9
Met de superhelden samenwerken. Dat is wat ze willen dat ik doe. Ze hebben nog niet echt een plan, daarvoor hadden ze mij nodig. Alles wat ze tot nu toe al hebben geprobeerd liep fout af of kon mijn vader op één of andere manier ontwijken.
Ze dachten dat ze een mol hadden, maar die konden ze niet vinden.
Daarna dachten ze dat ik er mee te maken had. Al wisten ze niet goed hoe dat dan zou kunnen. Vandaar ook dat ze me het voordeel van de twijfel hebben gegeven.
Ik krijg de rest van de dag om me op te frissen en me klaar te maken voor morgen. Morgenochtend moet ik me melden bij de superheldeninstantie. Dit keer niet om opgesloten te worden in een cel, al denk ik niet dat ik dat snel zal vergeten.
Zodra ik mijn appartement binnenga, word ik overspoeld door de leegte. Pas nu ik een paar dagen weg ben geweest, merk ik hoeveel van de accessoires eigenlijk van Tiana waren. Beeldjes, kussens, schilderijen en foto's. De gebreide doek die op de bijzettafel lag. De kaarsen op de kast. Nu is het allemaal bijna leeg. Niets wat niet-functioneel is dat aan mij toebehoort.
Ik laat het zo goed als ik kan langs me heen glijden en begeef me naar de badkamer. Een warme douche doet deugd aan mijn hoofd en mijn pijnlijke spieren. Al was mijn zin om me te wassen al aanzienlijk geslonken toen ik klaar was met mijn gegipste hand in plastic wikkelen. Dat zal me leren om tegen muren te kloppen zonder bescherming.
Misschien moet ik eens kijken om een boksbal aan te schaffen. Of iets van vechtsport gaan doen als hobby. Dat helpt misschien tegen al die opgekropte woede die zich een weg door mijn ziel aan het knagen is.
Na het douchen heb ik de intentie om me op bed te leggen en me bezig te houden met ongeopende en onbeantwoorde emails, maar zodra mijn hoofd op de kussens ligt en ik me in lekker warme lakens gewikkeld heb val ik in slaap.
Pas wanneer het ochtend is, een paar uur voor ik zou moeten opstaan, word ik weer wakker. Tijdens het ontbijten, open ik eindelijk mijn mails. Mijn baas heeft geprobeerd me te bellen, maar ik nam niet op, dus heeft hij me uiteindelijk een email gestuurd om te vragen waar ik uithing.
Ik besluit het bericht op ongelezen te zetten en sluit mijn mailapplicatie weer af. Ik leg het wel uit wanneer ik terug aan het werk kan gaan - waarschijnlijk is hij tegen dan nog meer van plan om me te ontslaan. Mijn job ligt me niet na aan het hart. Ik vind er wel een oplossing voor.
Wanneer het tijd is vertrek ik met lichte tegenzin naar de superheldeninstantie. Ik besluit een taxi te nemen, zodat ik geen onbekende weg moet fietsen in de kou. Helaas was Tiana degene met een auto. Zelf rijden is dus geen optie meer.
De hele rit draai ik mijn vingers rond elkaar, denkend aan de mogelijke gesprekken die ik zal moeten hebben. Zou Regenstorm vragen wat ik er kom doen? Zullen ze er meteen vanuit gaan dat ik er niet hoor te zijn of zijn ze allemaal op de hoogte gebracht?
Wanneer het zover is, merk ik al snel dat het het laatste is dat van toepassing is. De meeste mensen kijken niet eens op wanneer ik binnenkom. Als ze me zien, laten ze niet merken dat ik ongewenst ben. Het voelt onwerkelijk.
Het is niet de ingang waarlangs ik met Regenstorm gekomen ben, die ik dit keer heb moeten nemen. Dat was de achteringang, blijkbaar. De ingang waarlangs de politie me nu gestuurd heeft is minder rommelig, met een heuse balie en een huiselijke sfeer. Plantjes in de hoek, wat kleur op de muur, zachte bankjes om op te wachten en een gezellig tapijt onder de koffietafel.
'Juffrouw Luminis?' vraagt de mevrouw aan de balie met een haast te vrolijke glimlach.
Ik knik. Hoewel de glimlach meer een standaard balieglimlach lijkt, doet het mijn mondhoeken toch een beetje meer omhoog krullen.
'Derde verdieping tweede deur naar links.'
'Top.' Ik glimlach om mijn zenuwen te verbergen.
Er is een lift, maar toch ga ik met de trap de drie verdiepingen omhoog. Dat geeft me nog net iets meer tijd om na te denken over wat ik zou moeten zeggen. Ik weet niet wie ik zal aantreffen achter de tweede deur links, maar ik wil liever voorbereid zijn op alles. Eigenlijk vooral op Regenstorm.
Dat blijkt al snel terecht geweest te zijn.
Ik klop op de deur die voor me beschreven is en wacht tot een vrouwenstem zegt dat ik mag binnenkomen. Het is een vergaderzaal met veel ramen, stuk voor stuk geblindeerd zodat ik buiten de contouren niet kan zien met wie ik te maken zal hebben. Drie mensen, zoveel weet ik wel, voor ik de deur opendoe.
Regenstorm is één van hen. Degene die met haar handen stevig in elkaar geklemd voor een whiteboard staat. Het lijkt alsof ze haar nagels in haar huid aan het boren is, zo stevig is haar greep. De tweede persoon die ik in de kamer zie is de dokter die mijn hand verzorgd heeft voor ik hier de cel in ging. Ze heeft haar bruine haar, net als toen, in een paardenstaart. De laatste persoon ken ik nog niet. Het is een al wat oudere dame, de leeftijd van mijn vader als ik een gokje mag doen. Haar korte haar en streng op elkaar geperste lippen doen haar gezag uitstralen. Tegen haar zou ik niet zo snel willen ingaan.
'Azura,' begroet de oudere dame me. Ze glimlacht me vriendelijker toe dan ik verwacht had.
Ik knik haar toe en forceer mezelf ook te glimlachen.
Regenstorm is luid aan het ademhalen. Zo luid dat ik mijn ogen niet van haar afgehouden krijg. Iedere keer dat ik ergens anders heen kijk hoor ik haar lucht naar binnen zuigen. Ze kijkt mijn kant echter niet op.
Pas wanneer ik aan de tafel gaan zitten ben, tegenover de dokter en naast de strenge vrouw aan het hoofd van de tafel, valt me op dat Regenstorm haar burgerlijke kleren aan heeft. Een hemd met een nette broek en een paar sneakers. Haar krullen zitten los en staan er wild bij.
Wanneer de vrouw aan het hoofd van de tafel haar keel schraapt, haal ik mijn aandacht bij Regenstorm vandaan.
'Ik ben Mei. Ik heb de leiding over de unit waar Rachel deel van uitmaakt. Ik ga ervan uit dat je op de hoogte bent gebracht van de situatie,' zegt de vrouw vriendelijk.
Ik knik. 'Min of meer.' Ik sla mijn handen in elkaar, zodat ik er niet irritant mee aan de tafel kan plukken. 'Er is me gezegd dat ik met jullie moet samenwerken om mijn vader op te kunnen pakken. Dat ik de beste kans ben om in zijn hoofd te geraken.'
'Dat is inderdaad min of meer het plan.' De vrouw kijkt even voor zich uit, nadenkend, waarna ze naar Regenstorm kijkt. Deze knikt en neemt het woord over.
Ze haalt nog eens diep adem, voor ze haar mond opendoet. Ik wacht, maar er volgen geen woorden. Pas nadat ze haar mond weer gesloten heeft en ze eens geslikt heeft, begint ze: 'Eerst en vooral...' Ze strijkt langs haar wenkbrauw. 'Eerst en vooral wil ik mijn excuses aanbieden voor mijn gedrag de laatste weken. Het was... wel... ja... het was ongepast en ik...' Ze kijkt naar het plafond.
Zowel de dokter als de oudere dame hebben zich wat gedraaid om haar bemoedigend - of berispend - te bekijken.
'Het spijt me, oké? Ik had je niet in de goot mogen duwen, ik had er niet vanuit moeten gaan dat jij mee in Khalys' complot zat en ik had me niet moeten gedragen zoals ik me gedragen heb. Je was op de verkeerde plaats op het verkeerde moment en dat had ik niet tegen je mogen gebruiken.' Het lijkt alsof ze niet meer geademd heeft voor ze klaar was met praten. Haar ogen zeggen me wel dat ze het meent. Ik wil het ook graag geloven.
'Dank je wel,' zeg ik.
Mei knikt tevreden en de dokter schenkt me een glimlachje.
'Goed,' eerstgenoemde slaat haar handen in elkaar met een klap, 'nu we dat ook weer achter de rug hebben kunnen we het over ons plan hebben.'
Vervolgens legt ze me alles uit wat ze al geprobeerd hebben en wat ze allemaal nog dachten te doen, maar waarvoor ze de kansen niet hoog inschatten. Het meeste gaat er langs mijn ene oor in en langs het andere weer uit. Het is te veel informatie in één keer.
Wat ik wel opvang is het plan dat ze nu hebben. Ze willen dat ik contact zoek met mijn vader.
'Hadden jullie een goede band?'
De vraag komt van de dokter. Ik weet nog niet goed waarom ze bij deze meeting aanwezig is. Niet dat ik problemen heb met haar aanwezigheid. Ze heeft een lieve lach.
Ik knik langzaam. 'Ik geloof graag van wel... maar hoe goed is een band echt als je zonder meer achtergelaten wordt?' Wanneer mijn stem halverwege breekt, wuif ik wat met mijn hand. 'Ik wil er liever niet te veel over praten.'
'Dat is oké,' glimlacht de dokter. 'Hoe gaat het met je hand?'
'Goed,' knik ik. Ik lach wat. 'Dat is een onderwerp waarover ik liever praat.'
'Is het oké als ik nog een vraag stel over je vader?' Dit keer is het Regenstorm die spreekt.
Ik aarzel, maar knik uiteindelijk toch.
'Toen je moeder verdween... hoe heeft hij dat opgevat?'
Toen mijn moeder verdween... Ik was nog klein. Een jaar of vier, misschien net vijf, net oud genoeg om me dingen te herinneren. "Ze komt niet meer terug," had mijn vader gezegd. Ik kan het me nog herinneren alsof het gisteren was. Twee jaar later hebben ze haar lichaam gevonden. Buiten de begrafenis kan ik me daar niets meer van herinneren.
'Ik heb geen idee.'
'Heeft hij erna nooit tekenen van gekte laten zien? Het kunnen kleine signalen zijn. Zoals praten over mensen vermoorden of complottheorieën? Wilde hij zelf de reden achterhalen of vertrouwde hij op de politie?'
Mijn ademhaling is stroef geworden. 'Nee. Hij heeft het daar nooit over gehad. Niet dat ik me kan herinneren.' Ik slik. 'Ik weet niet eens hoe ze gestorven is.'
Regenstorm wisselt blikken met de leidinggevende van haar unit.
Ik kijk de oudere vrouw het langst aan. Haar woorden vertrouw ik meer. 'Weten jullie wat er met haar gebeurd is?'
'Ze hebben het nooit met zekerheid kunnen zeggen, maar in het dossier staat dat ze waarschijnlijk omgekomen is bij een uit de hand gelopen overval.'
'Maar... waarom duurde het dan zolang voor ze haar gevonden hadden?'
'Het was ingewikkeld,' antwoordt Mei langzaam en weloverwogen. 'Ze denken dat het een in de doofpot gestoken ongeval was. Niet door de criminelen die de overval pleegden, maar door de held die het hoorde op te lossen.'
'Een superheld heeft mijn moeder vermoord?' Ik kijk met open mond naar Regenstorm. Wanneer ik besef wat ik met mijn blik wilde zeggen, worden mijn wangen warm en kijk ik naar de tafel.
'Zo'n dingen gebeuren nu niet meer, maar toen...' Regenstorm loopt naar me toe met een mapje dat ze ergens vandaan getoverd heeft. 'Toen was het nog maar het begin van dit tijdperk. Het waren de eerste mensen met superkrachten die zich inzetten om het kwaad te bestrijden.'
'Dus jullie denken-'
'We denken dat je vader toen al is beginnen doordraaien en iets wat ik zoveel jaar later gedaan heb hem heeft getriggerd om helemaal zijn verstand te verliezen.'
'Wat dan de reden is dat hij jou zo graag wil vermoorden,' zeg ik ademloos.
Het past allemaal in elkaar als een puzzel die ik zelf nooit heb kunnen oplossen.
'Wat heb je gedaan dat hem getriggerd heeft?' vraag ik.
Regenstorm haalt haar schouders op. 'Volstrekt geen idee.' Ze legt het mapje voor me neer. 'Ik heb wel een paar ideeën opgeschreven die ik had toen ik de case bekeek, misschien dat je er iets mee bent.' Wanneer ze mijn verbaasde maar dankbare blik ziet, kijkt ze weg. 'Omdat ik er toch niks meer mee doe. Alleen daarom. Ik denk niet dat ik het zelf ooit zal kunnen oplossen.'
'Dank je wel,' zeg ik, voor het eerst volledig gemeend. Misschien is ze toch zo slecht nog niet.
Ik doorblader de pagina's - en dan bedoel ik tientallen pagina's, recto verso - zonder er een woord van te lezen. Rachel heeft een sierlijk maar moeilijk te lezen handschrift. Een handschrift dat je zou verwachten in de Victoriaanse tijd - toch als je de media gelooft.
'Denk je dat ons plan kans zal hebben om te slagen?' vraagt Mei, zodra ik klaar ben met bladeren.
Ik duw mijn tanden op elkaar, terwijl ik langzaam knik. 'Ik denk dat hij me mist. Ik denk dat hij er wel op in zal willen gaan als ik hem probeer te bereiken.' Ik kijk naar de dokter. 'Ik heb wel nog één vraag, voor jou.'
De vrouw knikt. 'Gooi maar.'
'Wat heb jij ermee te maken?'
Ze lacht zacht. 'Het was mijn idee. Ik kwam ermee toen je hier was een paar dagen geleden.'
'Dus vonden we dat ze het recht had om te helpen bij de uitvoering,' voegt de leidinggevende eraan toe.
Mijn mondhoeken krullen omhoog wanneer ik mijn blik weer op de dokter richt. In mijn ooghoek denk ik Regenstorm even ineen te zien krimpen, maar ik beeld het me waarschijnijk in. Zo goed ken ik haar immers niet.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro