Hoofdstuk 19
"Jullie hebben het allebei goed gedaan." Complimenteerde Nachtvleugel de twee witte leerlingen. "Laten we nu terug gaan." Zij ze. "Yes! Worden we nu krijgers?" Vroeg Winterpoot hoopvol. "Daar zijn jullie nog veel te jong voor." Zij Nachtvleugel. "Ah muizenstront." Zij Winterpoot teleurgesteld. "Maak je geen zorgen, we gaan morgen alweer verder met gevechtstraining, ik ga jullie leren hoe je een kattenpoot moet verdoven." Zij Donderstorm. "En ik ga jullie leren hoe je een vijand kan verslaan die in de meerderheid is." Zij Nachtvleugel. "Jaaa! kan ik het nu al leren!" Riep Winterpoot enthousiast."Ja we willen iets nuttigs doen." Zij IJspoot. "Ik zij toch morgen, maar als je toch zo graag iets wil doen dan kan je mooi voor de oudsten zorgen." Zij nachtvleugel. "Hé bah." Zij Ijspoot. "Dat moet ook gebeuren." Miauwde Donderstorm streng. "Maar het is zo veel werk nu Tijgerstorm, Valkstaart en Zwartsnor krijgers zijn." Zeurde Winterpoot. "Dat klopt, met maar twee leerlingen is het zwaar werk, dat moeten we ook aan Rookster melden." Zij Nachtvleugel. "Ja, laten we dat doen." Zij Donderstorm. "Mogen we dan zelf iemand uitkiezen om ons te helpen? Ik kies Valkstaart, hij is zo bazig sinds hij krijger is!" Zij Winterpoot. "Dat beslist Rookster wel." Zij Donderstorm.
"Nachtvleugel, Donderstorm, kom binnen, hoe ging de beoordeling?" Vroeg Rookster gretig. "Goed, al had Winterpoot me gevonden en besloot een gesprekje te beginnen." Zij Nachtvleugel. "Ik heb schrok me dood toen ze ineens op mijn rug zat, ze dacht dat ik een vijandige krijger was. Ik wed dat de WolkenClan mijn geschrokken gekrijs heeft gehoord." Legde Nachtvleugel uit. "Ik dacht al, wat hoor ik nou. Ik dacht dat Ijspoot een schorre muis te pakken had of zo." Bekende Donderstorm. "Dus het ging goed?" Vroeg Rookster voor de zekerheid. "Ja, ze boeken veel vooruitgang." Zij Nachtvleugel. "Oh, en Rookster, nu Ijspoot en Winterpoot de enige twee leerlingen zijn, is het zorgen voor de oudsten erg zwaar. Ze zijn er altijd veel tijd aan kwijt." Zij Donderstorm. "Ik zal wat krijgers sturen om ze te helpen, Nachtvleugel, wil jij mee op de volgende patrouille, en Donderstorm, we hebben een iets te bespreken." Zij Rookster. "Iets wat jij waarschijnlijk al lang al bent vergeten." Voegde de grijze poes eraan toe. Donderstorm begon wel zo'n idee te krijgen waar dit over ging. "Donderstorm, jij vroeg me iets toen je nog een leerling was, ik had beloofd dat ik het nog uit zou leggen, maar dat is er niet meer van gekomen." Zij Rookster. "Maar nu wel, kom mee, dit is niet voor ieders oren." Miauwde Rookster, ze zwaaide met haar staart en trippelde haar hol uit. Dit was het teken dat Donderstorm haar moest volgen. "Luipaardklauw, ik ga samen met Donderstorm even het bos in, jij hebt de leiding zolang ik weg ben." Zij Rookster. "Zou je dan niet een paar extra ogen aan je patrouille toevoegen?" Vroeg Luipaardklauw. "Nee, het komt wel goed, we zijn zo terug." Zij Rookster. Luipaardklauw wilde nog iets zeggen, maar Rookster trippelde al naar de struikentunnel. Ze gaf weer een zwaai met haar staart als teken dat ze moest opschieten.
Eenmaal in het bos zocht Rookster een holle boom op, die niet in de buurt lag van waar er normaal gesproken gejaagd of gepatrouilleerd werd. Ze stapte naar binnen en ging op de zanderige bodem zitten. "Ga zitten." Miauwde ze. Donderstorm deed wat er van haar gevraagd werd en gingen zitten. "Donderstorm, jij vroeg me waarom Roodster en ik zo veel belangstelling hadden in jullie, zelfs toen jullie al leerlingen waren." Begon Rookster. "Ik weet de details niet, maar Donderstorm, Roodster wist iets van jou, iets wat ik niet wist, iets wat jij niet wist, iets wat de rest van de BliksemClan niet wist. Hij had onnatuurlijk veel belangstelling voor jou, en nu weet ik waarom." Zij Rookster. "Er is een voorspelling uitgesproken, en ik weet heel zeker dat die over jou gaat. Zij zal de donder zijn die de lucht raakt wanneer we het nodig hebben en zelfs de sterren redden van een duistere klauw." Miauwde Rookster zachtjes. "Donderstorm, ik weet heel zeker dat jij die donder bent." Miauwde Rookster. Donderstorms adem schokte. Was er echt een voorspelling over haar uitgesproken, en waarom verteld Rookster haar dat? "Donderstorm, heb jij ooit iets heel raars meegemaakt, iets waarvan je heel zeker weet dat andere katten dat nog nooit hebben gezien." Vroeg Rookster. Donderstorm dacht razendsnel na. Toen wist ze het, dat waren de woorden die de oude poes tegen Roodster had gezegd. "J-ja." Stamelde Donderstorm. "Wat dan?" Drong Rookster aan. "I-ik heb die profetie al eerder gehoord, eerst waren er donderslagen bij een heldere hemel en toen zag i-ik Roodster met een oude poes, de oude poes had dat gezegd, toen kwam er een poes die Heidewolk heette, en ze praatte soms met me in mijn dromen." Stamelde Donderstorm. Rookster leek geschokt. "Jij hebt contact met de SterrenClan!?" Flapte ze eruit. "I-i-ik d-denk het." Stotterde Donderstorm. Dit was de eerste keer een manen dat Donderstorm weer aan de profetie dacht. Ze dacht eigenlijk dat het gewoon allemaal haar fantasie was geweest, dat het niks betekende, maar nu. Rookster deed haar mond open om iets te zeggen, maar het gekrijs van katten brak haar af. "We moeten nu terug naar het kamp!" Riep ze. Ze stormde terug door het struikgewas en stopte met een sliding toen ze het kamp zag. Grote SterrenClan! dacht Donderstorm paniekerig. We worden aangevallen!
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro