~De Zwarte Stad~
Twee vrouwen, een kamer. De muren zijn gevuld met posters, de kasten vol met spullen. De kamer is niet groot, maar dat hoeft ook niet. De kamer is namelijk van de vrouw, die eigenlijk geen vrouw genoemd mag worden. Te onmenselijk, vinden ze.
Op het eerste gezicht ziet ze er normaal uit. Ze heeft nu een donkerblauw shirt aan. Het blauw is zo donker, dat het moeilijk te onderscheiden is van zwart. De stof van het shirt ziet er glad uit en je kan wat kreukels in de stof zien zitten. Als je de stof zou voelen, daarentegen, voelt het stug aan, hard bijna. Het shirt zit in een lichtblauw-paarse broek. De stof van de broek lijkt op de stof van het shirt. Aangezien het shirt iets belangrijkers, iets waardevoller, moet beschermen, is deze iets harder en heeft het een hoge, dikke kraag.
Haar haar zit vast, strak naar achter. De tweede vrouw doet een plukje goed. Haar haar zit op dezelfde manier. Haar kleding lijkt op die van de eerste, al is de stof zachter, is de kraag rond haar nek dunner en lager en is ze in het rood gekleed. Zij is haar verzorger.
Als je naar haar kijkt en dan weer terug naar de 'vrouw' in het blauw, zie je het. Ze ademt dan wel, haar ogen zijn glazig en staren naar niks. Zelfs haar verzorger klaar is en ze opstaat, veranderen haar ogen niet.
Zij moet gaan strijden tegen de gevaren van de 'Zwarte stad', genoemd naar de Pest, al was het veel erger dan dat. Het was niet de Pest, dat weet iedereen. Wat het dan wél was, weten slechts een paar mensen. Hun geheim wordt goed bewaard. Indirect, zijn zij degenen die dit hebben veroorzaakt. Dus proberen zij het ook op te lossen.
Ze wordt naar een tank gebracht. Mensen lopen om haar heen, checken alles, geven haar instructies, een rugzak met noodzakelijke spullen en haar wapens. Het is simpel: vind de jongen en dood hem. Dan stapt ze in de tank. Het is niet lang rijden, maar alleen in een tank is zelfs voor haar lang.
Dan stopt de tank. De 'vrouw' haalt diep adem. Ze weet niet goed wat ze moet verwachten. Ze weet alleen maar dat er iets vreselijks is gebeurd en de jongen de dader was. En aangezien het nog steeds verspreid, leeft hij nog.
Afgezien van de mist die er hangt, ziet de stad er normaal uit. Er is niemand. Allemaal dood gegaan, denkt ze, maar die gedachte verwerpt ze snel. Ze loopt door de stad. Kilte verspreidt zich door haar lichaam. Alle deuren staan open, ramen zijn ingeslagen. Dit kwam niet door de ziekte die zich verspreidde; dit kwam door de dader die zich hier nog steeds schuilhoudt. Blijkbaar is hij immuun, want andere mensen gaan dood door de resten van de ziekte.
Ze vraagt zich af of hij zou zijn als haar. Zij kan hier immers ook rondlopen zonder ziek te worden. Ze zal waarschijnlijk hier nog lang moeten zijn, want de 'Zwarte stad' is groot.
Na een tijdje lopen krijgt ze trek. Ze gaat zitten op een stoeprand en opent haar rugzak. Tot haar verbazing zit er niet zoveel in. Alsof ze verwachten, dat ze snel klaar zal zijn. Ze neem een broodje en sluit hem dan weer. Ze wilt weer opstaan, als een deur piept. In reflex reikt ze naar haar wapens. Terwijl ze en pistool in haar hand neemt, kijkt ze om zich heen.
Dan ziet ze hem. Hij is knap, merkt ze op, maar bedenkt zich dan weer wat hij heeft aangericht. Ze richt haar pistool.
"Indigo!" schreeuwt de jongen. Ze kijkt verbaasd. Ze herkent de naam, zijn stem. Ze slikt. "Indigo!" schreeuwt de jongen weer. Schieten en niet schieten denkt ze tegelijkertijd. Roept hij haar? Heet zij Indigo? Ze heeft toch geen naam? Niemand mocht haar een naam geven, omdat ze dan te menselijk zou worden gemaakt. "Indigo!" schreeuwt de jongen weer. Ze kijkt naar hem als hij zwaait. Hij noemt haar 'Indigo'. Zij, het 'meisje' met het DNA van een mens, maar met buisjes in haar om haar leven te houden, apparaten die haar organen levend houden. Sommige organen hadden ze moesten vervangen worden door apparaten, omdat ze anders niet werkten. Zij, die geen naam mocht hebben, wordt nu 'Indigo' genoemd?
"Ik kom naar je toe, is dat goed?" schreeuwt de jongen nu. De drang om te weten waarom hij haar riep, haar 'Indigo' noemde, waarom hij zwaaide, is groter dan de drang om te schieten. Ze doet het pistool terug in haar wapenriem en steekt de straat over. De jongen glimlacht en loopt duidelijk opgelucht ook haar kant op.
"Herken je me?" vraagt hij. "Indigo, herken je me?" Ze schud haar hoofd verward.
"Indigo?" vraagt ze. De jongen knikt. "Ja, vernoemd naar je ogen, die ik altijd zo mooi vond. Herinner je je dat?" Ze schudt haar hoofd. De jongen kijkt verdrietig, hopeloos, als ze wegloopt. Dit is niet goed, schreeuwt alles in haar lijf. "Indigo, ik bent het, Jarno. Alsjeblieft, ga niet weer weg, we kunnen dit overwinnen," zeg hij smekend. Ze blijft staan. Ze begrijpt er niks van. Aan de ene kant voelt ze dat ze in gevaar is en zichzelf in veiligheid moet brengen, aan de andere kant wil ze weten wat hij bedoelt. Ze herkent iets, niet alleen hem, maar dat ze iets zou moeten overwinnen
Jarno's donkerbruine ogen kijken haar aan, zij kijkt terug. "Weer?" vraagt ze dan, "Ik ben hier nog nooit eerder geweest." Jarno lacht verdrietig. "Je moest eens weten," zucht hij.
Indigo zet weer een stap naar achter, nog een. "Vertel het me," zegt ze. Hij schudt zijn hoofd. "Scheur je kraag af, dan vertel ik het. Je hebt niet veel tijd meer, anders zie ik je binnenkort weer, herken je me weer niet. Het moet ooit eens gaan volgens plan, laat dat nu zijn. Voel je die twee stemmen, die allebei iets anders zeggen? Ze worden veroorzaakt door iets in je nek. Ze kijken mee, de mensen uit het lab, haal het weg. Het houdt alleen de versie die zij willen dat je bent in leven, niet wie je eigenlijk bent," zegt hij, steeds harder en sneller, totdat hij alles heeft gezegd. Het einde hoort Indigo nog maar net, want ze is al te ver weg gerend.
Niet veel tijd meer, denkt ze. De bijna niet gevulde rugzak, wisten ze al dat dit zou gebeuren? Omdat dit al vaker was gebeurd? Waren de tweestrijdige gevoelens wel allebei van haar? Ze voelt haar nek trillen. Ze herkent de weg, ze is er bijna.
Haar handen gaan naar haar kraag, ze probeert hem te scheuren, maar het lukt niet. Waarbij ze het eerst fijn vond, omdat het haar leven zou beschermen, haat ze het nu. Langzaam begint ze te bedenken hoe ze is gemanipuleerd door Jarno. Ze begint langzamer te lopen. Ze moet terug, niet naar hem luisteren dit keer en gewoon schieten. Ze pakt het pistool en rent weer, maar dit keer terug.
Jarno vindt ze snel, op een andere plek dit keer. Nu weer, voelt ze het. De drang om niet te schieten. Wat ze net dacht, was zij dat wel? "Indigo, je had niet terug moeten komen, je hebt geen tijd meer. Doe het, nu, of we gaan er allebei aan!" schreeuwt hij in paniek. Ze schiet.
Ze raakt niet buiten bewustzijn. Ze voelt er helemaal niks van zelfs. Het ding in haar nek is doodgeschoten, dat weet ze wel. Terwijl Jarno haar nek bekijkt en alles eruit haalt, herinnert ze zich weer hoe ze Jarno ontmoette. Ze waren allebei half mens, half geproduceerd. Ze kregen een hechte band. Eerst ging alles volgen plan: ze ontsnapten, Indigo verspreidde de ziekte die ze per ongeluk had ontwikkeld door haar 'neppe' hersens. Zelf leed ze er niet aan, anderen erger dan ooit. Jarno had, ontwikkeld om slimmer te zijn dan een mens, haar gehackt en stopte iets in haar nek, dat alleen hij en Indigo eruit kon halen, zodat ze zich 'herinnerde' dat het Jarno was dit het had verspreid toen ze werd opgepakt.
Het lab vond de neppe herinneringen van Indigo en stuurde haar erop uit. Toen ging het mis: het lab beschermde Indigo tegen Jarno praatte steeds met haar, probeerde haar over te halen hem het weg te laten halen, maar steeds rende ze weg. Ze werd verbeterd met een aanpasbare chip op dezelfde plek als waar Jarno iets had gestopt, totdat Jarno niet meer tot haar door kon dringen. Jarno maakte hiervan gebruik en hielp Indigo om naar zichzelf binnen te dringen en het weg te halen. Zij was immer ontwikkeld om sterker te zijn dan een mens ooit kon zijn.
De rugzak hebben ze niet meer bij zich als ze wegrennen naar de basis te midden van de 'Zwarte stad', hun stad. Daar wachten meer half-mensen, geproduceerd door Jarno, klaar om de mensheid voor altijd en eeuwig uit te roeien. Eindelijk gaat alles weer volgens plan.
(1498 woorden)
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro