Hoofdstuk 21
Iets aan de dame trekt me aan, iets wat ik niet kan plaatsen. Het is niet seksueel of haar uiterlijk. Haar zwarte haren hangen als stukken stro langs haar gezicht, haar gezicht is bond en blauw en haar wangen zwaar ingevallen. Op het eerste gezicht zou je niet zeggen dat die kenmerken aantrekkelijk zijn. Ik weet niet eens de naam van de dame, hoe oud ze is of waarom ze hier is. Ik heb geen idee wie deze vrouw is en toch ben ik nieuwsgierig. Of het de uitdrukking van de draak was, haar onverwachte komst of mijn snak naar avontuur, iets trekt me aan.
'Kent u de dame?'. Ik had niet door dat ik aan het staren was, voordat Lilia deze vraag stelde. Ik kijk niet op van mijn blik op de dame.
'Nee', antwoord ik enkel. Ik haat het als de vampiers me u noemen, maar ik krijg het er niet uit. Dat statige gedoe is niet mijn ding, ik zal nooit lang in een kasteel of landhuis kunnen zijn. Het standenstelsel waar we in leven is iets wat ik nooit geheel heb begrepen. Waarom zou een vampier ondergeschikt staan aan een tovenaar? We krijgen minder kansen, hebben minder macht, maar dat betekent niet dat we minder zijn. We worden gezien als onderwereld, uitgekotst omdat we geen spreuken kunnen uitvoeren.
Ik leg mijn vingers op de huid van haar enkel, laat ze er zacht overheen gaan. Onder mijn vingertoppen voel ik het bloed lopen, razen door haar aderen. Haar huid is heet, bloed heet. De spieren zijn gezwollen en bonken onder mijn aanraking. Ik kan geen botbreuk voelen wat betekend dat het zwaar gekneusd is. Aan de rechterkant van haar enkel zit een schaafwond die er niet prettig uitziet. Hij zit vol met opgedroogd bloed en is gezwollen.
'Meneer'. Ik schik op van de kamermeisjes, die blijkbaar de kamer ingekomen is. Ik kijk geïrriteerd naar het meisje, die met de gehaalde spullen in haar handen naast me staat. Ze lijkt op het eerste gezicht mijn irritatie niet te kunnen plaatsen, tot ze zichzelf vlug verbetert.
'Excuus, Novak', verbetert ze zichzelf. Ik knik tevreden en pak de spullen dankbaar uit haar handen. Ik leg de verbanddoos naast me neer op het bed en open hem. Het witte doosje ligt vol met soorten verband en gaas.
'Lilia pak een natte doek'. Ze knikt snel en rent de badkamer in. Ik pak een pakje met gaas uit de verbanddoos, scheur de verpakking kapot en leg het naast me neer. Lilia komt met een witte doek in haar handen de badkamer uitgelopen en geeft me de doek aan. Met de natte doek maak ik voorzichtig de schaafwond schoon, haal alle restjes bloed weg. Ik geef de doek weer aan Lilia en leg het gaasje op de wond.
'Lilia pak voorzichtig haar been vast en til hem omhoog zodat ik hem kan verbinden'. Ze knikt en loopt naar de andere kant van het bed. Ik zoek in de verbanddoos naar het juiste verband en dat is moeilijker dan je denkt. Ik gooi de halve inhoud van het doosje op het bed voordat ik het steunverband gevonden heb. Ik kijk Lilia aan en maak een knik met mijn hoofd om haar het teken te geven om de dame haar been op te tillen. Voorzichtig en secuur begin ik het verband om de enkel van de dame te binden. Ik neem haar hak en een deel van haar voet mee voor de extra bescherming, het hele rolletje gaat op. Het einde van het verband maak ik vast met een zilver haakje. Aan het einde van het verband en het verbonden gedeelte steek ik het haakje erin om zo de twee delen aan elkaar te verbinden. Lilia legt voorzichtig het been van de dame terug op het bed en zet een stap naar achteren.
'Bedankt, jullie kunnen gaan'. De twee meiden knikken hun hoofd, puur omdat ik ze verbied te buigen. Ze lopen de kamer uit, laten me achter met de dame. Ik zucht diep en begin de rolletjes verband terug in de doos te stoppen, sta op en leg de verbanddoos weg. In de tijd dat ik in deze kamer heb gezeten heeft de dame amper tot niet bewogen. Haar ademhaling lijkt iets te zijn verhoogd wat een goed teken lijkt. Ik kan me niet voorstellen wat er met de dame is gebeurd. Ze lijkt in elkaar geslagen, misschien wel mishandeld. Een gekneusde enkel, overal blauwe plekken en bewusteloos.
Ik dacht dat nachtrijders onschendbaar waren, als de dame al een nachtrijder is. Ik heb gehoord over de koning en zijn jacht naar de vier, maar nooit verwacht dat hij het echt ging doen. Het is een idioot idee, een idiote man. Zodra hij begint met de nachtrijders kan ik garanderen dat vampiers en weerwolven de volgende zijn. Het gaat het sowieso niet lukken de nachtrijders te doden, ze zijn onschendbaar, Een zucht glijdt over mijn lippen. Ik sta op van het bed en richt mijn blik op de dame.
'Ken je haar?'. Ik kijk verschrikt op naar de deur. Myles staat tegen de deuropening geleund, zijn armen over elkaar geslagen en zijn blik op me gericht. Ik kijk van hem weg en loop naar de dame.
'Nee', antwoord ik. Voorzichtig pak ik de deken onder de dame vandaan en trek hem tot haar schouders over haar heen.
'Weet je wat we met haar is gebeurd?'. Alsof Myles niet irritant genoeg is, begint hij me nu vragen te stellen waarop hij zelf het antwoord kan bedenken.
'Wat denk je nu zelf?' Mijn geïrriteerde antwoord lijkt indruk te maken. Myles steekt zijn handen in de lucht en komt rechtop staan.
'Rustig broertje. Ik was benieuwd. Gezien de hoeveelheid reizen die je maakt, weet je maar nooit wie je ontmoet' Ik maak een nors "mmm" geluid terwijl ik naar de dame blijf kijken.
'Ik zal vader inlichten. Geef door wanneer ze wakker wordt, eten zal worden verzorgd'. Na die woorden verlaat Myles opnieuw de kamer en sluit de deur achter zich aan. Ik blaas mijn ingehouden adem uit mijn neus en haal mijn hand door mijn donkerblonde haren. Tegenover het bed staat een zwart-witte stoel waarop ik plaats neem. De stoel is zacht en de ideale maat om een stuk in weg te zakken. Net op het moment dat ik mijn ogen wil sluiten beweegt de dame.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro