2 - Caio
De aarde verging, maar gelukkig hadden wij mensen allang een oplossing gevonden. Want in plaats van dat wat we de aarde probeerden te redden probeerden we een nieuwe woonplaats te vinden, persoonlijk vond ik dat niet zo slim. Maar daardoor ga ik niet dood, dus ik ben er uiteindelijk wel blij mee.
Heel Europa kreeg een eigen persoonlijke planeet toe geworpen, dus aan ruimte tekort zouden we in elk geval niet leidden. De reis naar onze nieuwe woonplaats was acht weken, en er gingen zo'n vijftig ruimteschepen daar naartoe. We werden willekeurig ingedeeld, alleen familie bleef samen, maar naar de rest werd niet gekeken. Het maakte niet meer uit in welk land je vroeger woonde, het maakte niet uit wat je huidskleur of je taal was, het maakte niet uit hoe oud je was of welk geslacht je was, want nu waren we één natie. De hele wereld, of voormalige wereld, sprak dezelfde taal: Engels.
Alle vijf continenten kregen een eigen planeet, dus dat betekende dat er binnenkort op vijf planeten dezelfde taal werd gesproken.
Ik woonde in voormalig Italië, ondertussen leek mijn laars niet meer hetzelfde als toen ik klein was. De wild begroeide rotsen en het heldere water waren nergens meer te bekennen, Rome en Venetië waren niet langer meer de steden met de eeuwenoude Romeinse gebouwen. En miste ik het? Ja, ik miste de kleine kronkelweggetjes in mijn stoffige dorp, ik miste de pizzaboer om de hoek, ik miste de grote bollen ijs in alle smaken van de wereld. Ik miste Italië.
Mijn geboorteland was waarschijnlijk het land in Europa die dit allemaal het meeste haatte, want als er iets was waar wij Italianen niet tegen konden was dat verandering. Onze cultuur was in de afgelopen driehonderd jaar geen steek veranderd, we aten hetzelfde, gedroegen ons hetzelfde en gebruikte dezelfde spreekwoorden. We waren hetzelfde.
Soms kwam er een buitenlander op vakantie en stelde dat een gerecht voor, hij werd dat meteen de grens over geknikkerd. Eén keer werd er een Pool de Spaanse trappen af geduwd omdat hij voorstelde om een soort kruid toe te voegen aan een pasta gerecht. Hij kon nooit meer lopen.
Mijn moeder was een rasechte Italiaan, met buik en al. En vanaf het moment dat we in het ruimteschip zaten en door het raampje naar de aarde keken begon ze al in het Italiaans te vloeken. Ik keek naar beneden, de zeeën waren bruin en het landschap leek een puinhoop van rotzooi. En ik realiseerde me dat we zoveel konden zeuren als we wilden, maar dit was allemaal onze eigen schuld.
"Amore," zei mijn moeder terwijl ze me een tik op mijn schouder gaf. "Ze pakken onze cultuur af."
"Engels, mam," verzuchtte ik, haar donkere ogen keken me woedend aan.
"Het is allemaal hun schuld," zei ze in haar vette Italiaanse accent.
"Mám, ze pakken onze cultuur niet af. We kunnen onze pizza's en pasta's en siësta's prima houden. We moeten alleen Engels praten."
Mijn moeder sloeg haar armen brommend over elkaar, ze keek koppig uit het raam. Ondertussen leek Italië enkel een laars in de wereld, maar het was wel mijn laars.
"Kun je het in elk geval proberen?" vroeg ik, mijn stem had een beetje smekend geklonken.
"Weet je, ik snap niet dat je zo rustig kan zijn. Ze hebben Marco ook van je afgepakt."
Marco was al mijn beste vriend sinds ik vier was, en ik was nooit langer dan een paar dagen zonder hem geweest. Uiterlijk een week.
"Ik zie Marco over acht weken weer, ze pakken hem niet van me af."
Maar mijn moeder probeerde er overduidelijk alles aan te doen om mij naar haar kant te trekken.
"Konden ze dan tenminste heel Italië samen in een schip zetten?"
"Italië is niks meer, mam, en het wordt tijd dat je dat accepteert."
We wisten al maanden dat dit zou gebeuren, ik had al die maanden gebruikt om het te accepteren. Mijn moeder had al die maanden verspilt aan ontkenning.
"Wat jij zegt, Amore, wat jij zegt."
"Engels," mompelde ik, maar ik was er vrij zeker van dat ze me niet meer hoorde. Of ze was plotseling Oost Indisch doof.
Ik trapte met mijn voeten in de lucht en keek om me heen. De kantine was waarschijnlijk even groot als een tiental voetbalvelden, al niet groter. Om me heen hoorde ik alleen maar Engels, maar met allemaal verschillende accenten. Ondertussen was er niemand die geen Engels sprak, maar een accent verloor je niet eventjes. Naast me zat een groepje Russen, en verderop hoorde ik wat Duisters. Of Nederlanders. Ik wist dat Duitse en Nederlandse mensen het niet echt waardeerde als je ze niet uit elkaar kon houden, want volgens hen 'leek het niet op elkaar', maar ik wist het verschil gewoon niet. Ik snapte wel waarom ze het niet leuk vonden, ik werd namelijk ook ziedend als mensen het verschil tussen Spaans en Italiaans niet wisten.
Terwijl ik met mijn voeten heen en weer zwiepte tikte ik met mijn vingers op de ijzeren tafel waar ik op zat, samen maakte ze wel een leuk ritme. Ik vond het leuk in de kantine, het was heel interessant om al die culturen in elkaar te zien vlechten. En het was ook wel een pluspuntje dat ik hier niet bij mijn moeder was, mijn moeder vertikte het namelijk naar de kantine te komen. Want hier buiten zullen we 'geïnfecteerd worden door andere landen', ik vond dat allemaal wat overdreven. Het was niet alsof ik opeens niet meer Italiaans was, want aan mijn bloed konden ze niks veranderen. En dat zou zij ook moeten weten.
Terwijl ik daar op die tafel, in de kantine, in een ruimteschip, in de oneindige ruimte zat voelde ik me heel klein. Ik was enkel één mens, één jongen op weg naar een nieuw leven. Ik betekende niks, ik was enkel een mond om te voeden. Het zou precies hetzelfde zijn als ik er niet was geweest.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro