7.
Anna nam zwijgend plaats in één van de plastic stoelen die de woonkamer rijk was. Er hing een muffe geur in de lucht, van medicatie en tranen.
Haar hoofd voelde zwaar aan. Ze had vanochtend haar pillen geslikt, maar merkte meteen dat dit niet dezelfde pillen waren die ze eerst had. Ze voelde zich anders. Alsof de zwaartekracht haar steeds verder naar beneden trok, haar gedachten vol pek zaten en haar ledematen van lood waren.
Het maakte haar ook niet uit. Waarom zou het? Ze had liever een duf, slaperig hoofd, dan een scherpe blik en alerte gedachten. Dat zou alles alleen maar erger maken.
Benny staarde naar de televisie, waar zich een voetbalwedstrijd afspeelde. Elke keer als er gescoord werd liet hij een zacht gekir horen, als dat van een vrolijke peuter.
Er zat nog een man in de woonkamer. Hij had grijs haar, doffe ogen en zijn mondhoeken hingen naar beneden, alsof hij overal ontevreden over was. Dat was hij waarschijnlijk ook.
Hoe zou hij hier beland zijn? Peinzend staarde Anna hem aan, fantaserend over de misdaden die hij begaan zou zijn. Zou hij iemand verwond hebben? Zichzelf, misschien?
Ze schrok op uit haar gedachten van een harde stem. Het was een vreemd optimistische stem, te midden van alle somberheid.
'Hallo,' een vrouw van middelbare leeftijd kwam naast haar zitten. 'Jou heb ik hier nog niet eerder gezien. Ben je nieuw?'
Anna nam de vrouw zwijgend in zich op. Ze had zwart haar, dat in een slordige vlecht was gebonden, en donkere, vrolijke ogen. Haar ogen waren niet levenloos, zoals bij de anderen. Ze waren juist vol leven.
Anna knikte. Ze wilde meer zeggen, maar zou niet weten wat. Ze was opgelucht toen de vrouw het woord nam.
'Ik ben Alba. En jij?' ze schudde haar de hand. Ze had een ferme handdruk, die Anna nog lang bij zou blijven. Alba was zo ongelofelijk echt, in een wereld waar realiteit en verbeelding langzaam in elkaar overliepen.
'Ik heet Anna,' zei ze zacht. Ze glimlachte voorzichtig, aangestoken door haar optimistische karakter.
'Anna. Dat is een mooie naam. Je bent jong,' constateerde ze, met een ietwat droevige blik in haar ogen. 'Hoe ben je hier toch beland, kind?'
Anna fronste. Ze legde haar handen in haar schoot. Normaal gesproken zou ze nu op haar nagels bijten, of met haar kleding spelen, maar de medicatie zorgde ervoor dat ze zich nauwelijks kon bewegen.
'Dat is een lang verhaal,' antwoordde ze uiteindelijk.
'Je wilt het er nog niet over hebben, dat snap ik. Jij vertrouwt mensen niet zomaar. Jij bent verstandig,' Alba glimlachte. 'Dat was ik niet, op jouw leeftijd.'
Er klonk een stilte. Het enige geluid dat de stilte doorbrak was Benny, die zacht kirde. Hij bewoog zijn vuisten op en neer.
'Hoe bent u hier terechtgekomen,' vroeg Anna.
Alba glimlachte. Haar ogen twinkelden.
'Ik heb mijn man vermoord,' ze staarde in de verte, overmand door herinneringen. 'Ik heb gewacht tot hij sliep. Hij had teveel bier op. Dan slaapt hij als een os, weet je. Ik sloop naar de tuin en greep naar de bijl. Ik hakte op zijn hoofd. En nog eens. En nog eens. Totdat het bloed over mijn handen sijpelde, en zijn hersenen over de vloer verspreid lagen.'
Misselijk van het idee staarde Anna haar aan. Hoe kon deze vrouw, die zo vrolijk leek, iets dat zo gruwelijk was hebben gedaan? Ze kon geen woord uitbrengen, zo geschokt was ze.
'Waarom?' wist ze uiteindelijk uit te brengen.
Alba fronste. 'Omdat hij een monster was.'
Anna staarde naar Benny. Ze dacht aan zijn woorden.
"Ze zijn er altijd. Overal."
'Wat is de definitie van een monster?' vroeg ze zich hardop af. 'Wanneer is een monster een monster?'
'Dat weet je,' Alba staarde haar aan, haar blik plots scherp als een mes. 'Je kunt het voelen, als ze naast je staan. Je voelt een koude huivering over je rug, en hoewel ze glimlachen, voel je de kilte achter het masker. Je voelt het,' zei ze nog eens.
Anna opende haar mond om te antwoorden, maar net op dat moment kwam Frank binnen. Hij glimlachte en klapte enthousiast in zijn handen.
'Etenstijd! Komen jullie?'
Benny kwam meteen op hem af lopen, gevolgd door de oude man. Alba en Anna sloten de rij. Zwijgend liepen ze naast elkaar.
Anna schrok op van een zacht duwtje tegen haar hand. Alba duwde een geel memoblaadje in haar handpalm.
'Wat...?'
'Sst,' siste Alba.
Anna fronste. Ze wierp Alba nog een vragende blik toe, maar toen die niet werd beantwoord vouwde ze het briefje open. Met grote ogen las ze de woorden, die vluchtig en slordig op het papier gekrast waren.
Vertrouw Frank niet.
Ze keek op. Haar hart bonkte in haar keel. Hoezo niet? Ze stootte Alba aan, smekend om uitleg, maar ze negeerde het.
'Sst,' zei ze nog eens. Ze weigerde Anna aan te kijken. 'Ze zijn overal.'
'Waar heb je het over?'
Frank onderbrak hen. Hij opende de deur van de eetzaal.
'Dit is de eerste keer dat Anna hier eet. Wees een beetje vriendelijk.'
Benny sloeg dit bevel natuurlijk meteen in de wind, en rende op de tafel af. Hij ging op één van de stoelen zitten, met zoveel geweld dat andere stoelen omvielen. Frank riep een keer luid zijn naam, en Benny begreep de hint.
'Sorry,' mompelde hij. Hij begon het bord eten, dat al voor hem stond, met veel lawaai naar binnen te schrokken.
Anna wilde naast Alba gaan zitten. Ze wilde antwoord op de vragen die in haar opdoemden. Maar Alba was al bij anderen gaan zitten, en kletste nu vrolijk met de andere dames.
Een beetje verloren stond Anna erbij, starend naar de sombere ruimte. De eetzaal was net als alle andere ruimtes. Ze had juist verwacht dat het een vrolijke kamer zou zijn. Een plek waar mensen samen zouden komen.
Uiteindelijk ging ze alleen aan een tafel zitten. Haar hoofd tolde. Ze zuchtte en masseerde met haar vingertoppen over haar slapen. Ze nam kleine hapjes van haar eten, terwijl er steeds meer vragen rezen in haar bedwelmde hoofd. Ze keek om zich heen, naar de anderen.
Wie van hen kon ze vertrouwen?
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro