Hoofdstuk 11: De horizon
In vlagen kreeg ik mee hoe we met een noodvaart terug naar het kasteel gingen. Zo kreeg ik mee dat Killian mij voorzichtig tegen de muur positioneerde, zodat hij mijn mantel kon pakken en om mij heen kon slaan, alvorens hij mij op zijn paard tilde. Het eerst volgende wat ik zag waren vage aftekeningen van bomen langs de weg en de sterren die draaiden in de lucht. Er stond mij iets van bij dat ik het een en ander mompelde, maar wat het precies was, kon ik niet meer terughalen.
Na opnieuw een gat in mijn waarnemingen, kwam ik terug in het heden en hoorde ik Killian enkele bevelen snauwen. We waren schijnbaar al terug in het kasteel. De lampen flitsten voor mijn ogen en ik begreep niet wat hij allemaal riep, dus sloot ik mijn ogen weer en liet ik mij terug voeren naar de bewusteloosheid.
Voor mij voelde het alsof de sprongen door de tijd steeds grotere pauzes kregen. Mijn zintuigen sloegen op tilt toen ik wakker werd en er overal licht en geluid leek te zijn. Een zekere vorm van misselijkheid overspoelde mij en ik kon niet anders dan overgeven naast het bed waar ik op lag.
'Godverdomme,' vloekte Killian, die slechts een halve meter verderop stond, zachtjes.
'Ze moet het binnenhouden, anders werkt het niet,' siste de inmiddels bekende stem van Alexis. 'Geef me een nieuwe dosis aan.' In haar bevel klonk zoveel gezag door, dat ik mij afvroeg of iemand haar ooit iets kon weigeren.
Mijn lichaam leek op volle toeren te draaien. Mijn hoofd leek bijna uit elkaar te knallen, het koude zweet was mij uitgebroken en iedere vezel in mijn lichaam leek te rillen.
'Blijf bij deze keer, Ragna,' mompelde Alexis. Het feit dat er een soort van tederheid, dan wel bezorgdheid, in haar stem lag, jaagde mij de stuipen op het lijf. 'Kan je mij vertellen wat er precies gebeurd is?'
Ik schudde langzaam mijn hoofd en dat was geen leugen. Mijn gedachten leken een grote brij van feiten en het was te vermoeiend om ze te ordenen. Het liefste zou ik terugvallen in de veiligheid van de duisternis, maar er was een deel van mij dat schreeuwde dat ik niet weg mocht vallen. Noem het instinct, noem het overlevingsdrang, maar het was genoeg om mijzelf vast te klampen aan het bewustzijn.
Alexis kreeg een kommetje aangereikt van een voor mij onbekende man en wendde zich weer naar mij. 'Probeer het dit keer binnen te houden.' Ze gaf mij geen tijd om te reageren en zette het kommetje aan mijn lippen. Zonder te twijfelen goot ze de inhoud bij mij naar binnen.
Het kostte mij enige moeite om niet nog een keer genadeloos over mijn nek te gaan. Het spul was vreselijk vies en de tranen schoten mij in mijn ogen. Toch ebde de misselijkheid weg en leek het er op dat ik het dit keer wel binnen zou houden.
Ik liet mezelf terug zaken in de kussens en wreef met mijn handen in mijn ogen. Langzaam leek er wat rust te komen in mijn lichaam. 'Mijn hoofd is een zooitje.'
Killian, die tegen de muur van de steriele kamer leunde, snoof. 'Ja, dat werd me al snel duidelijk toen je zei dat je ons allemaal zou gaan vermoorden.'
Oeps... Misschien was het maar goed dat hij mij op dat moment niet serieus kon nemen.
Alexis wierp hem een woedende blik toe terwijl ze naar de andere kant van het bed liep. 'Vind je het heel gek? Je hebt haar zowat de dood in gejaagd.' Ze schoof een kruk bij het bed en wendde zich tot mijn arm, waar ik het mes tegenaan had gehad. Het verse verband dat er omheen zat kleurde rood.
'Niet minder dan dat Caden doet,' zei hij schouderophalend.
Ze rolde met haar ogen. 'Dat is iets anders. Wat deden jullie eigenlijk in de stad?'
'Cedric Proeter,' merkte Killian op. 'Hij vormde een gevaar voor de troon, dus heeft ze hem uitgeroeid. Tenminste, als dat gebrabbel van je klopte?' Hij wendde zich bij het laatste tot mij.
Cedric. Dat was zijn naam. Zijn gezicht, zijn stem. Hij zou mij nog wel achtervolgen in mijn rusteloze dromen. Maar ik knikte, ik kwam de waarheid opnieuw onder ogen. Ik had hem vermoord.
Alexis verstrakte. Het leek alsof ze niet goed wist of ze achter deze daad stond, of dat ze er fel op tegen was. Het viel me nu pas op hoe moe ze er uitzag. Haar haren had ze in een slordige knot gebonden en het leek er op alsof ze haar kleding van de grond had geplukt. Op deze manier leek ze heel normaal, heel kwetsbaar.
Toen ze opstond, rekte ze zich uit en zette ze haar handen in haar zij. 'Beschouw de training van morgen maar als afgelast. Ik zal Caden zeggen dat je een besmettelijk virus hebt opgelopen. Ik kom je morgen de laatste dosis van het antigif geven.' Ze knikte kort naar mij.
'Hoelang duurt dit?' vroeg ik snel.
'Morgenmiddag ben je weer de oude, vertrouw daar maar op.' Daarna wendde ze zich naar Killian. 'Ga je mee? Wij hebben nog het een en ander te bespreken.'
Er straalde geen emotie van het gezicht van haar broer die op het matje werd geroepen. Hij volgde haar zonder iets te zeggen de kamer uit, waarbij hij het licht uitdeed.
Ik was alleen. Vergiftigd, maar genezen. Gewond, maar levend. En voor wat? Voor een idiote actie die ten gunste viel voor hun troon? Het was eigenlijk te belachelijk voor woorden.
Misschien moest ik voor het veilige pad kiezen. Natuurlijk kon ik niet terugkeren naar Neomon zonder het koningshuis te vermoorden, maar ik kon wel proberen het proces te versnellen. Dat was iets wat ik serieus moest overwegen. Als ik mijn leven zou laten in de arenagevechten, was alles alsnog voor niets geweest. Er lagen teveel gevaren op de loer.
De volgende ochtend werd ik al vroeg, misschien iets te vroeg, gewekt door Alexis. Ze informeerde naar hoe ik mij voelde, wat nog steeds bagger was. De vorige avond leek alles een stuk minder pijn te doen. Misschien had het gif mijn pijnreceptoren ook wel aangetast. Als dat zo was, mocht het dat nu ook wel weer doen.
Buiten het alledaagse praatje, overhandigde ze mij de beloofde laatste dosis van het antigif en was ze ook zo vriendelijk geweest om wat te eten mee te brengen.
'Alexis?'
Hoewel ze de deur al open had om er weer vandoor te gaan, bleef ze staan en keek ze mij vragend aan. 'Hmm?'
'Hoe kwamen die mensen aan het gif?'
Het was een vraag die mij al sinds de openbaring van het gif had achtervolgt. In Neomon werd amper gif gebruikt. Het was al helemaal niet op de straat te vinden.
Ze zuchtte diep, haar schouders hingen er enigszins verslagen bij. 'Dat gaan we uitzoeken.'
Ik knikte. 'Bedankt voor het redden van mijn leven.' Het voelde zwaar om die woorden te zeggen, daar ik liever niet bij anderen in het krijt stond.
Ze grinnikte. 'Ik denk dat mijn broer mij anders de nek om had gedraaid.' Ze knipoogde naar mij en verdween weer.
Het ontbijt was smakeloos na het antigif en ik was blij toen ik het eenmaal achter mijn kiezen had. Ik vond de motivatie om uit bed te komen en mijn benen te strekken in de kamer. Het was een kleine ruimte, waarschijnlijk grenzend aan de ziekenboeg. Gelukkig had het wel een raam die uitkeek op de binnenplaats. De bediendes die er liepen waren druk in de weer.
Ik verplaatste mijn blik naar de horizon, ver achter de bomen, de stad en het slagveld. Nog een week en dan zou ik terugkeren naar mijn thuis. Er zou nieuw bloed aan mijn handen kleven, maar het was bloed wat ik rechtmatig gespild had. De vraag of deze reis het allemaal waard zou zijn, zou ik pas kunnen beantwoorden als ik weer thuis was.
Thuis. Wat klonk dat nog ver weg. Ik was wel vaker langer op weg geweest, maar ik was eigenlijk nooit alleen. Het gezelschap van mijn krijgers, mijn vrienden, had mij altijd op de been gehouden. Wat het weer ook deed en hoe dicht we ook op elkaars nek zaten, maakte niet uit. De gemixte groep wist elkaar te motiveren om nog een dag te strijden.
Maar dat was voorbij. Het zou nooit meer hetzelfde zijn. Veertig man had het leven gelaten door mijn fouten. Ik was vrienden en familie verloren, maar ook mijn geliefde. Hoewel mij altijd werd verteld dat ik mijzelf niet mocht laten leiden door een gebroken hart, voelde ik een honger in mij. Een honger dat ik alleen kon stillen door wraak te nemen. Anders zouden ze nooit ophouden met het teisteren van mijn dromen en nachtmerries.
Ik moest verder nu zij dat niet meer konden. Daarom moest ik mijn werk afmaken. Ik kon niet twijfelen, niet redetwisten met mijzelf. Het enige wat ik kon doen, was meedogenloos zijn wanneer mijn zwaard een einde maakte aan de dynastie van Zania.
Het was pas toen de deur weer in het slot viel dat ik opschrok uit mijn gedachten. Toen ik opkeek, zag ik Jordan staan. Natuurlijk was het Jordan. Wie anders kon er zo goed sluipen, op zo'n manier dat mijn alarmbellen niet afgingen?
Ze keek me met grote ogen aan. 'Ben je oké? Ik hoorde ze praten op de wandelgangen.' Haar woorden waren slechts een fluistering. Men mocht niet vermoeden dat we meer waren dan vreemdelingen die elkaar op een feest hadden ontmoet.
Ik knikte naar haar. 'Het gaat beter nu. In de straten van Zania werken ze met giffen.' Het was overbodig om haar te vertellen dat ze voorzichtig moest doen.
De brunette fronste en leunde tegen de muur. 'Gif? Dat is vreemd. Wat moeten ze daarmee?'
Rustig haalde ik mijn schouders op. 'Geen idee. Ga jij het ze vragen?'
Ze sloeg haar armen over elkaar. 'Ik kan een poging wagen.' Met een soepele beweging zette ze zich af van de muur. Het was duidelijk dat ze bleef trainen. 'Het thuisfront is op de hoogte van alles wat je mij hebt verteld. Ik ga dadelijk mijn onderhandelingen afronden, maar ik zal achter jullie aan reizen naar de hoofdstad.' Ze bleef voor mij staan. 'Ik zal proberen meer te weten te komen over het gif. Is er verder nog iets wat ik voor je kan doen?'
Er was geen twijfel over mogelijk dat ze op de moord van de drieling doelde. Dat was echter iets wat ik zelf moest afhandelen. Het was nog maar de vraag of ik na de moord het plaats delict levend zou verlaten, maar dat zou ik haar niet vertellen. Iedere twijfel zou ze door kunnen sturen naar mijn vader of naar de koning van Neomon. Als ze zouden horen dat mijn plan wankel was, zouden ze wellicht aanvallen voordat ik de kans kreeg om het in werking te stellen. Dat zou mijn dood zijn.
Daarom schudde ik mijn hoofd. 'Nee, alles staat vast. Maak je geen zorgen.'
'Meredith Axelia Ragna, ik volg je waar je gaat. Als jij een plan hebt, geloof ik daarin.' Ze glimlachte en ik zag de waarheid in haar ogen.
'Zelfs na al deze tegenslagen waar ik je in heb meegesleurd? Zelfs na de dood van jouw broer?'
Ze hield haar hoofd schuin. 'Werd ons niet geleerd dat het verleden nooit een obstakel mocht zijn voor het heden?' Ze legde haar hand op mijn schouder. 'We hebben een bloedband, Mer, je komt niet zo snel van me af.'
Het was de eerste keer dat ik deze kant had gezien van mijn nichtje. Buiten het strijdveld was iedereen anders, gedreven door andere motieven. Misschien had ze geweten dat ik deze peptalk meer nodig had dan ik zelf had durven toe te geven.
Ik wendde me naar haar en omhelsde haar. De laatste persoon die ik ooit had omhelsd op zo'n manier was mijn moeder geweest op de dag dat ik vertrok op deze missie. Hoewel ons hele gezin de militaire dienst in leek te gaan, zou ze om elk van haar kinderen een traan laten. Ze had zelf ook op de slagvelden gestaan en het overleefd. Ze had het hart van een krijger en had deze doorgegeven aan haar kinderen.
Maar haar zus had dezelfde vechtlust gehad en die had zij weer mogen schenken aan Jordan, die haar armen stevig om mij heen sloeg.
'Ik zie je snel,' zei ik zacht toen ik haar weer losliet.
Ze knikte. 'Je hoort van me.' Daarna draaide ze zich op haar hakken om en liep ze naar de deur. Voordat ze deze opende, wierp ze een laatste blik over haar schouder en zei ze: 'Ik ga op je wedden, dus win alsjeblieft.'
'Is dat de enige reden waarom ik moet winnen?' vroeg ik met een opgetrokken wenkbrauw.
Plagend stak ze haar tong uit, alsof we twee kleine kinderen waren en niet twee volwassen krijgers, en verliet ze de kamer.
Met nieuwe energie wendde ik mijn blik weer terug naar de horizon, die een stukje minder zwaar leek te zijn geworden.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro