Hoofdstuk 2: In hart en nieren
We konden rustig concluderen dat Ewan meer dan woedend was. Hij was furieus en leek er geen probleem mee te hebben om dit op Nate en mij los te laten. Vloekend en tierend beende hij heen en weer op de koude, vochtige stenen van de cel waar we de nacht in zouden doorbrengen. Dat ijsberende gedrag was al begonnen op het moment dat hij was bijgekomen uit zijn bewusteloze toestand. Helaas was het vanaf dat moment gedaan met de rust en kalmte die Nate en ik voor onszelf hadden gecreëerd.
Hij had er alle recht toe, had ik mijzelf voorgenomen. Als hij er gelukkig van werd om mij de grond in te boren en mij alle onheil sinds het ontstaan van Neomon te verwijten, mocht hij dat doen. Het was ook mijn schuld, er was geen vezel in mijn lichaam die dat ontkende.
Na ongeveer een halfuur leek hij eindelijk enigszins uitgeput te zijn. Hij zakte tegen de muur van de cel naar beneden en liet zijn hoofd er tegen rusten. Zijn benen moest hij optrekken, want als hij die languit zou laten liggen, zou hij waarschijnlijk tegen de benen van Nate en mij komen. De luxe van ruimte werd ons niet gegund.
Wat ons ook niet werd gegund, was warmte. Ze hadden mij mijn warme mantel afgenomen en daardoor moest ik Nate's lichaamswarmte gebruiken om enigszins op temperatuur te blijven. De nacht was koud, daar viel niet over te twisten. De eerste sneeuwvlokken waren overdag al gevallen tijdens onze strijd.
Het hele tafereel speelde zich opnieuw af voor mijn ogen. De modder, de pijn in mijn voeten en het malen over de verschillende, tegenstrijdige strategieën in mijn hoofd. Had ik eigenlijk een keuze gehad, daar op het slagveld? Had mijn vader mij die keuze niet al ontnomen op het moment dat ik mijn opdracht te horen kreeg? De strijd tussen het eren van de familienaam en het dienen van mijn koning was er een die nog steeds in mij speelde, zelfs nu we het slagveld verlaten hadden.
Toch zou ik nog één kans krijgen. Er zou nog een moment aanbreken waarop mijn hoofd op duizenden schermen te zien zou zijn. Daar, in de arena, zou ik de strijd eindigen. Of dat in de naam van de koning zou zijn, of in die van de familie Ragna, was ik nog niet over uit. Ook niet toen ik mijn hoofd op de schouder van Nate liet rusten en een poging deed om slaap te vatten.
De koning scheen van de geschiedenis te houden. Hoewel er waarschijnlijk geen leeuwen en karretjes met daarvoor gespannen paarden zouden opduiken gedurende onze gevechten, leek dit toch verdacht veel op een gevecht uit de oude, Romeinse tijd.
Ewan was de eerste die schaars gekleed de arena mocht betreden. Met een ontbloot bovenlichaam en gepaste trots liep hij het daglicht in. Zijn adem vormde wolkjes in de koude lucht. Het zou niet lang duren voordat zijn bloed het zand van de arena rood zou kleuren.
Nate kwam voor mij staan en ontnam mij daarmee het zicht op de arena. Belachelijk, alsof ik nog nooit bloed had zien vloeien.
Ik sloeg mijn armen over elkaar. 'Wat?'
'Het is jammer dat dit ons laatste moment samen is,' zei hij, waarbij hij zijn schouders lichtjes optrok. Een lome grijns sierde zijn lippen.
'Want?' beet ik hem toe.
Zijn handen gleden over mijn armen. Het was een subtiele aanraking die ik vroeger had gekoesterd. Nu was het slechts een bevestiging van het onvermijdelijke. De bevestiging dat we afscheid zouden nemen.
Hij kantelde zijn hoofd een beetje, op de manier die hij altijd gebruikte als hij mij uitdaagde. 'Omdat je er nu niet uit ziet als een stijve generaal van halverwege de dertig, maar als een jonge vrouw van begin twintig. Drieëntwintig lentes, ik had je er meer gegund.'
Ik snoof. Hij had gelijk. Meestal hulde ik mijzelf in minstens vier lagen kleding die mij zouden beschermen tegen de gruwelijkheden van het weer. Niet alleen zorgde het ervoor dat ik mijzelf warm kon houden, ook maakte het mij minder kwetsbaar voor de wapens van de vijanden. Dat kon ik nu niet meer zeggen. Een rood t-shirtje dat tot slechts boven mijn navel uit kwam en een vreemde rok met leren flappen was alles waarmee ik nu het strijdveld zou betreden.
'Ik had mij wel iets functionelers kunnen voorstellen,' merkte ik op terwijl ik een hand op mijn ontblootte buik legde. 'Misschien zijn ze bang dat de strijd anders te lang duurt.' Mijn vrije hand legde ik op zijn schouder en vervolgens vond mijn voorhoofd de zijne. 'Ik zou willen dat we langer hadden gehad, Nate.'
Mijn woorden werden vergezeld door een hevig gejuich en het geluid van een gong. De dood had Ewan gehaald, zonder twijfel. Hij was nooit een ster geweest in één op één gevechten, maar moest het echt hebben van de rugdekking van zijn kameraden.
'Bid voor me,' fluisterde Nate, waarna hij mij nog één keer kuste. Er lag een belofte in deze kus. De belofte dat we elkaar terug zouden vinden aan de tafel van onze voorouders.
'Altijd,' knikte ik hem toe toen de soldaten hem meenamen naar de arena. Toen onze aanraking werd verbroken, voelde ik mij meer alleen dan ooit tevoren.
Het traliehek dat mij van de arena scheidde viel met een klap dicht. Ik liep er naar toe, in mijn hoofd herhaalde ik de gebeden die mijn moeder mij zo vaak had verteld toen zij nog in leven was. Nate zou goed terecht komen, maar wie zou er nog voor mij bidden? Misschien zouden ze thuis voor mij bidden. Mijn jongere zusje, zij had samen met mij gebeden voor onze wijle broer. Ze kende de gebeden. Zij moest het doen.
Mijn handen omklemden de tralies en ik keek naar Nate. Als een ware krijger observeerde hij zijn omgeving, inspecteerde hij de grond waarop hij stond en schatte hij zijn tegenstander in. Het was ongetwijfeld dezelfde tegenstander die Ewan had gehad, daar zijn wapenuitrusting rood kleurde.
En toen liet de tegenstander zijn zwaard in het zand vallen en ontblootte hij zijn tanden. Door de speakers werd toegelicht dat dit gevecht zonder wapens uitgevochten zou worden.
Mijn hart sloeg een slag over en ik zag de spieren in Nate's lichaam verstrakken. Het was zijn zwakte, het was ook mijn zwakte. Afstand en behendigheid was de enige tactiek die wij kenden. Met wapens hield je genoeg ruimte tussen je tegenstander en jezelf, waardoor je zo nodig weg kon duiken. Bij een vuistgevecht was één verkeerde stap genoeg om het met de dood te moeten bekopen.
Toch leken de schouders van Nate iets te zakken en hij knikte naar zijn tegenstander. Nog een laatste keer wierp hij een blik over zijn schouder, naar mij. Er stond een treurige glimlach op zijn gezicht. We wisten allebei hoe dit zou eindigen.
De gong klonk.
Het vechtspektakel kwam snel op gang. Nate moest profiteren van zijn energiepeil dat hoger moest liggen dan dat van zijn tegenstander. Maar de man tegenover hem leek een moordmachine te zijn, die gevoed werd door het gejuich van zijn vele fans in het publiek. Hij incasseerde een paar goede klappen van Nate, maar daarna begon hij zelf de aanval.
Ik voelde hoe mijn handen pijn begonnen te doen. Het liefst had ik de tralies verbrijzeld en was ik de arena in gerend. Ik zou het zwaard van de grond hebben geplukt en de man er aan geregen hebben.
Het geluid van brekende botten veroorzaakte een rilling op mijn rug. Niet alleen had Nate met een waardige klap de neus van zijn tegenstander verbrijzeld, hierbij had hij ook zijn eigen hand geblesseerd. Dat was het einde van de wedstrijd, daar zijn tegenstander een oerkreet slaakte, naar voren denderde en Nate vloerde.
Nate klapte met zijn hoofd op de grond. En nog een keer. En nog een keer. De tegenstander sloeg hem vervolgens drie keer in zijn gezicht, tot er overal bloed was. Nate's borstkas ging heel zwak op en neer, tot de bruut zijn nek brak en zijn gezicht met levenloze ogen mijn kant op draaide.
De gong klonk. Het publiek ging door het dolle en overstemde met hun gejuich mijn korte klaagzang. De blik in zijn ogen, of eigenlijk het ontbreken daarvan, sneed door tot in mijn ziel.
Daarna ging het heel snel. De bruut sleepte Nate aan zijn benen mee door de arena. Naar de uitgang, om precies te zijn. Zijn lichaam liet een rood spoor achter in het zand.
En toen gingen de tralies voor mijn neus weg en was het pad naar de arena vrij. Ik bad naar al mijn voorouders, naar die van Nate en ook naar die van Ewan toen ik de arena betrad. Ik bad naar alles waar ik toe bidden kon. Dat zou mijn enige redmiddel zijn.
Opeens stond ik midden in de arena. Het publiek, bestaande uit mensen die stuk voor stuk gehuld waren in warme kleding, werd stil. Hier en daar klonk gelach, er waren zelfs mensen die mijn lot leken te betreuren. Toch was het grootste deel van hen gefocust op de doorgang waar het bloedspoor eindigde. Wie zou mijn tegenstander zijn?
'Deze vrouw,' klonk de stem van de koning door de speakers, 'leidde de kleine groep die zo dom was om het kasteel aan te vallen. Om te laten zien dat wij zelfs de meest waardeloze vechters een eervolle strijd gunnen, stellen wij haar tegenover een van onze degelijke, vrouwelijke soldaten.'
Uit de duisternis aan de andere kant van de arena dook een vrouw op. Haar huid had een iets donkere tint, waarschijnlijk was ze afkomstig van een ander continent. Ze had de zon gekend, was naar waarschijnlijk diens bondgenoot geworden. Ze leek mij alles behalve vriendelijk en dat vermoeden leek bevestigd te worden toen ik de kille grijns van de koning ook op haar gezicht terug zag. Haar naam, die door het publiek gescandeerd werd, zou er een zijn die ik niet zou proberen te onthouden.
Ik zou een voorbeeld zijn voor mijn strijdkameraden die ook de dood zouden vinden. Mijn peloton zou ik eren, mijn thuisland zou ik liefhebben. Ik zou er alles aan doen om een martelaar van mijzelf te maken. Om diezelfde reden keek ik recht in een van de zwevende camera's en glimlachte ik. Mijn dood was onvermijdelijk, dus kon ik deze maar beter omarmen.
Met een doffe klap viel er iets op enkele meters naast mij in het zand. Ik zou het zwaard waarmee ik was opgeleid altijd herkennen. Zelfs na al die jaren wist de rode edelsteen in het gevest het licht te vangen en bijna tot leven te komen. Alsof het bloed van mijn gevallen tegenstanders erin verwerkt was.
'Een gevecht met zwaarden, omdat mevrouw Ragna beweert daar bijzonder vaardig mee te zijn,' lachte de koning.
Er ontstond rumoer bij het vallen van mijn familienaam. Blijkbaar was Zania op de hoogte van haar geschiedenis.
Ik liep naar mijn zwaard en met dat ik deze oppakte, klonk de gong. Met een ruk rechtte ik mijn rug en draaide ik mij naar mijn tegenstander, net op tijd om haar met een noodvaart op mij af te zien stormen. Dat had kunnen werken als ik geen Ragna-krijger was geweest.
Met behendigheid dook ik weg. Vandaag zou ik hen wreken die gevallen waren op de bodem van Zania. Met nieuwe bloedlust haalde ik mijn zwaard uit diens schede en plaatste ik mijn voeten stevig op de grond. De schede viel op de grond en ik zette mijzelf af om de aanval in te kunnen zetten.
Een scherp geluid kwam voort toen de twee klingen op elkaar kwamen. Er spatten zelfs enkele vonken van de zwaarden.
Haar met vechtlust gevulde ogen boorden zich in de mijne. Ze wilde bloed zien vloeien, dat was maar al te duidelijk.
'Een Ragna, hè?' vroeg ze terwijl we beiden de overhand probeerden te krijgen in de krachtmeting.
'In hart en nieren,' knipoogde ik, waarna ik mijn voet achter die van haar haakte en haar met een ruk onderuit probeerde te halen.
Mijn tegenstander hield stand en maaide met haar zwaard naar mijn benen. Toen ik hier snel voor achteruit deinsde, grinnikte ze. 'Mijn oom is omgekomen bij de slag om Nuron. Hoe kan ik hem beter wreken dan door het bloed van een Ragna te laten vloeien?'
Nu was het aan mij om met een onderhandse slag uit te halen. Ze dook echter opzij en ontkwam aan mijn scherp geslepen kling. 'Je zal er nog achter komen dat een Ragna geen bloed verspild.' Waarna ik nog een keer naar haar uithaalde.
Enkele plukken haar dwarrelden naar de grond. Enigszins ontzet keek mijn tegenstander toe. Ze was snel geweest, maar niet snel genoeg. Het volgende wat de grond zou raken, zou haar bloed zijn. Dus dook ik nog een keer op haar af.
Er leek zowaar een dierlijke grom uit de keel van de vrouw te komen, waarna ze met een vreemde slag uithaalde. Ze bracht haar zwaard omhoog en even wist ik niet naar welke kant ik moest wegduiken. Deze twijfel, al was het slechts een fractie van een seconde, was voor haar genoeg om mij een lelijke wond op mijn been toe te brengen.
Ik siste toen de pijn tot mij doordrong.
'Tot zover dat geen bloed verspillen, Ragna,' kirde de vrouw.
'Feeks,' beet ik haar woedend toe, waarna ik mijn volle spiermassa verzamelde en tegen haar aan beukte.
Doordat ik met al mijn kracht op haar in liep, verloor ik mijn balans en gingen wij gezamenlijk onderuit. In de val schraapte ik met mijn eigen zwaard langs haar arm en kwam haar kling in aanraking met mijn kaak. Gelukkig waren mijn reflexen nog scherp genoeg, anders had ze waarschijnlijk mijn oog uitgestoken.
We rolden over de grond en toen we tot stilstand kwamen, prees ik mijzelf gelukkig dat ik, ondanks wat oppervlakkige sneeën en schaafwonden, de positie bovenop had. Ik trapte haar zwaard weg toen ze ermee begon te maaien en ging met mijn knieën op haar bovenarmen zitten. Met de rest van mijn onderlichaam hield ik haar lichaam op de grond gedrukt.
Toen de punt van mijn zwaard boven haar hing, vulden haar ogen zich met angst. 'Alsjeblieft, ik heb een familie.'
Ik snoof. Wat een zwak excuus. 'Dan hoop ik dat je tot hen gebeden hebt.' Daarna liet ik mijn zwaard haar hart doorboren.
Er volgde een drukkende stilte. De ogen van honderden mensen boorden zich in mijn rug.
De adrenaline gonsde nog steeds door mijn lichaam toen ik haar ogen sloot en opstond. Ik trok mijn zwaard uit haar lichaam, liep met een rechte rug naar mijn schede en borg mijn zwaard er weer in op.
Mijn blik vond die van de koning. Zijn gezicht zei genoeg. Hij was woedend. Dit was ongetwijfeld niet de afloop die hij voor ogen had gehad. Misschien kon ik het om die reden ook niet laten om nog wat olie op het vuur te gooien.
Ik glimlachte naar hem, bleef hem strak aankijken en zei: 'Ze zouden inderdaad niet zomaar iedere vrouw moeten laten vechten.'
Opeens barstte het gejuich los en werd mijn achternaam gescandeerd. En terwijl de koning bevelen leek te bulderen, wendde ik mij tot het publiek. De achterlijke mensen die hier kwamen om mijn dood te zien als vermaak. Het maakte hen niet uit welk bloed er zou vloeien, als het zand maar rood gekleurd werd.
Mijn oog viel op een van de schermen die hoog in de arena hingen. Mijn lichaam was gehavend, maar mijn gezicht sprak boekdelen. Ik was nog altijd een Ragna-krijger. Dus wierp ik een blik in de lens van de camera, kuste ik de edelsteen van mijn zwaard en stak ik vervolgens mijn wapen in de lucht. Voor het publiek was het misschien het opeisen van de overwinning, maar in Neomon zouden ze weten dat het niets minder was dan een eerbetoon aan mijn gevallen kameraden.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro