Hoofdstuk 5: Aankomst
Waarin zij ik wordt
Kyo opende één oog. Zout kleefde aan zijn oogleden en hij wreef het voorzichtig weg. Waar waren ze?
Hij lag opgerold op het dek, nog steeds de mast vastklemmend waar hij tegenaan was geslagen. Moeizaam kwam hij op uit zijn verkrampte positie.
De boot deinde niet meer. Het dek om hem heen was een ravage. Overal lagen touwen en stukken hout. Het bovenstuk van de mast was geveld - gelukkig had hij dat niet op zijn hoofd gekregen! - en de kajuit miste een dak. Een dikke laag zout had het dek bedolven.
Toen hij om zich heen keek, zag hij strand. Een eeuwige kustlijn strekte zich uit in beide richtingen. Een lijn van dicht groen bos maakte dat hij niet verder kon zien. Blijkbaar hadden ze de polen een flink eind achter hen gelaten.
Eindelijk weer land! Hij had het gemist.
Hij kwam overeind en legde zijn handen op de reling. Zeemeeuwen vlogen krijsend boven de boot. De wind was warm, en niet meer ijzig koud. Hij genoot van het zachte gevoel.
Plotseling klonk er een vreemd piepje naast hem. Cassandra bewoog. Ze lag opgekruld in een balletje. Haar oogleden trilden even, maar ze zuchtte en rolde om, nog steeds diep in slaap.
Hij wist zeker dat het meisje het geweldig zou doen. Al wist ze nu niet wat ze was, binnenkort zou het lot van de wereld op haar schouders rusten. Maar hij maakte zich geen zorgen. Want hoe ze waterstuurde... Het was ongelofelijk. Ze had nog nooit in haar leven gewaterstuurd, en nu na één dag zat ze bijna op het level van iemand met jaren training. Al besefte ze dat zelf natuurlijk niet, en dat wilde hij graag nog even zo houden.
Arm kind. Haar leven als prinses had het haar niet gemakkelijk gemaakt, en maakte het als gevolg minder makkelijk voor hem. Wat had Tashi wel niet gedacht? Op een of andere manier had Cassandra het idee in haar hoofd gestampt gekregen dat ze perfect moest zijn om mensen hun bewondering te verdienen. En ze was er godverdomme nog goed in ook. Maar hij wenste dat ze niet zo het idee had dat ze superieur aan anderen was. Al was dat ook de schuld van de koning en koningin, natuurlijk.
In stilte verwenste hij Tashi. Als ze nou...
Hij schudde zijn hoofd om zijn gedachten op een rijtje te krijgen. Wat gebeurd was, was gebeurd. Hij wist in ieder geval zeker dat ze hard zou blijven trainen. En ooit zou het hem lukken om door die muur om haar gedachten en gevoelens heen te breken. Hij hield wel van een uitdaging.
Hij liep over om haar wakker te maken, maar hield zijn hand even tegen. Ze lag er onbezorgder bij dan hij haar ooit had gezien. Haar wangen waren rozig en haar blonde wimpers, door de zee ontdaan van alle make-up, lagen opgekruld op haar wangen. Zo vond hij haar het mooist.
Hij kon niet ontkennen dat ze een aantrekkingskracht op hem uitoefende die hij nog nooit had gevoeld.
Met een zucht legde hij zijn hand op haar schouder en schudde haar zachtjes wakker. Ze kreunde en opende haar donkerblauwe ogen.
"Cassandra," fluisterde hij," we zijn er."
————
"Cassandra, we zijn er."
Ik opende mijn ogen. Langzaam verscheen Kyo's gezicht. De donkere ogen keken me onderzoekend aan. "Lekker geslapen?"
"We... we hebben het overleefd?" Mijn stem ging bijna een octaaf hoger van verbazing. "Waar zijn we?"
"Hoe moet ik dat weten?"
Ik probeerde overeind te komen. Om me heen zag ik strand, en bomen. Het was even geleden dat ik dat gezien had. Geen eindeloze witte ijskap, geen eindeloze blauwe zee. De bomen waren diepgroen en de lucht was een blauwe koepel boven ons. Zeemeeuwen dansten op de wind. De zee ruiste zachtjes terwijl de golven probeerden om de kust te verslinden.
Wat was het mooi! Ik wilde de boot af en het land in. Een eerste voorproef van de vrijheid. Ik kon het nog steeds bijna niet geloven.
We waren vrij. Ik was vrij. Nooit meer grote jurken, nooit meer optutten. Geen verwachtingen meer, geen berispingen, geen beperkingen. Nooit meer doen alsof, nooit meer lachen alleen omdat Yang het zei. Nooit meer bang zijn om individueel te zijn, nooit meer gekleineerd worden om iets waar ik zelf geen invloed op had.
Eindelijk kon ik mezelf zijn, niet een beeld dat andere mensen voor mij hadden gemaakt.
Eindelijk kon ik ik zijn.
Ik...
Ik proefde het woord in mijn mond. Het klonk fijn. Zelfstandig. Helemaal van mij.
Ik keek uit mijn ooghoeken naar Kyo, die met een verveelde uitdrukking in de verte staarde. Waarschijnlijk zat ik nu voor een behoorlijk lange tijd met hem opgescheept. Ik vond het niet eens heel erg.
Met een klein lachje op zijn mondhoek keek hij terug. "Nog nooit bomen gezien?"
Ik keek geïrriteerd weg. Oké, ik vond het wel een klein beetje erg. Hij had de wonderbaarlijke gave om alles wat ik deed belachelijk te maken.
Op een gegeven moment zou ook hij wel moeten inzien dat ik charmant, competent en slim was, toch? Dat deden ze uiteindelijk allemaal. Was het manipulatief? Misschien. Maar ik had nog nooit iemand ontmoet die me niet uiteindelijk adoreerde.
Ik schudde mijn hoofd om de gedachtes te verdrijven. Het was arrogant. Het was zoals een prinses zou denken. Ik wilde een nieuw begin.
Kyo keek afwachtend terug. "Die blik in je ogen was wel heel diep, Cass. Volgens mij heb je voor het eerst een nuttige gedachte. Zal ik de dokter erbij halen?"
"Moet je me echt Cass noemen? En haal vooral de dokter. Ik weet zeker dat je er meteen eentje vindt in dit dichtbevolkte gebied," snauwde ik terug.
"Ah, je brengt me op wat ik wilde zeggen," zei Kyo. "We moeten de boot repareren en een havenstad zoeken. Dan kunnen we weer varen."
"Waarheen?" vroeg ik toonloos. "We hebben geen reisdoel, toch? We kunnen nergens heen."
Zijn mond maakte de vorm van een o. "Dat... moest ik je nog uitleggen. Het is belangrijk, maar nogal... schokkend. Is het oké als ik het later doe?"
Het viel me op dat hij expres vaag bleef. Later. Hij zag er tegenop. Wat zou er zo belangrijk zijn? Ging hij me kidnappen? Dan had hij de verkeerde persoon uitgekozen. En wat zou hij anders willen? Ik kon het niet bedenken.
Hij verborg zijn handen in zijn haar. Een kort gebaar van wanhoop. "Spirits, dit zal wel een enorme cliffhanger zijn voor jou."
De vragen knaagden, maar omwille van die gepijnigde blik in zijn ogen knikte ik maar. "Vanavond. Niet later." En ik ga nergens heen varen met jou zonder dat ik een duidelijke reden heb, voegde ik in gedachten eraan toe. Ik wilde dat ik de moed zou hebben gehad om het te zeggen.
De warme, met bont gevoerde kleding die Kyo me voor de storm had gegeven was hard en ruw door het zout. Hij schuurde ongemakkelijk toen ik de jas eraf pelde. De kimono eronder was door al het zoute water als een harde schil om mijn lichaam geplakt en omhelsde mijn rondingen. Kyo staarde even naar me met een lichte blos op zijn wangen - dat was voor het eerst dat ik hem ongemakkelijk had gemaakt - en draaide zich toen vlug om zodat ik me kon wassen en omkleden.
Ik sprong soepel de boot af en dumpte al mijn kleding in de zee. Even liet ik het water eromheen kolken en toen waren de kleren weer schoon. Ik trok mijn ondergoed weer aan en hing de rest wapperend te drogen aan de reling. "Ik ben klaar."
Hij keek grijnzend om. "Dat werd tijd." Hij probeerde hard om alleen naar mijn ogen te kijken. Toen ik vragend terugkeek gloeiden zijn wangen opnieuw op terwijl hij mijn figuur in zich opnam.
Jongens. Wat was er toch mis met ze?
De verlegen Kyo zag er anders behoorlijk schattig uit. Bij de spirits, dit was ongemakkelijk. Waarom dacht ik zo vreemd? Hij deed niets waardoor hij ook maar het minste te vertrouwen leek of zelfs vriendelijk. Waarom vond ik hem dan leuk?
Wacht, je weet nog niet eens zeker of je hem leuk vindt, zei een waarschuwende stem in mijn hoofd. Je hebt niks om het mee te vergelijken. Wat weet een prinses nou van liefde? Hij zit je waarschijnlijk stiekem uit te lachen omdat je met open ogen in zijn val trapt.
Hij was knap, besloot ik. Sommige feiten moest je gewoon niet ontkennen. En verder moest ik maar zorgen dat mijn gevoelens verdwenen. Gevoelens waren irrationeel en misleidend. Ik moest kalm en beheerst blijven. Zo had ik het mijn hele leven gedaan, dat was datgene wat me in leven had gehouden in het gierennest van de elite. En ik kende anderen die minder fortuinlijk waren geweest.
Zoals Kyofu, het voormalige broertje van Yoru en de zoon van Shu die ik op het feest had gezien. Kyofu was gestorven. Al was er een andere reden gegeven, Yoru had na wat aandringen wat losgelaten over dat hij durfde op te komen voor zijn idealen en daarom was vermoord. Haar blik had gezegd wat haar mond niet durfde: dat zouden meer mensen moeten doen.
Yoru had me manipulatief en nep gevonden.
Wat dat betrof, ik vond haar een ongeleid projectiel en veel te emotioneel. Ze had geen zelfcontrole, deed helemaal niet haar best om vriendelijk te zijn en goed over te komen. Als ik eraan terugdacht, voelde ik mijn bloed al koken.
Maar misschien had ze wel een beetje gelijk gehad. Liegen ging zo makkelijk, nu. Als ik wilde genieten van mijn vrijheid, zou ik ook van mijn emotionele vrijheid moeten genieten. Even wat minder geven om wat anderen vonden.
Waarom was het dan zo moeilijk om alles los te laten? Was ik net zo'n monster geworden als de andere edelen?
Ik zuchtte en liet mezelf met een plons in het water vallen. Kyo maakte een verontwaardigd geluid toen de achterkant van zijn tuniek werd doorweekt. Hij blies een windstoot over het water die een regen van kleine spettertjes in mijn gezicht smeet. Ik gilde en stuurde een grote golf op hem af. Proestend ging hij onder.
Wat was het warm! Het was echt niet normaal. Ik zweette, al had ik bijna niets aan. Zelfs het water voelde verstikkend. Bijna verlangde ik terug naar de Waternatie waar je tenminste normaal kon ademhalen. Bijna.
Kyo leek er geen last van te hebben. Was dit het effect van mijn hele leven wonen op de Noordpool? Ik hoopte dat het snel overging, want ik wilde niet de rest van mijn vrije leven constant zweten als een otter. Ik dook weer onder, kwam boven en draaide mijn haar in een knot. Het water liep in straaltjes over mijn rug.
Kyo kwam dicht bij me en even dacht ik dat hij iets wilde zeggen. Ongewild stokte mijn adem in mijn keel. Ik draaide me om om hem aan te kijken maar plotseling duwde hij me om en juichte triomfantelijk toen ik achterover in het water viel. De hypocriete...
Toen ik sputterend bovenkwam sloeg hij zijn armen over elkaar. "Er is geen tijd om te luieren. We moeten de boot gaan repareren."
Hij greep mijn pols, die bijna kwetsbaar aanvoelde tussen zijn sterke vingers. Een elektrische schok schoot door me heen. Ik hief mijn hoofd op en beet om mijn lip. Rustig, rustig. Kijk eerst de kat uit de boom.
Ik trok mezelf overeind. "Hoe gaan we dat doen dan? We hebben geen hout of iets dergelijks."
"Maak jij je daar maar geen zorgen om," zei Kyo hooghartig. "Alles ligt in het ruim. Ik heb je hooguit nodig om wat spijkers vast te houden."
"O, wat een geruststelling," mompelde ik sarcastisch. "Ik voel me zo nuttig."
Hij negeerde de opmerking en trok me mee. "Werken."
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro