrijven ben ik niet nagekomen. Ik heb haar brieven genegeerd, puur omdat ik niet wist wat er te vertellen viel. De dame heeft mijn leven gered en wat doe ik met die tweede kans? Het vermoorden van 100 mensen. Ze zal het niet eens zijn met mijn levenskeuze en daar heeft ze alle recht toe.
Ik weet ook niet hoezeer Welmoet mij met open armen zal ontvangen maar dat is iets dat vanzelf opgelost zal worden. Het zal een lang bezoek worden en een die niet onopgemerkt zal zijn.
Elenor is op de hoogte van een deel van ons doel en plan. Ze weet dat er 100 mensen moeten worden gedood, dat ik dat moet doen en dat het belangrijk is voor het volk. Haar kennis over wie ik ben, wat mijn titel is en waar mijn magie vandaan komt is afwezig. Mijn titels als prinses en nachtrijder zijn voor nu in de doofpot beland. Het zijn gevaarlijke titels die me deze dagen eerder mijn kop kosten dan glorie brengen. Elenor doet me denken aan mezelf van een jaar geleden. Bescheiden, lief en angstig. Langzaam begint ze uit haar schulp te kruipen, vertelt ze meer en stelt vragen.
'Toen ik jonger was ben ik in Melonde geweest. Ik en mijn zus kochten daar onze eerste hond, Dio hadden we hem genoemd. Het was een lief dier, trouw en vriendelijk naar iedereen', vertelt ze dromerig terwijl we ons verder verplaatsen over het hobbelige bospad.
'Ik ben niet vaak in Melonde geweest. Het was te dicht bij het koningshuis', zegt Novak lachend terwijl hij met een schuin oog mijn kant op kijkt.
'En jij Celeste?, vraagt Elenor geïnteresseerd. Ik denk terug aan mijn jeugd, de tijd dat ik vaak genoeg in de naastgelegen stad kwam met mijn moeder en Elien. Het duurde altijd veel langer dan gepland omdat mijn moeder met iedereen een praatje ging maken. De hoeveelheid snoep die ik van bewoners kreeg baatte mijn moeder op zijn tijd zorgen. Ik kwam met niets en ging met zakken vol terug naar huis. De korte bezoekjes, die niet bepaald kort waren, waren een van mijn favoriete. Ik glimlach klein bij die herinnering.
'Toen ik jonger was kwam ik er wel eens', antwoord ik.
'Ik mis Flora vaak. Ze had altijd goede adviezen. Ze nam echt de rol van mijn moeder over na haar dood', vertelt Elenor verder over haar zus. De naam Flora is wel vaker in haar verhalen langsgekomen en ik heb me altijd afgevraagd waar haar zus gebleven is. Ik heb echter nooit het fatsoen gevonden om ernaar te vragen, tot nu.
'Waar is ze nu?', vraag ik terwijl ik mijn oog laat glijden over de tientallen bomen.
'Bij de goden. Ze overleed vijf jaar geleden aan riosis'. Haar verhalen brengen herinneringen bij me op die ik vergeten was. Riosis is de meest dodelijke en besmettelijke ziekte onder de magiërs. Hoe de mensen massaal met bosjes vallen onder de pest hebben wij riosis.
De ziekte die afspat van verkeerd gebruikte spreuken slaat je levenslijnen in, vreet ze weg binnen dagen, tasten je bloed aan het is uiteindelijk na een week je dood. Eens in de zoveel tijd is er een uitbraak die zorgt voor honderden doden. Het verspreid zich door de lucht dus jezelf ervan weerhouden is bijna onmogelijk. Er is geen tegengif of medicijn en is pas zichtbaar op de laatste dag. Het moment dat het bloed via je neus, ogen en huid naar buiten loopt is het moment dat je nog een enkel uur te leven hebt.
Vijf jaar geleden was er een immense uitbraak. Alle deuren, ramen en poorten van het kasteel waren gesloten voor weken. Frisse lucht was dodelijk. Als je ook maar dacht aan het openen van een raam werd je opgesloten in een kamer en kwam je er nooit meer weg.
Men zegt dat mijn moeder is overleden aan riosis maar ik betwijfel het nog elke dag. Hoewel de symptomen die ze had en de snelheid waarmee ze overleed met elkaar overeenkomen was er op dat moment geen sprake van riosis. Niemand anders heeft het rond de tijd van haar dood gekregen, er was geen uitbraak. De dood van mijn moeder is een raadsel die ik misschien wel nooit opgelost krijg.
Ik schuif de slechte herinneren naar de plek waar ze verborgen lagen en besef me iets. Riosis is alleen iets dat magiërs kunnen krijgen.
'Was je zus een magiër?', vraag ik verbaasd. Ik ben de afgelopen dagen in de veronderstelling geweest dat Elenor een mens is. Ze heeft geen enkel moment de aanleiding geven om iets anders te geloven. Mij vraag maakt dan ook duidelijk ongemak in haar los. Ze laat haar ogen over het bos gaan en beantwoord mijn vraag niet voor enkele secondes.
'Ja', antwoord ze enkel en blijft de andere kant op kijken.
'Kijk dames, het dorp', Ik draai mijn hoofd naar voren en zie de welbekende huisjes tussen de bomen verschijnen. Ik maak een mentale notitie om hier later op door te vragen. Elenor haar afkomst is net zo goed een raadsel voor mij als mijn afkomst voor haar. Alleen ben ik wel vastbesloten dat raadsel te ontcijferen.
Ik kijk naar de bekende witte stenen en houten huisjes. Op het eerste gezicht lijkt er weinig te zijn veranderd in de afgelopen maanden. De huizen zien er hetzelfde uit, de witte paden zijn er nog en hier en daar zie ik zelfs een bekend gezicht zodra we het dorp binnenrijden. Elfen houden niet van bezoek, dat is me de vorige keer erg duidelijk geworden. De blikken die ons worden toegestuurd zijn dan ook niet allervriendelijks. Het duurt niet lang voor de eerste wachter onze richting in komt lopen. Ik herken de jongeman niet en hij mij dus ook niet.
'Wat heeft u hier te zoeken?', vraagt hij zonder enige vorm van begroeting. In mijn ooghoek zie ik Elenor angstig om zich heen kijken.
'Goedendag, we komen Alisha Vervan bezoeken', antwoord Novak voor ik iets kan zeggen.
'Is ze op de hoogte van uw komst?', vraagt de wachter verder. Het zwaard dat hij in zijn hand draagt wordt verplaatst naar zijn andere hand.
'Namen?', vraagt hij verder. Zijn statische blik is in de tijd dat we hier staan geen seconde veranderd.
'Celeste von Dira, Novak Verleer en Elenor..', antwoord ik voor Novak iets kan zeggen. Dat is het moment dat ik me besef dat ik Elenor haar achternaam niet weet. Dat is ook het moment dat de man zijn gezicht vertrekt. Ik had kunnen liegen over mijn naam maar Walmoet zou het toch op het eerste gezicht hebben gezien. Ik kijk Elenor haar kant op om een antwoord te vragen op haar missende achternaam
'Monte, Elenor Monte', antwoord ze. De jonge knikt langzaam. Hij twijfelt, het is aan alles te zien. Zijn wenkbrauwen die omhoog en omlaag schieten, zijn ogen die van ons naar zijn zwaar glijden en zijn gespannen houding.
'Volg mij', zegt hij uiteindelijk, draait zich om en begint het dorp in te lopen. Onze paarden komen weer in beweging, lopend het dorp in. Na een maand hier te hebben gewerkt weet ik inmiddels de weg. Ik heb bijna direct door dat de jongen ons niet leidt naar het huis van Alisha maar naar de tempel. Mijn weerzien met Walmoet wordt eerder dan gepland, al was ik daarop voorbereid.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro