5
Ik kan niet zeggen dat ik genoten heb van het verhoor. De agenten stonden sceptisch tegenover mijn verhaal en hoewel ze niet zo overtuigd waren van hun gelijk als Regenstorm was geweest, was het niet fijn dat ze mijn waarheid in twijfel trokken.
Ik had niet anders verwacht, maar het zou leuk geweest zijn als ze me gewoon zouden geloven.
Uiteindelijk hebben ze me ook alleen laten gaan omdat ze geen bewijzen hadden van mijn inmenging. Me op grond van vooroordelen vasthouden is gelukkig niet legaal. Al twijfel ik niet dat ze wel iets zullen vinden om me weer op te pakken als het hun beter uitkomt.
Het zijn deze gedachten die mijn hoofd vullen op mijn hele weg naar huis. De agenten waren gelukkig zo vriendelijk om me terug te brengen en me niet te laten wandelen. Dan zou ik gegarandeerd nooit thuis geraken.
Wanneer ik eindelijk binnen ben, volledig uitgeput en met geen greintje vriendelijkheid meer in mijn lichaam, vliegt Tiana me om mijn nek. Ik was helemaal vergeten dat ze hier kon zijn. Bij nader inzien kon dat ook niet. Ze hoorde op haar werk te zijn, het is immers al morgen.
Ze geeft me een kus op mijn beide wangen en zegt: 'Ik dacht dat hij jou ook meegepakt had.' Vervolgens gaat ze verder met me fijnknijpen.
Ik sla mijn armen losjes rond haar bovenlichaam. Ze hebben mijn hand in gips gelegd, dus daar moet ik me gelukkig minder zorgen om maken.
Mijn brein verwerkt de informatie traag. Buiten voor me uitstaren kan ik niet veel doen.
'Hoe- Ik- Wat?'
'Je vader.' Tiana's bruine ogen vullen zich met tranen. 'Hij heeft Jim meegenomen.'
Ik kan geen greintje empathie in me naar boven halen. Na een hele nacht op domme vragen geantwoord te hebben, verlang ik naar mijn bed. Ik wil niet doen alsof het me kan schelen dat haar liefje bij mijn vader is. Dat hij maar met hem doet wat hij wil.
Zijn verdiende loon.
'Ik heb geen zin in dit gesprek, prinses.' Ik laat haar los en trek me ruw weg uit haar omhelzing.
Haar ogen worden groot en meteen voel ik mijn schuldgevoel in mijn borstkas prikken. Tranen rollen over haar wangen, terwijl ik langs haar heen stap.
Ik ben bijna langs de zetel, met tien stenen opgestapeld in mijn maag, wanneer ik me weer naar mijn vriendin omdraai. Mijn ogen hebben zich inmiddels ook met tranen gevuld en mijn lip trilt. Mijn niet-gegipste hand heb ik tot een vuist gebald, die ik omhoog hou en een paar keer haar kant op duw.
'Ik heb jullie gezien gisterenavond. Bij het theater. Ik heb jullie zien kussen. En ja, ik weet dat mijn vader hem heeft meegenomen. Ik heb zijn broer gezien op café. Maar nee, ik heb geen zin om nu met je te sympathiseren. Ik hou van je, maar ik ben de hele nacht verhoord, dus laat me gerust.' Ik draai me weer om. 'Alsjeblieft.'
Ik geef haar niet meer de kans te antwoorden en loop onze slaapkamer in. De deur valt met een harde klap achter me dicht en meteen gaan mijn gedachten terug naar Regenstorm die vannacht ook met deuren gooide.
Ik laat me op mijn bed zakken en leg mijn hoofd in mijn handen. Wanneer ik mijn tranen de toestemming geef om te vallen stoppen ze niet meer. Iedere volgende snik is luider en snotteriger dan de vorige.
Mijn gedachten zijn te leeg en te vol tegelijk. Er is geen zin die ik kan vangen en thuisbrengen, geen woord dat ik begrijp. Alle beelden zijn op elkaar gestapeld tot een grijze massa met vage contouren die ik niet kan onderscheiden.
Ik ga op mijn buik liggen met mijn hoofd in mijn kussen en schreeuw mijn longen uit mijn lijf. Geen vader, geen vriendin, gebroken handwortelbeentje, bekend bij de politie. Mijn vader heeft een man ontvoerd. De man waarmee mijn vriendin vreemdgaat. Ze denken dat ik hem geholpen heb.
Ik zou hem beter helpen. Dan zou alles nog hetzelfde zijn. Ze zouden me nog steeds niet geloven wanneer ik zeg dat ik er niets mee te maken heb. Het zou dan wel terecht zijn, maar het maakt geen verschil. Geen verschil voor hen. Een wereld van verschil voor mij.
Ik schreeuw nog een keer.
Daarna ga ik weer rechtop zitten. Met gesloten ogen let ik op mijn ademhaling. Diep in- en uitademen. De lucht trilt eerst nog wanneer hij mijn longen verlaat, maar na een tijdje is hij toch weer gestabiliseerd.
Tiana doet de deur voorzichtig open. Ze kijkt eerst binnen door een spleetje, voor ze helemaal de kamer binnenkomt.
'Wil je erover praten?'
Ik open mijn mond en wil mijn opmerking inslikken, maar dan denk ik aan de dokter die mijn hand verzorgd heeft, aan de manier waarop ze lachte en hoe mijn hoofd er warm door werd. Ik hoef hier niet te blijven als ik niet wil. Het is mijn appartement, dat wil ik wel houden, maar deze relatie... deze oorlog, die hoef ik niet te houden.
Ik sta op en loop naar onze kleerkast. Zonder er nog verder over na te denken trek ik de kastdeuren open en vervolgens de eerste lade waarop mijn handen landen. Mijn vingers sluiten zich om de stof van Tiana's kleren.
'Wat doe je?' vraagt ze trillend. Ik kijk haar kant niet meer op, maar ik weet dat haar ogen nog steeds groot zijn, verontwaardigd waarschijnlijk, misschien een beetje in shock.
'Je mijn appartement uit gooien.'
Zonder te letten op orde of regelmaat leeg ik de lade. Kledingstuk na kledingstuk valt de grond op, terwijl mijn vriendin op haar knieën valt en ze smekend weer opvouwt.
'Alsjeblieft, nee, Az, dat meen je niet. Ik hou van je.' Ze snikt en deze keer zijn het geen krokodillentranen. 'Ik hou van je. Het was een foutje. Een grote fout. Het gaat niet meer gebeuren.'
Ik luister er niet naar. Als ik mezelf toelaat om de emotie in haar stem te horen, dan ben ik verloren. Ik ben zwak en ik weet het. Zwak voor haar in ieder geval.
Wanneer ik een reistas uit een andere kast wil gaan halen klemt Tiana haar armen rond mijn been om me op mijn plaats te houden. Ik worstel me los, terwijl ze smeekt of ik haar aan wil kijken.
'Nee. Nee, dat verdien je niet.'
Ik gooi de reistas voor haar knieën. 'Pak in. Over een halfuur ben je weg.'
'Az,' snikt ze. 'Alsjeblieft.'
Mijn tanden knarsen over elkaar, terwijl ik mijn best doe mijn ogen bij haar oor te houden en haar niet in de ogen te kijken. 'Het enige wat je doet is me pijn doen, Tiana! Heb je het zelf verdomme niet door? Je zoekt altijd ruzie! Ik ben het beu. Ik heb vannacht een hele nacht bij die gestoorde superhelden gezeten omdat... omdat ze denken dat ik geholpen heb met het ontvoeren van je lover. Weet je hoe fucked up dat is? Het is jouw schuld! Ga uit mijn leven.'
'Az. Az, nee.' Ze kruipt wat vooruit om zich weer aan mijn benen vast te klampen, maar wanneer ik achteruit stap krabbelt ze recht. 'Alsjeblieft,' smeekt ze. 'Alsjeblieft.'
De situatie beu buk ik me zelf en begin ik al haar kleren in de reistas te proppen. Op vijf minuten ben ik klaar, haar gesnik en gesmeek nog duidelijk in mijn oren.
Ik sta op, de tas in mijn handen. Ik steek hem bruut naar haar uit. 'De rest van je spullen kom je later maar halen.'
Eindelijk kijk ik haar aan. Haar mascara is uitgelopen en haar lip ligt open. Alle kleur is uit haar gezicht getrokken. Mijn uitdrukking verliest zijn harde kanten, maar ik hoop dat mijn blik nog minstens zo dodelijk binnenkomt als toen ik haar nog niet recht aankeek.
'Az.'
'Nee.'
Ik laat de tas weer op de grond vallen. Ze blijft staan waar ze staat. Ik schud mijn hoofd en laat haar achter in onze slaapkamer - mijn slaapkamer. Ik wil slapen. Als dat hier niet kan, dan ga ik wel in de zetel liggen. Gelukkig volgt ze me niet.
Zodra mijn hoofd de kussens raakt, een dekentje stevig om me heen gewikkeld, val ik in slaap.
Wanneer ik een paar uur later wakker wordt zijn zowel Tiana als haar kleren weg. Dan pas dringt tot me door dat ze weg is. Dat ik haar heb gevraagd om weg te gaan. Echt weg.
Ik dacht dat ik me blij zou voelen, opgelucht, maar het enige wat ik voel is een eindeloze leegte.
Ik ben weer helemaal alleen.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro