Hoofdstuk 20
Alle herfstkleurige bladeren ritselden toen de wind er door heen woei. De niet zo felle zon scheen tussen de takken door. Bijna en alle bladeren vielen van de bomen en zou het bladkaal zijn. Vrolijk tjilpten vogeltjes die elkaar warm hielden in hun zachte nestje. Op de met bladeren bedekte grond stonden paddestoelen. Pluizige eekhoorntjes klommen naar hun holletjes met een nootje die ze net gevonden hadden. De wolken zagen er zacht uit. Net zo pluizig als de vacht van een eekhoorn staartje. De zwart-witte krijger liep met langzame passen over de koude bosbodem. Hij wilde even eruit, om na te denken wat er allemaal was gebeurd. Waarom had Paarslicht dit voor hem verzwegen? Zouden Webscheur en Zebravacht ook wat voor hem verborgen houden? Of zijn oudere zus Schaduwmist? Hij rilde. Een windvlaag ging voorbij en nam bladeren met zich mee. Zou hij naar de Zonneclan gaan om Regenhart te bezoeken? Nee. Ze had vast geen zin in hem.
Rookstorm stapte door. Hij spitste zijn oren toen hij geritsel uit de struik naast hem hoorde. Hij zakte meteen in een jacht houding en sloop naar de struik toe. Een klein dun staartje kwam er onder vandaan. De kater die laag op de grond zat, zette grootte passen om bij de struik aan te komen. Hij sprong en schepte het diertje in de lucht. Het begon luidt te piepen en Rookstorm gaf hem snel een doods beet.
Trots liep hij met het muisje in zijn mond en begroef hem bij een boom op het Nachtclan territorium. Nu hij hier toch was kon hij net zo goed de grenzen even extra markeren. Een scherpe geur drong zijn neusgaten binnen en hij walgde even. 'Ieuw, wat was dat?' Voor hem verscheen een bruine kater. Zijn ogen waren helder en hij zag er groot uit. 'Je bent op Maanclan grond.' gromde hij. Rookstorm keek achterom en zag dat de boom waar hij zijn muis had begraven, de grens was. 'Oh... eh sorry maar dan draai ik me nu om- en loop rustig weer terug...' miauwde de kater en liep snel naar de grens. De bruine kater schoot op hem af en haalde hem onderuit. 'Ben jij wel een Nachtclan krijger? Die Nachtclan katten geven toch niks om grenzen en de Sterrenclan?' blies hij. 'Is dat zo?' vroeg Rookstorm geïrriteerd en trapte de kater in zijn buik.
Nu pas herkende hij de kater. Het was Scherppoot, de leerling die wel eens tegen hem had gemopperd op de Grote Vergadering. 'Even dat je het weet: ik ben nu een krijger en ik beveel dat je teruggaat naar je kamp.' miauwde de kater vastbesloten. 'Ah dus jij bent nu mijn nieuwe leider, Scherppoot?' zei Rookstorm sarcastisch. 'Het is Scherpkeel.' siste de bruine kater en ging met zijn klauw over Rookstorms gezicht heen.
Zacht sissend sloeg hij Scherpkeel van zich af. Rookstorm kroop achteruit terug over de grens. Toen er harde pootstappen aankwamen, keek de bruine krijger triomfantelijk. Een grote, fluffy kater kwam aangelopen. Zijn grijze vacht zag er heel verzorgd uit. 'Ah Distelster, daar ben je!' miauwde Scherpkeel. De leider keek Rookstorm strak aan. 'Was hij op ons territorium?' snauwde hij en de zwart-witte krijger rolde met zijn ogen. 'Sorry oude kater.' Hij zwiepte geïrriteerd met zijn staart en draaide zich om. 'Als ik je nog één keer op ons territorium zie, dan vermoord ik je.' blies Scherpkeel met zijn haren overeind. 'Nou nou wees eens aardig tegen Rookpoot.' miauwde Distelster sarcastisch.
'Rookstorm.' verbeterde de zwart-witte kater de Maanclan leider. Hij liep op een tempo waarbij je zijn zelfvertrouwen goed kon zien. 'Hij mag niet met haar in aanraking komen.' siste Scherpkeel, Rookstorm hoorde het nog maar net en draaide snel zijn kop om, maar de twee katers waren verdwenen. Bangeriken. dacht hij geërgerd. Ik laat ze nog eens zien wat ik kan.
*
'Hey kleintje, wordt eens wakker.' Zachte haartjes kriebelden in Rookstorms oor. Het was zijn eerste nacht in het krijgershol, ook al lag hij aan de buitenste rand - want hij was een nieuweling- hij had heerlijk geslapen. Beter dan in tijden. Hij had eindelijk geen last van Eekhoorngrauw met Bliksempels. Misschien miste Regenhart hem wel, maar hij had nu geen zin om haar te zien, ze zou waarschijnlijk boos op hem worden dat hij niet naar het Duistere Woud was geweest. 'Aarde aan Rookstorm?' lachte Schaduwmist en gaf hem een tik op zijn oor. 'Au.' mompelde de kater en wreef pijnlijk over zijn oor. 'Moest dat nou?' Zijn zus zwiepte met haar pluizige staart. 'Kom nou, Donkerster heeft een vergadering opgeroepen.' Moeizaam stond de zwart-witte kater op en volgde zijn oudere zus.
Buiten stonden de katten in een kring rondom Donkerster die met vuurspuwende ogen om zich heen keek. 'Ze hebben prooi van ons territorium!' snauwde hij en spuugde boos op de grond. 'Wie?' vroeg Nevellicht verbaast, ze liep door de kring heen met wormkruid in haar mond. 'De Maanclan.' Donkerster spuugde de naam uit alsof het een bedorven muisje was. 'Rookstorm ik wil dat jij met Webscheur en Steenhart naar de grens gaan om ze te confronteren.' Geschrokken schudde Rookstorm met zijn kop. Hij was daar letterlijk gisteren nog! Met een hangende kop liep hij naar Webscheur. Steenhart kwam met een gemene grijns naar hen toe en gaf de katers om de beurt een stoot. Rookstorms broer rolde met zijn ogen. 'Schiet nou maar gewoon op Steenhart, ik wil wedden dat we straks het langst op jou moeten wachten met je lelijke kop.' Met grote ogen ontblootte de grijze kater zijn nagels. 'Wat zei je halfbloedje?' Rookstorm duwde de krijger achteruit. 'Straks heeft Webscheur nog gelijk.' siste hij en snelde het kamp uit. Al snel volgde zijn broer en de irritante haarbal.
Onder Rookstorms poten knisperden de bladeren. Hij trippelde rustig verder. Hij had geen last van Webscheur en Steenhart, want die twee liepen een eind achter te kibbelen. De zwakke zonnestralen van de bladkaal zon scheen op zijn zwart-witte vacht. Toch verwarmde het zijn pels een beetje. Hij wist dat hij bijna bij de Maanclan grens was, want gister was hij ook precies hier, maar toen beging hij wel de fout en liep per ongeluk de grens over. Pootstappen naderden en Webscheur en Steenhart kwamen eraan. Met een blik vol met irritatie werden zijn oren platgedrukt door de grote poot van de vervelende grijze kater. 'Hou nou op.' zeurde Rookstorm en ging met zijn nagels over de neus van de kater. Jammerend ging hij zitten en zijn broer moest hard lachen.
Geïrriteerd keek hij naar het Maanclan territorium. Hij scande de omgeving. Struiken, nog meer struiken, blauwe ogen en nog eens struiken. Wacht, wat? Blauwe ogen? Hij keek schichtig terug naar de plek waar hij de ogen zag. De helderblauwe ogen keken hem strak aan. Rookstorm verdronk in de prachtige ogen. Het deed hem denken aan de mooie rivieren in Groenblad...
yess! Hier eindelijk een nieuw hoofdstuk! Eindelijk is mijn motivatie een beetje terug ( thanks iedereen!) en ik zal snel weer gaan schrijven. Ik weet dat niet het beste hoofdstuk is, maar ik ben blij dat ik gewoon een nieuw hoofdstuk heb!
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro