Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

7. Andreas - Andrea's

Voor de zesde keer al wierp Andrea een blik op de klok. Waarom was er nog geen kwartier voorbij, sedert ze de vorige keer had gekeken?

Rudy's been was twee plekken gebroken, op dit eigenste moment waren ze hem met vijzen en bouten aan het oplappen in het operatiekwartier van het Stedelijk Ziekenhuis. Ze had van hem naar 'Swa' moeten bellen, maar wie die 'Swa' precies was, daar had ze het raden naar. Eigenlijk wist ze maar weinig van Rudy. Dat hij een oude rocker was, getrouwd met zijn liefde voor muziek. Voor de rest niets, of ja, toch weinig.

Andrea schaamde zich. Ze was gewoon een slechte, ongeïnteresseerde werknemer. Desinteresse, daar had ze altijd al last van gehad. Nee, verbeterde ze zichzelf, niet altijd. Alleen draaide alles wat ze interessant vond, simpelweg elke keer op een teleurstelling uit.

Haar roots vinden? Een onbekende moeder met een ontraceerbare achternaam. Voor de rest van haar leven kunnen terugvallen op een warm nest, ook al was dat in een pleeggezin? Een auto ongeluk dat een einde maakte aan het leven van mijnheer Peeters, en mevrouw Peeters die Andrea wel moést loslaten toen ze achttien werd. Kunstgeschiedenis studeren? Onmogelijk, wegens te ver en te duur. Een date hebben? Ze werd gewoon genegeerd. Een kat in huis nemen? Zeker weten dat het vast niet mocht van de huisbaas.

Ze zuchtte. Zo kon ze nog wel even doorgaan. Om moedeloos van te worden.

"Hallo? Ben jij Andrea?"

Verward keek ze naar de man die haar had aangesproken. Waarom was Rudy hier en had hij een kostuum aan? Was hij naar de kapper geweest ondertussen? En waarom liep hij niet op krukken?

"Eh... ja?", was het enige dat ze kon uitbrengen.

De andere Rudy stak zijn hand uit.

"Ik ben François. De tweelingbroer van Rudy. Swa," voegde hij eraan toe, terwijl hij haar hand schudde. "Ooh." Het begon Andrea te dagen.

Met Swa sprak ze af dat de winkel de rest van de week gesloten bleef. Morgen zou ze langsgaan om de rommel op te ruimen die ze in de berging had gemaakt. Voor de rest had ze gewoon vrijaf!

Op haar weg naar buiten had ze een ingeving. Nog voor ze zich kon bedenken, knikte de dame aan de onthaalbalie haar al vriendelijk toe. Andrea slikte, nu kon ze niet meer terug.

"Eh... het kamernummer van mijnheer Andreas Zondernaam, alstublieft?" Ze hoopte vurig dat dit het juiste ziekenhuis was.

De dame keek haar van over haar bril onderzoekend aan.

"Bent u familie?"

Andrea dacht aan Thomas Edison. "Ja," knikte ze overtuigender dan ze zich zelf voelde. De dame tikte iets in. "Geriatrie, afdeling drie. Kamer 328, eerste bed. Route 136."
Ongelooflijk dat ze deze info zomaar kreeg!

Op slag sloegen golven van paniek door Andrea heen. Wat moest ze hem zeggen? Of vragen? Hallo, je kat woont nu bij mij? Hij heeft me je huis getoond?

"Gaat het?" vroeg de onthaaldame bezorgd.

Andrea plooide haar beste glimlach op haar gezicht. "Ja hoor, dank u wel."

Werktuiglijk zetten haar voeten zich in beweging. Derde verdieping, route 136...

Alles voelde onwerkelijk, alsof iemand anders haar lichaam had overgenomen en het voortstuwde naar de bewuste kamer 328.

Het eerste wat haar opviel bij  het binnenkomen, was de hoeveelheid licht. Daarna, hoe groot de kamer wel was. Er bevonden zich vier bedden, één in elke hoek en elk bed was bezet. Andrea slikte, het leek haar ineens het allerslechtste idee ooit. Drie gezichten draaiden zich hoopvol naar haar toe, bleven wat staren en verzonken toen weer in wat dan ook ze aan het doen waren. Een vierde gezicht bleef haar vanuit een fauteuil aankijken. Ze schraapte haar keel.

"Andreas Zondernaam?"

De mond van de oude man viel open.

"Tia? Ben jij het?" fluisterden hij. Zijn stem trilde.

Andrea schudde het hoofd. Het bleef stil. Aarzelend kwam ze wat dichter. Ineens besefte ze waarom hij niet reageerde. De man kon haar waarschijnlijk niet zien, door het wit-grijzig vlies dat over zijn pupillen heen lag.

"Nee, ik ben Andrea."

"Dag Andrea." Zijn stem trilde al minder. "Ik had durven zweren dat je Tia was, je klinkt precies als zij. Iets jonger misschien?"

"Ik ben tweeëntwintig." Ze stond nu naast het bed.

Hij knikte stellig. "Iets jonger dus." Andreas slaakte een diepe zucht. "Het doet me heel erg deugd een stem te horen die zo op die van haar lijkt."

Andrea aarzelde, het stond niet om al te nieuwsgierig te zijn. Toch floepte het er ineens uit. "Wie is Tia?"

Een brede glimlach brak door op het gezicht van de oude man. "Mijn dochter."

Ze voelde zich niet helemaal op haar gemak om er verder over door te vragen, en besloot het erbij te laten. "Mijnheer Zondernaam?"

"Ja kind? Praat gerust verder, ik zou uren naar je stem kunnen luisteren."

Dat verraste haar aangenaam.

"Ik heb uw kat gevonden." Dat de kat technisch gezien haar had gevonden, vertelde ze er voor het gemak niet bij. De man ging rechter zitten.

"Thomas Edison? Hoe gaat het met hem?"

Andrea verzekerde mijnheer Zondernaam ervan dat alles prima was met zijn kat en beloofde er heel goed voor te zorgen. Ze lachten beiden smakelijk om het verhaal hoe het beestje haar naar de woning had geleid, en praatten over ditjes en datjes alsof ze elkaar al jaren kenden. Voor ze er beiden erg in hadden, was het bezoekuur voorbij.

Volledig tegen haar gesloten natuur in, maakte ze een belofte.
"Ik kom terug. Morgen heb ik vrij."
Het voelde verbazend goed. En ze zou een boek meenemen. Beloofd.

Het terugkomen werd al snel een gewoonte. Iets om naar uit te kijken. Andrea verbaasde zich er constant over hoe goed ze het konden vinden, alsof ze hiervoor al een heel leven met elkaar hadden gedeeld.

Meerdere keren per week ging ze op bezoek bij Andreas, waarbij ze het hadden over filosofie (zo bleek die studie toch nog nuttig te zijn), spraken over muziek (en hem verbaasde met de geluidskwaliteit van haar mobiel), over boeken waaruit ze voorlas (gezegend zij mevrouw Willems), lachten met de streken van Thomas Edison (tot haar verbazing had de huisbaas ermee ingestemd om hem in huis te nemen) en ze aan zijn lippen hing toen hij haar enkele levenswijsheden bijbracht.

Mijnheer Zondernaam was elke keer onberispelijk aangekleed, gekamd en geschoren. Toen ze er naar vroeg, bekende hij dat zijn buren er uit de één duizenden waren en dat ze voor de was, de post en dergelijke zaken zorgden.

Het bezorgde Andrea een steek van gemis. Zo'n buren zou zij nooit hebben, ze praatten zelfs niet met elkaar. Haar buren wisten waarschijnlijk niet eens dat zij bestond.

Het werk in Rudy's Music Shop was ook al niet meer zoals vroeger. Voor het eerst was er iets waar ze meer mee in haar hoofd zat, ze haalde minder voldoening uit haar job. Zelfs Rudy leek minder geïnteresseerd dan voorheen. Hij moest natuurlijk nog lang op krukken blijven lopen, maar zijn bezieling leek fel getemperd.

Zowat drie weken na Andrea's eerste ontmoeting met Andreas, liep ze met - alweer - een nieuw boek onder de arm door de grote hal van het ziekenhuis, op weg naar kamer 328.

Ze had eindelijk alle dozen met boeken, die al vier jaar onuitgepakt in haar appartementje stonden te verstoffen, leeggemaakt. Het boek dat ze nu bij had, was sedert forever haar persoonlijke favoriet, het was Andreas die haar gisteren had gestimuleerd om het vandaag mee te brengen.

Met een prettige 'ping' arriveerde de lift.

"Hey Dré."
Verrast keek ze op. Onder de mensen die uitstapten, bevond zich Nat. Te verbaasd om meteen te reageren, bleef ze stil. Met een vaag gebaar wees hij naar boven. "Ik moest wat ophalen." Nu pas merkte ze zijn roodomrande ogen.

"Alles goed?", vroeg Andrea aarzelend. Nat slikte moeilijk.

"Jaja. Maar ik moet er vandoor. Nog veel regelen en zo." Zonder haar antwoord af te wachten, liep hij langs haar heen en verdween tussen de mensenmassa. Ze keek hem verbijsterd na.

"Hey Andreas, ik heb dat boek mee ho..."

Andrea bleef stokstijf in het deurgat staan.

Een strak opgemaakt bed staarde haar beschuldigend aan. De fauteuil leeg. Alles opgeruimd, afgewassen. Weg.

Een golf van ontzetting, eenzaamheid en verdriet dreigde haar kopje onder te duwen. Ze moest er zich aan herinneren om te blijven ademen, ondanks haar dichtgesnoerde keel.

Nee nee nee, hij was gewoon verplaatst naar een rusthuis. Toch?

Een hand op haar schouder bracht Andrea weer bij haar positieven. Een verpleegkundige die ze wel vaker had gezien, keek haar met trieste ogen aan.

"Het spijt me. Zijn lichaam heeft de strijd opgegeven."

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro