Hoofdstuk 6
Snel maakt de vrouw nog een buiging en vertrekt terug naar haar werk. Ik kijk haar verbaast na, kijk naar het papier en terug naar haar. Ik ken die zegel en kan niet geloven dat ik hem in mijn handen heb. Ik had nooit verwacht ooit die zegel nog terug te zien, wel opgehoopt. Hoe deze envelop in dit gebouw is gekomen, zonder dat iemand het heeft gezien, is me totaal onduidelijk. Ik wil hem openen, maar word tegengehouden door een stem.
'Celeste'. Zo snel als mijn arm kan bewegen stop ik de envelop in mijn decolleté, de eerste plek die ik bedenken kan. Ik draai mezelf vlug om en kijk mijn vader in zijn donkere gezicht aan.
'Vader', mompel ik. Ik kan me de tijd herinneren dat ik samen met hem door de gangen rende, spelend. Dat hij nog een aardige man was. Die tijd lijkt eeuwen geleden. Vroeger had hij een gezond uitziend gezicht. Deze dagen zijn zijn wangen ingevallen, zijn huidskleur wit en zijn ooit nog zwarte haren krijgen een steeds grijzere gloed. Ik zou met zekerheid kunnen zeggen dat hij dunner is geworden. Zijn zwarte pak maakt het moeilijk om op te merken maar ik zou zweren dat de zilveren kroon losser op zijn hoofd zit.
'Goed dat je er bent, ik heb iets fantastisch aan te kondigen'. Verbaast staar ik de man aan. Zijn opgewektheid is iets wat ik al lang niet heb gezien en ik weet niet of ik me er blij of onrustig om voel. Hij stapt met grote passen de eetruimte binnen. Hij slaat zijn blik ten hemel terwijl een glimlach zijn lippen bespeeld.
'Dit ga je geweldig vinden, eindelijk gaan we de wereld verbeteren'. Mijn onrust groeit met zijn woorden. Mijn vader die de wereld gaat verbeteren betekend meestal dat hij hem nog verder afbreekt. Onze perspectieve van een verbeterde wereld liggen kilometers van elkaar vandaan. Ik slik verontrust en probeer me te bedenken wat dit te betekenen heeft. Zijn humeur heeft sinds het ontbijt een gehele omslag gemaakt. Dat overleg van deze middag moet iets belangrijks zijn geweest. Ik kan me niet herinneren dat hij met iets goeds bezig was, goed in mijn ogen dan. Hij baant zijn weg langs me heen, richting de tafel. Ik draai me met zijn bewegingen mee en volg zijn bewegingen. Ik heb bewust nog geen vraag gesteld of een reactie gegeven. Als hij blij is, al is het om de meest onnozele rede, kan je hem beter zo houden.
'Ik ga het je zo allemaal uitleggen, ga zitten en neem wat wijn. Het is tijd voor een feest'. Ik sta aan de grond genageld en voel een onrust in mijn lichaam opbouwen. Niet enkel van mijn te opgewekte vader, ook van de envelop in mijn decolleté. Ik moet hem openen en wegwerken voor ik die slaapkamer weer instap.
De eerste mannen van de Dageraad beginnen langs me heen naar binnen te lopen en nemen plaats aan de tafel. Ik slik en begin dan naar mijn plek te lopen. Ik zou willen gaan zitten maar ben gedwongen te wachten op Christiaan, ik heb zijn goedkeuring nodig. De mannen in blauwe pakken nemen plaats op hun stoelen, terwijl ik achter mijn stoel sta te wachten op mijn man. Mijn vader lijkt ondertussen zijn opgewektheid kwijt te kunnen bij zijn hulpjes.
Mijn gedachtes glijden terug naar de envelop en de stempel. Ik snap niet wat die stempel in dit vervloekte kasteel doet, al helemaal niet hoe Melissa eraan komt. Ik weet dat die stempel maar van drie personen kan komen, drie personen die hier ver vandaan zouden moeten zijn. De valse ideeën die hier rondgaan hebben geen goede invloed op alle wezens die bestempeld zijn met fout. Als iemand die envelop in mijn buurt ziet kan ik een hevige ondervraging en een paar zweepslagen verwachten, als ik geluk heb. Een hand op mijn onderrug haalt me uit mijn gedachten.
Ik kijk op en kijk in de grijnzende blik van Christiaan. Hij laat zijn hand in een vlugge beweging naar beneden glijden en geeft een korte kneep in mijn rechter bil. Hij schuift zijn stoel naar achter en neemt plaats, me verder negerend. Ik houd mijn irritatie binnen en neem dan eindelijk plaats op de stoel. Melissa komt weer aangesneld en schenkt een glas rode wijn in, iets wat ik wel kan gebruiken. Ik neem een slok van de rode vloeistof en luister naar de gesprekken om me heen. Aan mijn rechterkant zit mijn vader te verkondigen hoe fantastisch zijn aankondiging gaat zijn. Aan mijn linkerkant zit een man te praten over zijn vrouw. Hoe hij praat over de dame verbaast me, het lijkt liefdevol en vriendelijk.
'Ik ben blij als ze hier morgen is'. Ik heb nog nooit Christiaan of mijn vader zo over een vouw horen praten. Hij vertelt over zijn vrouw, die voor het eerst in een lange tijd weer op bezoek komt. Hij vertelt dat hij haar al zo lang niet heeft gezien, de laatste keer niet kan herinneren. Ik probeer te plaatsen wie de man is en of ik zijn vrouw ken, ik kan beide echter niet plaatsen. Ik kan enkel jaloezie voelen over hoe hij over haar praat. Ik zou willen dat Christiaan zo over me zou praten, überhaupt iemand. Een tikkend geluid op een glas haalt me uit mijn gedachten. Mijn blik glijdt naar mijn vader, die opstaat van zijn stoel, met een glas en een mes in zijn hand. Ik heb niet doorgehad dat de bediendes het eten op tafel hebben gezet.
'Heren, ik heb iets fantastisch aan te kondigen. Zoals jullie weten is er een strengere handhaving in deze wereld nodig'. Ik had gehoopt dat hij daadwerkelijk iets goeds ging aankondigen, maar waar het nu op begint te lijken is het enkel onzin. Ik pak mijn glas wijn vast en breng het naar mijn lippen.
'Ik heb lang gesproken met de Dageraad en onze legeraanvoerders. Het had wat tijd nodig maar we zijn eruit'. Ik neem een slok van de wijn en luister enkel met een oor.
'Als we ons doel willen bereiken van een veiligere wereld voor ons als tovenaars, als de rechtmatige magiërs'. Hoe langer ik luister naar deze onzin hoe verder mijn hoop, in iets beters, verdwijnt.
'De Nachtrijders denken dat ze alle macht hebben en dat ze de rechtmatige eigenaren zijn van onze lijnen, nou dat zijn ze niet. Ze moeten dood en daar gaan we voor zorgen. Vanaf morgen begint ons leger de jacht op de Nachtrijders totdat er geen enkele meer over is'. Ik houd mijn wijn amper binnen, mijn ogen vergroten zich. Het applaus rond de tafel begint, ze staan op en lijken trots op het nieuws. Ik zit aan mijn stoel genageld en ben niet in staat te bewegen. Ik had al geen goed gevoel over mijn vader zijn aankondiging, maar dat het zo slecht zou uitpakken had ik niet kunnen bedenken. De drie personen die ik al maanden probeer te beschermen, de vier draken. Mijn vader zijn leger is gigantisch en ik vraag me af of ze dat aankunnen. Mijn vader gaat op zoek naar de vier beschermers van onze magie en het pijnlijkste aan deze situatie is dat er een aan deze tafel zit, ik zelf.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro