Hoofdstuk 88
In een opwelling van pure paniek gooi ik de halve banaan onder de kast. Zo snel als mijn kaak kan bewegen werk ik het stuk banaan in mijn mond weg en slik het door. Ik veeg mijn mond af en kijk naar de gang in.
Een vrouw van een jaar of dertig à veertig komt de woonkamer ingelopen. Haar lange blonde haar hangt over haar schouders, is versierd met gouden kettingen vol bedeltjes. De lange witte jurk hangt als zijde rond haar lichaam. Het enige aan de vrouw dat niet wit of goud is zijn haar lichtgroene ogen. Ze is prachtig, ik kan niet anders zeggen.
Zodra haar oog op mij valt, maak ik een kleine buiging. Ze knikt enkel met haar hoofd en loopt langs me heen de woonkamer in. Er is me nadrukkelijk vertelt mijn mond te houden dus dat is dan ook wat ik doe. Ik blijf een paar seconden stil staan voor ik verder ga met het schoonmaken van de woonkamer. De vrouw, waarvan ik denk dat het Nalu is, is in de slaapkamer verdwenen.
Ik ga in stilte door met schoonmaken tot ik de gehele ruimte heb gehad. Nalu is de slaapkamer niet uitgekomen en ergens ben ik haar daar dankbaar voor. Ik zou niet weten wat ik tegen haar zou moeten zeggen, al heb ik zoveel vragen. Waarom deelt ze geen kamer met de koning? Hoe voelt ze zich bij zijn anderen vrouwen? Wat is haar taak? Misschien komt er een dag dat ik de antwoorden krijg.
Zodra ik klaar ben met schoonmaken en de spullen terugzetten op hun plek laat ik een zucht. Ik ben kapot, mijn rug doet pijn, ik ben hongerig en moe. Mijn respect voor de dienstmeiden is gigantisch toegenomen vandaag. Ik sta met de mand vol vieze spullen in de gang, mezelf afvragend of ik mijn vertrek moet aankondigen. Weggaan in stilte voelt raar, al heb ik nog nooit een dienstmeid haar vertrek horen aankondigen. Ik besluit dan ook in stilte de deur open te doen.
'Celeste', hoor ik plots achter me. Verschrikt kijk ik achter me. Ik had Nalu haar stem en aanwezigheid niet meer verwacht. De dame staat in exact dezelfde kleding als ze binnenkwam, aan het einde van de gang. Haar armen zijn over elkaar geslagen en ze kijkt me recht aan. Ze maakt niet de indruk dat ik een keuze heb om te vertrekken zonder haar te beantwoorden, integendeel zelfs, ze dwingt het antwoord met haar blik af. Opnieuw maak ik een kleine buiging, met de mand in mijn handen.
'Hoogheid', antwoord ik betwijfeld. Blijkbaar weet ze wie ik ben en we gaan nu ondervinden of dat goed of slecht is.
'Waarom ben je hier?', vraagt ze. Het is geen agressieve toon, eerder direct. Ik ben ook even van mijn stuk geslagen. Het leek me duidelijk dat ik net de suite heb schoongemaakt. De kleding en de werkzaamheden spreken toch voor zich zou je zeggen.
'Ik heb de taak gekregen uw suite te reinigen en u te voorzien van uw wensen hoogheid', antwoord ik. Mijn etiketten lessen van het kasteel komen langzaam weer omhoog. Van hoe je eet tot hoe je praat is me in detail geleerd. Sinds mijn vertrek lijken die regels me een beetje te zijn ontgaan, maar ze zitten nog altijd in mijn hoofd gegrift en lijken nu zonder probleem terug te keren.
'Ik bedoel wat doe je hier in dit dorp?', verduidelijkt ze zichzelf. Haar houding spreekt boekdelen. Ik heb geen opening om een leuk excuus te verzinnen of een leugen te vertellen. Ze staat kaarsrecht, heeft een zelfverzekerde houding en haar ogen lijken me geheel in zich op te nemen. Ik heb verhalen over deze vrouw gehoord, elk over hoe wijs en standvastig ze is. Soms ook een bitch, maar dat laten we achterwegen.
'Mijn.. reisgenoot is ziek geworden en had hulp nodig', is mijn eerlijke en korte uitleg. Nalu zet een stap mijn richting in. Haar ogen glijden van top tot teen over me heen.
'Je mag van geluk spreken dat Novak een bekende van ons is. De koning had je niet gespaard als het niet zo was. Ik moet toegeven dat ik je voor gek heb, verklaart toen ik van je komst op de hoogte werd gebracht. Ieder ander in jouw positie had een andere keuze gemaakt, mag ik hopen'. Ik geef haar geen ongelijk. Ik had een vermoeden over Novak zijn bekendheid hier, zeker wist ik het echter niet. Ik heb zonder nadenken, op het moment dat ik hier landde, Novak zijn veiligheid boven het mijne gezet.
'Ik kan u geen ongelijk geven', antwoord ik zonder na te denken over of ik wel of geen toestemming heb. Ze zet nogmaals een stap dichterbij.
'Reisgenoot zei je?', vraagt ze met een opgetrokken wenkbrauw en een achterdochtige blik in haar ogen. Ik knik langzaam. Ze maakt een kleine knik met haar hoofd als teken van begrip. Haar blik heeft een ondertoon, een ondertoon van ongeloof en achterdocht.
'Heb je je reisgenoot al bezocht?'. Ik schud mijn hoofd. Ik zou niets liever willen. Nu ik al twee weken van Novak gescheiden ben, begin ik de kleinste dingen aan hem te missen. Hoe hij elke ochtend voor het ontbijt een sigaret rookt, weigert een mes te gebruiken voor wat dan ook en zelfs de overdaad aan gedetailleerde verhalen over zijn reizen. Novak is duidelijk mijn vriend geworden deze reis, misschien zelfs wel meer dan dat.
'Dan zal ik je op de hoogte stellen van zijn toestand. Hij ligt in coma, maar er is verbetering zichtbaar. De hemlock, waarvan ik aanneem dat je de afkomst begrijpt, begint te vervagen in zijn bloed. Hij had hevige koorts en regelmatig bloedverlies via de neus, ook dit neemt af. Er is geen zicht op wanneer hij wakker zal worden, maar de verbeteringen zijn hoopgevend. Ik zal met de koning moeten overleggen of je toestemming hebt hem te bezoeken'. Het nieuws doet me goed. Het is fijn iets over zijn toestand te weten, in elk geval dat hij nog in leven is. Ik laat mezelf niet te uitbundig uit terwijl er een zware last van mijn schouders valt. Mijn hoofd heeft elk mogelijk scenario bedacht terwijl ik de suite heb schoongemaakt, dit is de beste uitkomst uit die stapel.
'Dank u', antwoord ik oprecht. Ze maakt een kleine knik met haar hoofd. Het liefst zou ik nu naar de ziekenboeg rennen om Novak op te zoeken, maar het is niet de juiste plek of tijd. Iets in me zei dat hij nog leefde. Iets in me vertelt dat het goed komt en ik kan niet plaatsen wat. Alsof ik zijn lichaam in het mijne kan voelen, zijn aanwezigheid alsof hij naast me staat.
'Ik heb je op dit moment niet nodig. Ga naar huis, neem iets te eten en keer over een uur terug. Ruim dan direct de banaan onder de kast op. Ik houd niet van hongerige bediendes die mijn fruit opeten'. Ik voel het bloed direct naar mijn wangen stromen. Ik heb de voormalige Luna van Asa zijn pack ontmoet. Zij is een vrouw met autoriteit en macht, maar Nalu zit daar een stap boven.
'Ja hoogheid', zeg ik voor ik een kleine buiging maak en vlug de suite verlaat.
-
'Hoe bedoel je je hebt een banaan gestolen?', vraagt Alisha lachend terwijl ze een bord eten voor mijn neus zet. Ik zucht diep en neem een slok van mijn glas water. Alisha was zo lief om tussen het oppassen door een maaltijd voor me klaar te maken.
'Ik was vergeten pauze te houden en had zo'n honger dat ik een banaan uit de fruitschaal heb gepakt', antwoord ik beschaamd. Hoe langer ik er over na ga denken hoe idioter het wordt. Alisha begint te lachen terwijl ze een ander bord opschept.
'Het verbaasd me dat je hier nog zit', grijst ze. Ik neem een hap van mijn salade en zucht diep.
'Ali mag ik een appel?', vraagt Lotus, het vierjarige meisje waar Alisha oppas van is. Het schattige meisje heeft lang rood haar, sprekende blauwe ogen en is niet op haar mond gevallen. Sinds ik thuis ben heeft ze me de oren van mijn lijf gevraagd over waar ik vandaan kom. Ik heb er maar een mooi verhaal van gemaakt want de werkelijkheid is niet voor kinderoren bestemd.
'Tuurlijk', zegt Alisha en pakt een appel van de fruitschaal die ze in stukjes begint te snijden. Het kleine meisje richt zich opnieuw op mij. Ik steek net een hap salade in mijn mond.
'Heeft u een man?', vraagt ze. Ik stik bijna direct in mijn hap salade en begin te hoesten. Technisch gezien heb ik een man. Een die ik haat, me waarschijnlijk wilt vermoorden en alles behalve een geliefde. Novak is niet mijn man, noch heb ik officieel een relatie met hem. We hebben onze band nooit een label gegeven, dat wilde we niet. Toch voelt Novak meer als mijn man dan Christiaan.
'Nee', antwoord ik om geen vragen te hoeven beantwoorden. Lotus kijkt me verbaasd aan. Voor iemand van adel, wat ik haar heb verteld dat ik was, is het hoogst ongepast om op mijn leeftijd ongehuwd te zijn als vrouw. De meeste worden direct weggegeven op hun achttiende. Liefde speelt daarin bijna nooit een rol.
'Waarom niet?', vraagt ze als het onschuldige kind dat ze is. Hoewel Alisha weet hoe de werkelijkheid in elkaar steekt, zegt ze niets. Ze gaat rustig door met de keuken schoonmaken.
'Omdat ik nog niet de juiste persoon ben tegengekomen', is het antwoord dat ik in werkelijkheid zou willen vertellen. Helaas werkt deze wereld niet zo, hoe graag ik dat ook zou willen.
'Hoe gaat u dan kinderen krijgen zonder man?', vraagt ze. Nogmaals verslik ik me half in mijn salade. We weten allemaal hoe mijn geschiedenis met kinderen krijgen. Ik weet niet eens of ik kinderen kan krijgen, laat staan wil. Ik mag de goden op mijn blote knieën danken dat ik nooit zwanger ben geraakt van Christiaan. Ik weet niet of het mijn lichaam is die weigert of puur geluk. Ik werd erom uitgelachen, vernederd en mijn vader was alles behalve blij met de tijd die een kind krijgen in beslag nam.
'Celeste kan geen kinderen krijgen', antwoord Alisha voor ik iets kan zeggen. Ik kijk haar verbaasd aan. Ze pakt net het kleine bordje met stukjes appel van het aanrecht en zet hem voor Lotus op de tafel. Ze kijkt me niet begrijpend aan.
'Je weet het niet?', vraagt ze verbaasd.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro