Hoofdstuk 24: Wraak zal zoet zijn
Het was een chaos bij het landhuis, maar niet omdat er veel gewonden of zieken waren. Killian was zo hoffelijk om zijn snelle pas te vertragen, omdat ik gewoonweg niet sneller meer kon lopen. Daardoor werden we regelmatig ingehaald door net geklede mensen. Mensen in een gemoedelijke stemming, ook al trok de rook van de brandende arena over de hele stad heen.
We waren net de grote toegangspoort door toen de eerste muzieknoten mijn oren binnendrongen. De muziek was net zo vrolijk als de mensen die zich in groten getale door de deur van het landhuis wrongen. In mijn hoofd werden de eindjes aan elkaar geknoopt. Het zou toch niet...
Zodra je het landhuis in kwam, stond je praktisch al voor de grote, dubbele deuren die naar de grote feestzaal leidde. Het was de grootste ruimte in het hele gebouw en diende zich goed voor formele aangelegenheden, zoals het feest dat ter ere van de winnaar van de gevechten was georganiseerd. Hoewel het finalegevecht bruut werd afgekapt, leek het feest daar niet onder te lijden.
Dit waren mensen die tot de elite van de rivaliserende landen behoorden. Ze waren ongetwijfeld in de arena geweest. Dan hadden ze ook de angst en afschuw moeten kennen die door het agressieve vuur was veroorzaakt. Deze mensen gedroegen zich echter alsof ze de paniek niet hadden gezien, alsof ze nooit een oog op de brandende lichamen hadden gelegd. Waarschijnlijk hadden ze dat ook niet. Caden had er zonder twijfel voor gezorgd dat zij de arena al uit waren geweest, om zo niet de gevolgen van het vuur te hoeven zien. Zouden ze weten hoeveel mensen hun leven hadden gelaten in de arena? Mensen die er niet voor hadden gekozen om daar te sterven, zoals de strijders dat wel deden.
Killian legde een hand op mijn rug. 'Ga maar vast naar de ziekenzaal. Ik ga een woordje wisselen met mijn broer en dan zie ik je zo.'
Ik wendde mijn blik af van de feestvierders en keek naar hem. Zijn gezicht verraadde niets, maar ik had het ongenoegen in zijn stem gehoord. Het werd steeds makkelijker om hem te pijlen. We zaten vrij vaak op dezelfde golflengte.
'Ik ga met je mee,' zei ik. Mijn toon duldde geen tegenspraak, maar ik vermoedde dat hij die ook niet ging geven.
Hij knikte en wenkte met zijn hoofd. 'Hij is niet hier. De kans is groot dat hij in overleg is met zijn adviseurs.'
'Het maakt me niet uit waar hij is of wat hij doet,' zei ik hoofdschuddend. 'Ik wil weten wat hij te zeggen heeft.'
Met nieuwe woedde die het flikkerende vlammetje in mij weer aanwakkerde, volgde ik Killian naar een nieuw gedeelte in het landhuis. Het leek een stukje ouder en het straalde wat meer kilheid uit. Dat straalde ook van de koning zelf af toen we zijn vergaderzaal in liepen en daarmee niet alleen zijn aandacht trokken, maar ook die van Alexis en de acht adviseurs.
Er viel een doodse stilte terwijl de twee broers, die zo meer op elkaar leken dan ooit tevoren, elkaar strak aankeken. Cadens neusgaten stonden gevaarlijk gespreid. De jonge koning was woedend.
Het was Alexis die ten behoeve van de veiligheid tegen de adviseurs zei: 'Laat ons alleen.'
De volwassen mannen en vrouwen verlieten zwijgend het vertrek. Toen de deur achter hen sloot barstte de storm pas echt los. De eerste vijandige woorden kwamen echter niet uit mijn mond.
'Een feest, Caden? Echt waar?' snauwde Killian. De woede droop bijna van hem af.
Zijn broer moest daar niets van hebben. 'Jij weet net zo goed als ik hoeveel geld daarin is gegaan. Het aflassen was alleen maar duurder geweest.'
'Jij praat over geld terwijl er tientallen mensen door het vuur zijn verzwolgen in die arena van je, omdat jij er voor moest zorgen dat iedereen die jouw gunst verdiende op tijd buiten zouden zijn?'
Oh, dit kon nog wel eens leuk worden.
Toen Caden enkele seconden te lang zweeg, greep Killian die kans aan om er nog een schepje bovenop te doen. 'Hoe snel was je hier om door te geven dat het feest door mocht gaan? Ik heb geen vuurvechters gezien.'
Daar had hij gelijk in. Het enige water dat werd gebruikt om het vuur terug te dringen, was van de omwonenden zelf geweest. Het volk had hun best gedaan om het vuur te blussen, maar er waren geen professionals geweest om een handje te helpen. Om het verschil te maken.
'Als ik jou was zou ik heel snel op je tellen letten, Killian,' beet Caden hem met samengeknepen ogen toe.
'Hij had geen keuze,' mengde Alexis zich. Ze leunde op de tafel en liet haar blik over de papieren glijden die erop uitgestald lagen. 'We moesten een afleiding bieden. Iets waardoor we konden laten zien dat het koningshuis hierboven staat. Dat we ons niet klein laten krijgen. De edelen verwachtten het. We mogen de Exitium niet hun zin geven.'
Ik deelde Killians verbazing toen die woorden uit haar mond kwamen. Het feit dat Alexis Caden daarin steunde, kwam voor ons allebei als een verrassing.
'Maar waarom een feest? De finale kent niet eens een winnaar,' bracht ik uiteindelijk uit.
'Tyson is als winnaar gekroond,' vertelde Caden.
Met een opgetrokken wenkbrauw keek ik hem aan. 'Tyson? Maar Caine dan?'
Alexis haalde een hand door haar haren en iets vertelde mij dat het niet de eerste keer vanavond was dat ze dat had gedaan. 'Caine is verdwenen.'
'Wat?' zeiden Killian en ik in koor.
'Hoe bedoel je verdwenen?' ging ik verder. 'We hebben hem de arena uit gekregen. Ik denk niet dat iemand met een steekwond opeens verdwijnt.' Ik overbrugde de afstand tot de grote tafel en keek neer op het papierwerk.
'Het was ook niet opeens,' ging ze verder. 'Het ging gepaard met drie dode soldaten. We hebben enkele getuigen gesproken, maar toen we ter plekke kwamen was Caine al spoorloos.'
Ik balde mijn handen tot vuisten en leunde op de tafel. 'De Exitium natuurlijk.'
Caden knikte. 'Er lag weer een dreigbriefje bij,' zei hij merkwaardig rustig terwijl hij een stuk papier omhoog hield. 'Het gewoonlijke. Dat ze ons willen uitroeien voor een betere toekomst.'
Het had wat dat betreft net zo goed een boodschap van Neomon kunnen zijn. Maar mijn vader had een belofte gedaan. Ik had nog tot en met morgen om er een punt achter te zetten. Dat betekende dat ik ook nog een dag had om wraak te nemen op de Exitium en mogelijk Caine terug te halen. Hij verdiende beter dan gevangenschap in handen van een rebellengroep.
'Dus wat gaan we daaraan doen?' vroeg ik, terwijl ik hem strak aankeek.
Ik was hem ook beter gaan kennen. Hij was er kundig in om een angstaanjagend masker voor te houden, maar hij was makkelijk te doorzien. Zodra je wist waar zijn prioriteiten lagen zat je goed. Hij zou met alles instemmen zolang hij daardoor meer macht zou krijgen. Net zoals dat hij iedereen zou opofferen om daar te komen. En hoewel ik hem nu het liefste ter plekke wilde vermoorden voor het feit dat hij mij een monster had doen lijken, hield ik mij in. Hij verdiende de dood. Hij verdiende het meer dan wie dan ook. Toch wist ik dat ik niet ver zou komen. Caden was in goede gezondheid, bereid om dat zwaard langs zijn zijde te trekken als ik maar een teken van vijandigheid naar zijn troon zou laten zien. Ik had eindelijk weer een beetje kracht gevonden om stevig op mijn beide benen te blijven staan en te doen alsof deze dag mij niet gesloopt had. Als ik het nu tegen hem en zijn broer en zus zou opnemen, zou ik dat ongetwijfeld bekopen met de dood. Nee, ik had mijn moment al gekozen.
'We gaan niets doen,' antwoordde hij, niet terugdeinzend van mijn staar. 'Ik stuur een groep soldaten de stad in om iedere woning te doorzoeken en verdachten meteen op te pakken.'
'Ik wil zelf ook iets doen,' beet ik hem toe. 'Ik heb de dood in de ogen gekeken door hen. Tientallen mensen hebben de dood moeten omarmen door hen. Ik zou ze graag een beetje dood terug geven.'
'Het enige wat jij gaat doen, is je klaar maken voor de kampioenstrijd.' Hij wendde zich tot Alexis. 'Kan jij een peloton opstellen en daarmee de stad ingaan? Probeer de getuigen van vanavond op te sporen en meer details te krijgen van de rebellen.'
'Ik ga mee,' zei ik resoluut en toen Caden woedend naar mij keek, ging ik ongestoord verder. 'Toen jullie de arena uit waren, hebben Killian en ik gezien hoe een stuk of tien rebellen op de tribune nog meer vuur hebben ontstoken.'
'Het is geen slecht idee, Caden,' zei Alexis rustig. 'Het laat juist zien hoe serieus we ermee bezig zijn.'
Killian liet ook weer iets van zich horen. 'Dan ga ik ook mee. Als we morgenochtend gaan, heeft Meredith ook nog genoeg tijd om eventueel te trainen voor de kampioenstrijd. Alexis en ik kunnen haar altijd rugdekking bieden, mocht het nodig zijn.'
Ergens in mij schreeuwde een stemmetje dat ik hen moest toesnauwen dat ik geen rugdekking nodig had. Opnieuw hield ik mij in, want dat leek Caden enigszins tot bedaren te brengen. Ik mocht niet vergeten wat hij kon doen wanneer hij mij van iets probeerde te weerhouden.
Hij zuchtte en gaf zich daarmee over. 'Best,' bromde hij. 'Maar als je morgenavond verliest is dat wel het laatste van je zorgen.'
Onwillekeurig moest ik naar hem grijnzen. 'Ik ben een Ragna. Verliezen zit niet in ons bloed.'
Omdat ik toch teveel rook binnen had gekregen dan de dienstdoende arts lief had, verbleef ik die nacht in de ziekenzaal. Het was een rusteloze nacht, waarin ik geplaagd werd door nachtmerries. Het vuur bleef mij achtervolgen, net zoals de naamloze gezichten die erdoor verzwolgen waren en de kreet van pijn van Caine. Maar ook hen die ik op het slagveld hun leven heb ontnomen en in de ogen had gekeken. Zo ook Cedric Proeter, de oud-adviseur van Neomon die ik in de steeg had achtergelaten. En er was overal bloed. Ik had mijn geweten lang weten te onderdrukken, maar deze nacht liet het mij boeten voor mijn daden en die van een ander.
Ik werd wakker met een lichte hoofdpijn, maar vol energie. Het nare gevoel in mijn onderbuik door mijn nachtmerries duwde ik weg. In mijn hoofd bleef ik de wijze woorden van mijn familie herhalen.
Het verleden mag nooit een obstakel zijn voor het heden.
Met die gedachte ging ik na een kort en eenzaam ontbijt terug naar mij kamer waar ik mijn met roet besmeurde kleding uittrok en de rook uit mijn haren waste. Ook na de hete douche had ik het idee dat ik de rook nog overal rook. Zelfs toen ik de dikste kleding uit de kast had getrokken en ik mij in een fijne mantel had gehuld. Mijn eigen mantel zou ik helaas moeten missen, die was met de arena verdwenen.
Het weer was flink omgeslagen. Enkele dagen geleden stonden de bloemen nog in bloei, nu leek de lente nog ver weg te zijn. Afgelopen nacht was het weer gaan sneeuwen en dat maakte het niet alleen moeilijker om warm te blijven, het zorgde er ook voor dat de weinige sporen die we hadden verdwenen waren. Daarom moesten we gissen in het donker toen we met een indrukwekkend aantal soldaten de stad op de kop zetten.
Ik hoefde mijn gezicht niet meer te verbergen. Het nieuws dat de prins en de koningskrijger de brandende arena in waren gegaan om een poging te doen de mensen te redden, was als een lopend vuurtje gegaan. Het feit dat die poging mislukt was, deed er schijnbaar niet toe. Het zorgde er gelukkig wel voor dat ze ons gretig informatie gaven. Helaas leek het allemaal tegenstrijdig te zijn en zouden we naar aanleiding van het onderzoek de hele stad op kunnen pakken.
In de voorgaande nacht waren er al een handjevol rebellen opgepakt door de soldaten van Caden. Ook wij wisten nog enkelen van hen op te pakken. Iets waar Alexis zeer tevreden mee was, toen ze tegen het middaguur opperde om terug te gaan naar het landhuis.
Gefrustreerd liet ik mijn zwaard in en uit diens schede schuiven. 'Caden zei toch dat hij alle huizen zou laten doorzoeken?'
Alexis liet haar blik over de menigte op het plein glijden. Misdadigers, gewone burgers en soldaten bij elkaar. 'Ik geloof dat hij dat ook echt wel gedaan heeft.'
Het was maar goed dat ik aan mijn vader gevraagd had of hij met zijn soldaten Pantheleon kon verlaten. Als de soldaten hen hadden gevonden, was de hel pas echt losgebroken.
'Waarom is Caine dan nog niet gevonden?' vroeg ik peinzend.
Killian wreef over de pols die hij tijdens een gevecht met een rebel had geblesseerd. Het was de eerste keer geweest dat ik hem had zien vechten. Toen ik net was aangekomen in het paleis, had ik de inschatting gemaakt dat hij wist hoe hij met een zwaard om moest gaan. Vandaag had hij mijn gelijk bewezen. Zijn bewegingen waren niet zo vloeiend als die van zijn zus, maar hij was wel getraind.
'Ik ben bang dat ze massaal gevlucht zijn na gisteravond,' zei hij.
'Ik ga nog niet terug,' zei ik. 'Ik ga niet terug voordat ik weet wat er met hem gebeurd is.'
Alexis schudde haar hoofd. 'Je weet hoe Caden reageert als je niet heelhuids terugkomt... Waarom zou je dat riskeren?'
Ik keek naar de rebellen die net zo strak terugkeken. 'Omdat hij een vriend van me is en ik geen goede vriend voor hem ben geweest. Ergens denk ik dat hij het ook voor mij zou doen.' Hij was eervol op een manier die ik nooit zou kunnen zijn en daar benijdde ik hem om.
'Ga vast terug naar het kasteel, Alexis,' zei Killian. 'Dan help ik Meredith wel.'
'En Cadens woede alleen onder ogen komen? Ben je gek?' grinnikte ze. 'Ik ga met jullie mee.'
We gingen opnieuw de steegjes van Pantheleon in. De verse sneeuw liet onze voetstappen van enkele minuten tot uren geleden weer vervagen. We hadden geen bestemming, we waren eigenlijk gewoon doelloos door de stad aan het lopen. De enige reden waarom deze twee leden van de koninklijke familie met mij mee gingen, was omdat ik zo koppig was. Ik zou wat dat betreft niet opgeven. Als ze Caden onder ogen wilden komen, moesten ze er voor zorgen dat ik met hen mee terugkwam. Daarom had ik vandaag de touwtjes in handen.
Na een halfuur zonder resultaat rond gelopen te hebben, werden we allemaal een beetje humeurig en moedeloos. Af en toe werd er wat gevloekt en gekibbeld. We stonden zelfs op het punt om definitief terug naar het landhuis te gaan toen ik opeens iemand zag. En hij zag mij.
Heel even bleef ik abrupt staan terwijl mijn oren in die van hem boorden. Zijn ogen werden groot en achter mij hoorde ik Killian en Alexis mopperen. Zij zagen niet wie ik zag. Zij zagen een man van middelbare leeftijd met een mantel die hem amper tegen de winterse wintervlagen zou beschermen, maar ik zag een man die mij van het leven had willen beroven met gif, ruim een week geleden.
Zijn ogen schoten heen en weer, zoekend naar een ontsnappingsroute, maar ik was snel. Ik trok mijn zwaard en ramde hem tegen de muur voordat hij meer dan drie stappen had gezet. Mijn zwaard oefende genoeg druk uit op zijn keel om ervoor te zorgen dat hij zich niet verroerde. Hij was degene geweest die het gif had gegooid.
'Wat gezellig om je weer te zien, mop,' grinnikte hij.
Woest duwde ik mijn zwaard nog wat verder tegen zijn keel. 'Vuile rat. Waar heb je je maatjes achtergelaten?'
Ik voelde een hand op mijn schouder, maar schudde die weg. Dit was mijn strijd.
'Ik zou kunnen zeggen dat ik blij ben dat je het gif hebt overleefd, maar dan zou ik liegen.'
Mijn vuist was sneller dan zijn vlotte tong en kwam vol op zijn neus terecht. Het geluid van brekend bot weerklonk in de verder verlaten steeg.
'Ik vraag het je nog één keer,' snauwde ik. 'Waar zijn je maatjes?'
Hij klemde zijn kaken op elkaar, maar de tranen die in zijn ogen waren gesprongen hadden zijn pijn verraden. 'Denk je dat ik jou iets ga vertellen? Je kan me beter mijn tong uitsnijden, want ik vertel jou niets.'
'Oh, maar dat kan zeker geregeld worden.' Ik hield mijn hand op. 'Heeft een van jullie een mes?'
Ik keek niet weg van hem, waardoor ik de angst in zijn ogen zag toenemen toen er een stuk koud metaal in mijn hand werd gelegd. Alexis en Killian stelden geen vragen.
'Maar het is gunstiger als ik ergens anders begin, voor het geval dat je toch nog iets wijzer wordt.'
Het mes was scherp en er was niet veel voor nodig om door zijn huid te snijden. Met mijn zwaard tegen zijn keel sneed ik met een soepele beweging een stukje van zijn oor. Niet helemaal, want zo luguber was ik niet, maar genoeg om ervoor te zorgen dat het altijd zichtbaar zou blijven en dat het verrekte veel pijn zou doen.
De rebel tegenover mij schreeuwde het uit.
'Doet dat pijn? Ik dacht namelijk dat ze niet werkten en dat je mij gewoonweg niet gehoord had toen ik je vroeg waar de rest was. Waar zijn ze?'
'Vuile feeks,' snauwde hij terwijl het bloed langs zijn hals gleed. 'Rot in hel.'
Ik tronk een wenkbrauw op. 'Niet heel vindingrijk, hmm. Kijk, ik ga niet ophouden voordat ik weet wat ik moet weten.' Mijn zwaard drukte nu hard genoeg tegen zijn keel om daar de huid beschadigen en bloed op te roepen. 'En geloof me, ik ben een stuk vindingrijker wat dat betreft.' Het mes gleed langs zijn hals, borst en buik. 'En ik kan ook heel lelijk zijn.' Mijn mond vertrok zich in een kleine glimlach.
Hij weigerde te praten, nog steeds.
Ik keek over mijn schouder en vond Alexis met een gewichtige glimlach. 'Zou jij zijn hand even vast kunnen houden?'
Zonder te twijfelen deed de prinses wat ik haar vroeg. Ze hield de hand van de flink tegenstribbelende man tegen, waarna ik mijn mes ter hoogte van zijn pols liet rusten.
'Als je dan toch niet praat, kan ik er in ieder geval voor zorgen dat je geen gif meer kan gooien,' merkte ik nuchter op, waarna ik het mes hief.
'Stop! Wacht!' schreeuwde de man in blinde paniek uit. 'Ik ben een handelaar. Ik kan niet handelen zonder handen.'
'Dan zou ik toch maar snel beginnen met praten.'
Hij vloekte. 'Ovon. Ze zijn naar Ovon.'
'Je weet dat we je sowieso meenemen, toch? Als je liegt verlies je ook je voeten. Daar zal ik zelf voor zorgen.'
'Ik lieg niet! Ik lieg niet!'
Zelfgenoegzaam knikte ik naar Alexis, die hem losliet, en haalde ik mijn zwaard bij zijn keel weg. Ze zouden altijd praten als het er op aan kwam.
'Daar hou ik je aan,' beloofde ik hem, waarna ik hem met het gevest van mijn zwaard een harde klap tegen zijn slaap gaf, waardoor zijn ogen in zijn oogkassen draaiden en hij bewusteloos op de grond zakte.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro