Hoofdstuk 1
'Melissa, verschoon de lakens als je klaar bent. Er zit weer bloed op,' zegt mijn man tegen ons overwerkte kamermeisje. Het blauwe pak zit strak om zijn getrainde lichaam en zijn bruine haar wappert langs zijn oren als hij de deur uitloopt.
'Excuseer hem.'
'Dank u hoogheid,' antwoordt ze, voor ze een stap achteruit doet zodra ze klaar is met het vastmaken van mijn jurk. Ik sta op van de kruk, trek de zwarte linnen stof recht en laat mijn blik vallen op de bevuilde lakens. Ik zou willen dat het bloed werd veroorzaakt door maandelijkse affaires, al is dat bij mij nooit het geval geweest. Mijn huwelijksnacht was twee jaar geleden en nog altijd kleuren de lakens dagelijks rood.
'Bedankt Melissa,' zeg ik terwijl ik met tegenzin naar de deur loop.
'Hoogheid.' In mijn ooghoek zie ik de dame een buiging maken voor ze zich naar het bed begeeft. Ze stuurt me een laatste blik voordat ze de dekens van het bed begint te trekken.
Langzaam baan ik me een weg naar de eetzaal. De lange gangen zijn bezaaid met donkere en sombere kunst. Schilderijen horen mooi te zijn, maar als ik naar de donkere schilderijen van slagvelden, dode bloemen en schedels kijk, zie ik niets moois. Het kasteel is gehuld in zwart en blauw, de kleuren waar mijn vader van houdt. Er zijn weinig kasten en versieringen in de gangen; de meeste hebben enkel kroonluchters aan het plafond en een zwarte stenen vloer. De paar gordijnen voor de eenzame ramen zijn donkerblauw. Je zou het cliché kunnen noemen, een donker kasteel voor een donkere koning.
Toen koning Floridus von Dira stierf aan riose, erfde mijn vader, zijn eerstgeboren zoon Nicholas, de kroon. Hij trouwde mijn moeder, Senera Sila, de dochter van de rijkste magische familie.
Mijn vader stond vroeger al bekend als de prins met de gekke ideeën. Sommigen noemden hem een narcist, anderen een anders denker en sommigen een genie. Hij had extreme ideeën als het ging om de rechten van magiërs. Hij stelde zijn eigen ras boven elk ander. Het deed zijn naamsbekendheid bij de andere volkeren geen goed maar er was niet genoeg reden om hem af te zetten. Het was een vuur dat langzaam voortkabbelde zonder hevige vlammen.
Ik geloof dat mijn moeder degene was die de vlammen van mijn vader in toom hield. Er waren momenten waarop er extra zuurstof bij het vuur kwam. Ik heb met regelmaat serviesgoed tegen een muur zien vliegen en bedekte vaak genoeg mijn oren om het geschreeuw niet te horen.
Ik kende mijn vader als de drukke koning die af en toe tijd maakte om met zijn kinderen door de gangen te rennen. Die aardige familieman verdween zodra de dood mijn moeder kwam ophalen. Waaraan de zeer vriendelijke en geliefde vrouw stierf is nooit duidelijk geworden.
Één ding was wel duidelijk: het vuur had alle ruimte om zich te verspreiden. Die familieman was gestorven en zou nooit meer terugkeren.
De haat van mijn vader tegen andere volkeren wordt niet meer alleen met woorden geuit. Elk volk heeft zijn eigen beperkingen; Weerwolven mogen beperkt jagen op hun eigen land, vampiers hebben een bloedlimiet en elfen mogen hun grond niet verlaten. Allen betalen de hoogste prijzen voor hun land en er wordt geen handelgedreven.
Zodra ik de eetzaal binnenloop, zie ik degene die ik hoopte te ontlopen voor een zo lang mogelijke tijd. Met zijn leesbril op het puntje van zijn neus en de krant open in zijn handen zit de koning aan de uitgestrekte houten eettafel. Zijn zwarte pak met verschillende spelden zit keurig om zijn lichaam en zijn zwartgrijze haar zit strak naar achter. Ook de eetkamer ziet er weer netjes uit. De kandelaars met blauwe kaarsen en het kleed vol rode wijnvlekken van het diner van gisteravond zijn opgeruimd. De tafel is leeg, op mijn vader, zijn krant en zijn zwarte kopje koffie na.
De eetkamer is een van de weinige plekken met decoratie. Hier en daar hangen schilderijen, iets kleurrijker dan in de gangen. Tegen de achterwand staat een tafel met kaarsen en boeken. Aan de muur hangen zwaarden die samen een kruis vormen. Vroeger werd bij speciale gelegenheden de tafel versierd, maar die tijd is lang vervlogen. We hebben weinig te vieren en bezoekers lopen de deur ook niet plat.
'Celeste.' Even sluit ik mijn ogen, wachtend op zijn dagelijkse ongewenste mededeling of opmerking.
'Vader,' mompel ik. Schuifelend tikken mijn hakkken richting de tafel. Ik sta stil voor de houten stoel en kijk naar het portret van mijn opa aan de muur. In mijn ooghoeken zie ik de koning de krant tegen de houten tafel slaan en de bril van zijn neus halen.
'Je hebt één simpele taak en dat lukt je niet eens.' Met tegenzin kijk ik hem aan bij zijn onverwachte beschuldiging. De onterechte beschuldigingen vliegen geregeld rond mijn oren zonder dat ik mij bewust was van mijn fout, echter weet ik in dit geval weet ik waar hij op doelt.
'Ik ... Uhm.' Ongeïnteresseerd neemt de man een slok van zijn koffie.
'Waarom ben je nog niet in verwachting? Heb je enig idee hoeveel vragen dit bij mensen oproept? Aan Christiaan zal het niet liggen. Je moet je schamen dat het zo lang duurt.' Ik zou willen dat ik wist hoe ik de situatie kon veranderen. De tientallen bezoeken aan de verpleegster hebben niets geholpen. Ik heb geworsteld om de gekke soorten thee weg te krijgen, tot de goden gebeden en mijn maaltijden veranderd, niets werkt. Het is mijn enige taak als vrouw en zelfs dat lukt me niet.
'Ik zal eraan werken vader.' De woorden verlaten mijn mond vooral om van het gesprek af te zijn. De koning zet zijn bril terug op zijn neus en zucht eens diep. De krant wordt ongeïnteresseerd van tafel geraapt voor mijn aanwezigheid verder wordt genegeerd.
Ik kijk de kamer rond en aarzel om weg te lopen maar voordat ik de kans krijg een excuus of een uitweg te vinden, lopen de eerste mannen voor het ontbijt binnen.
Mijn broertje, Elien, loopt aan de hand van zijn lijfwacht de kamer binnen. Minos is een aardige man ondanks dat zijn taak niet altijd eenvoudig is. Een blinde tiener door het kasteel leiden is iets dat niet veel mannen als hun taak beschouwen.
Toen mijn ouders trouwde hoopte mijn vader zoals elke koning op een zoon, bood erop, maar kreeg een dochter.
Hij kreeg mij.
Mijn moeder overleefde ternauwernood de bevalling, sommigen zeggen dat ze er nooit volledig van herstelde. Het duurde nog vijf jaar, zes miskramen en een bed vol tranen voordat er een zoon werd geboren.
Mijn broertje Elien.
Helaas was ook hij niet wat mijn vader hoopte. De jongen is blind. Mijn moeder had haar werk gedaan, maar het kostte haar geluk en lichaam
Elien loopt naar me toe met een vrolijke uitdrukking. Zijn zwarte haren zwieren langs zijn gezicht en zijn nette zwarte kleding zit zoals altijd perfect. De dertienjarige heeft geen idee wat er zich werkelijk in dit gebouw afspeelt of wat voor een ontwrichting mijn huwelijk is. Hij is een kind, wat kun je hem kwalijk nemen. Ik was ook zo op zijn leeftijd; onbezorgd, vrolijk en opgewonden over de toekomst
'Goedemorgen,' begroet hij me opgewekt. Ik pers een glimlach door mijn lippen, waarvan ik besef dat hij die niet ziet.
'Gaan we deze ochtend eindelijk wandelen?' Ik was mijn belofte aan de jongen vergeten. De belofte die ik steeds uitstel aangezien Christaan me op eist zodra hij daar aanleiding toe ziet.
'Ik zal Christiaan vragen of hij plannen heeft,' mompel ik schuldbewust. Elien knikt slechts voor hij op zijn vaste plek aan tafel gaat zitten. Hij is dit antwoord inmiddels gewend maar toch verschijnt er telkens een blik van teleurstelling op zijn gezicht. Ik wil me naar mijn plek aan de tafel begeven, maar word tegengehouden door een arm die zich om mijn middel slaat, de gespierde arm van mijn man.
'Leuk je weer te zien, schat,' zijn de woorden die hij zachtjes in mijn oor fluistert. We weten beide dat elk woord is gelogen en dat hij het alleen maar zegt om me ongemakkelijk te laten voelen.
Wij vertellen onze kinderen sprookjes over prinsessen die opgesloten zitten in torens en knappe prinsen op witte paarden die hen komen redden. Die schattige en hoopvolle verhalen zijn mijn nachtmerrie, mijn realiteit. Mijn sprookje heeft niet dat hoopvolle einde of de prins op het witte paard die geluk komt brengen. Mijn zogenaamde prins kwam twee jaar geleden, op een zwart paard, in een blauw pak. Hij redde me niet uit de toren, hij sloot me erin op. Hij gaf me geen kus waardoor het vuurwerk ontplofte. Hij gaf me een kus waarmee de duisternis om me heen sloeg.
Twee delen aan dat sprookje bleken waar. Ik trouwde met de man op het zwarte paard en daarmee ging ik een nieuw leven tegemoet. Een leven vol neerbuigendheid, misbruik en kleinering. Mijn prins, of beter gezegd generaal, trouwde ik niet uit liefde of vrije wil.
Ik stapte op een ochtend de werkkamer van mijn vader binnen en kwam naar buiten met de kennis dat ik binnen een week zou trouwen. Christiaan was geen onbekende naam in dit kasteel. De man van rijke adel stond bekend als onoverwinnelijk, rokkenjager en wreed. Al deze vooroordelen kwamen uit. Wat hem heeft gemaakt tot de hel die hij is is me nooit geheel duidelijk geworden. Een vader met losse handen, een moeder die vroeg stierf en een vader die zich dood dronk. Verder kwam ik niet.
Sommigen worden verliefd op de man met wie ze gedwongen worden te trouwen, ik niet. Ik haat de man tot in het diepst van mijn ziel. Sommigen zouden een moord doen voor mijn positie. De pracht, praal en privileges. Het is allemaal niet zo goudkleurig als wordt gedacht. Christiaan zal de kroon erven en ik, ik ben het fokschaap dat voor een erfgenaam moet zorgen.
Christiaan loopt naar de tafel en gaat zitten zonder te wachten op mijn reactie. Ik kan eindelijk plaatsnemen net voordat de dageraadleden binnenstappen.
De mannen in de blauwe pakken zijn mijn vaders toezichthouders en degenen die uiteindelijk bepalen of een plan wordt uitgevoerd, althans op papier. In de praktijk knikken de mannen altijd "ja". Ik ben niet door ze geliefd aangezien ik als klein meisje me graag bemoeide met hun zaken. Die spraakzaamheid is er met de jaren wel uitgeslagen, letterlijk.
De bedienden haasten zich naar de nieuwe gasten en schenken voor elk hun vaste drankjes in. Niet veel later wordt het ontbijt geserveerd. Van toast tot ei, alles staat op tafel. Zoals elke ochtend pak ik Christiaan's bord en begin zijn vaste maaltijd op te scheppen; twee sneetjes toast, een gebakken ei en drie plakjes uitgebakken spek. Ik zet het bord voor hem neer en begin voor mezelf op te scheppen.
'Je bent onze afspraak toch niet vergeten Chris?' Mijn vader begint te praten vanaf de overkant van de tafel. Christian duwt net een hap toast met ei in zijn mond.
'Zeker niet hoogheid.' De stukjes wit brood vliegen over zijn bord, wat een onprettig gezicht oplevert.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro