Hoofdstuk 26: De wereld redden
Geloof jij in het lot?
Ik werd wakker van een grote plof op mijn bed. Verschrikt probeerde ik mijn slaperige ogen open te wrikken. "Wie... oh, Spike..." Hij keek me met grote zwarte ogen aan. Ik strekte mijn hand uit en aaide even over het gladde kopje. "Hai daar."
Vermoeid viel ik weer achterover. Ik wilde niet wakker worden. Als ik nou...
"Spike!"
"Wat is er nou weer?" Chagrijnig kwam ik overeind. Ineens werd het tentdoek opzij gerukt en liet Tess zich naar binnen vallen. "Daar ben je!"
Spike blafte en hapte in mijn teen. Ik schoot overeind. "Auw! Niet doen, Spike! Tess, mijn spirits..."
"Heeft hij je wakker gemaakt?" vroeg Tess glunderend. Ik zag puur leedvermaak in haar ogen. "Goed zo, Spikey! Uhh... ik bedoel, foei Spike!" Ze keek quasi-schuldig even om naar mij. Ik probeerde uit mijn slaapzak te komen en glimlachte onhandig naar haar.
Spike jankte en keek Tess droevig aan. Ze pakte hem op en knuffelde hem. "Ja, wij gaan wandelen. Kom je mee, Cass?"
"Moet dat echt?" zuchtte ik slaperig.
"Natuurlijk!" riep ze uit. "Vort, opstaan!"
Ik knorde en wurmde me uit het laatste stukje slaapzak. Het was ijskoud buiten de dekens. Vlug trok ik mijn kimono aan en deed mijn schoenen aan. Tess stond buiten al te wachten, geïrriteerd tikkend met haar voet. Spike vocht met een tentharing.
"Daar ben je! Eindelijk!" Tess rolde met haar ogen toen ik de tent uit kwam kruipen. Ze pakte het touw waarmee ze Spike uitliet. We hadden in Omashu nog een hondenband gekocht met een ring eraan. Nu knoopte ze het touw vast aan de ring en begon te lopen. "Go Spikey!"
Ik jogde achter haar aan. De dauw in het gras doorweekte mijn schoenen. Tess liep snel het bos in. Ze leek geen gebaand pad te volgen maar struinde tussen de enorme bomen door. Het vroege morgenzonlicht viel door de takken en de lucht was nog roze. Af en toe zong een vogel.
Ik zigzagde tussen de bomen door om Tess in te halen. Hun takken strekten zich naar de hemel, kleine groene blaadjes zogen het zonlicht op. De bomen waren hier gigantisch, veel groter dan eerder. Ze waren bedekt met mos en klimplanten. Ik zag kleine dieren zich verschuilen in het struikgewas. Het was heel stil en het hele bos ademde mysterie.
Tess greep mijn arm. Haar donkere ogen lichtten op in de zon terwijl ze me ondeugend aankeek.
"Cass?"
"Hmm?" Ik voelde al wat er ging komen en zuchtte. "Wat is er?"
"Hoe gaat het met jou en je liefje?" riep Tess giechelend.
"Liefje?" Ik keek haar onleesbaar aan. "Wie dan?"
"Kyo!" brulde Tess extatisch, hard genoeg om vogels op te doen fladderen. Ik kreeg zowat een hartaanval en Spike sprong op en rukte aan zijn touw. Ik drukte vlug mijn hand voor haar mond zodat ze niets meer kon zeggen. "Stil jij! En nee, hij is niet mijn liefje."
"Ja, hallo!" proestte Tess. "Jij kunt niet liegen."
Ik keek haar stern aan. "Ik loog niet." Ik voelde niets. Ik was koud vanbinnen.
Ze keek even de andere kant op. "Ja, oké. Wat is er de laatste tijd sowieso aan de hand met jullie twee? Toen jullie ons ophaalden, was het altijd Kyo en jij. Jullie maakten ruzie, maar jullie waren cute samen. En nu..."
Ik bestudeerde een vogel die omhoog fladderde in de takken. Ik ging haar niet de waarheid vertellen. Ik begon langzaam. "Misschien... ben ik niet meer zo close met hem. Het maakt niet uit. Ik heb het gezellig met jou, toch?"
"Ja!" Tess grijnsde naar me. Ze geloofde me volledig. "Dus je vindt hem nog wel aardig?"
"Ik vertrouw hem volledig. We zijn gewoon vrienden," glimlachte ik. "Ik ben niet boos op hem."
Ze knikte. "Dat dacht ik al. Jij bent zo lief, dat zou je niet doen, hé?" Ze sloeg lachend haar arm om mijn schouders en gaf me een knuffel.
Ik glimlachte zuur. Voorzichtig maakte ik me los en begon gauw een ander onderwerp: "En jij en Storm dan? Of wordt het toch Kyo?"
Ze werd het kleinste beetje rood. "Cass!"
Ik giechelde. "Wie wordt het, Storm of Kyo?"
Ik was niet jaloers. Als ze Kyo zei maakte het niet uit. Het maakte niet uit. Het maakte niet uit.
"Storm is knapper en met hem heb ik veel meer lol," zuchtte Tess. Ze schudde haar hoofd. "Maar met Kyo kun je beter praten."
"Ah." Ik knikte, al zat iets vanbinnen niet goed. Alsof er een schroefje verkeerd zat. Er iets miste. "Dus, wie van de twee wordt het?" zei ik sarcastisch, al wist ik al wat ze ging zeggen.
"Niemand!" Ze keek me beledigd aan.
"Weet je het heel zeker?" pushte ik met glanzende ogen. "Volgens mij vindt Storm je wel leuk."
"Pfft, nee!" Ze keek me raar aan. "Dat lieg je!"
"Natuurlijk niet." Ik glimlachte oprecht naar haar. "Je moet het hem maar vragen."
"Duh. Dat ga ik niet doen." Tess tuitte resoluut haar lippen, maar ik zag dat mijn mededeling haar aan het denken had gezet.
Er viel een korte stilte. Uiteindelijk opende Tess haar mond weer. "Weet je wat ik niet snap?"
Ik schudde mijn hoofd. Spike rende voor ons uit en snuffelde aan een boom.
"Wat is ons doel eigenlijk?" Tess fronste. "Kyo zegt constant dat we naar de Luchtnatie moeten voor onze familie. En dan? Ik snap het niet. Ik snap dit hele avatargedoe niet." Ze schopte chagrijnig tegen een steentje, dat tegen een boom stuiterde. Spike stoof erachteraan, Tess meetrekkend. Ze groef haar hielen in de aarde om hem tot een halt te roepen.
"Ik denk..." Ik staarde naar de takken van de bomen. Het kleine stukje blauw van de hemel boven ons. "Ik denk dat het onze taak is om de avatar cycle te herstellen. Onze vader is doodgegaan in de avatar state, toch? Na hem zou de cyclus geëindigd moeten zijn. Toch hebben wij met zijn drieën op een of andere manier zijn krachten geërfd. Daarmee zouden we als het goed is speciale dingen kunnen doen. De cyclus herstellen, zodat de avatar weer terugkeert en de wereld weer een bewaker heeft."
Ze knikte langzaam. "Dat klinkt logisch. Het is cool."
Ze zuchtte en veranderde het onderwerp. De nieuwe verantwoordelijkheden leken haar niet heel blij te maken. Gauw zei ze: "Ik vind het nog steeds een raar idee dat we zusjes zijn. We zien er zo verschillend uit!"
"Tashi's magische drankje," zei ik zangerig.
"Ja, maar toch," sputterde ze.
"We zien het allemaal als we in de Luchttempel zijn," zei ik berustend. "En als dit allemaal een stomme leugen van Kyo is..."
"Oh, dan sla ik hem tot moes!" gromde Tess.
————
"Hoi Yoru." Glimlachend kwam ik het kamp binnen lopen. Ik had Tess met Spike achtergelaten omdat ik nog het ontbijt moest gaan maken. Ik had geen idee waar zowel Kyo als Storm als Fu waren, maar ze zouden vast weer terecht komen. Ik ging naast Yoru zitten op een kleedje, meteen de zak rijstemeel en de houten kom meepakkend. "Weet jij waar de jongens zijn?"
Ze zat voorovergebogen over een boekje en zei afwezig: "Nee, dat weet ik niet."
"Wat ben je aan het doen? Mag ik het zien?" vroeg ik voorzichtig.
Ze gaf geen antwoord. Ik wachtte geduldig en deed ondertussen de rijstemeel in de kom. Vlug leidde ik er wat water in, gooide er wat rijstolie bij en begon te mengen met de lepel.
Uiteindelijk keek ze op. De groengrijze ogen leken even te verwerken wat ik had gezegd. Ze knikte verlegen en hield het boekje naar me uit.
Ik stofte vlug mijn met bloem bedekte handen af en nam het van haar aan. Het boekje had een leren kaft die was versierd met een ingewikkeld vlechtpatroon. Voorzichtig opende ik het en bladerde een beetje.
Wat ik zag verbaasde me. Het waren tekeningen, fijne gedetailleerde tekeningen van spirits. Honderden spirits. Maar ook dieren, hier zag ik een das en daar een kolibrie. En daar de beer die haar jonkie was verloren aan de vreemde mannen. De tekeningen waren zo klein, zo precies. Ik keek op naar Yoru, die angstig afwachtte op mijn oordeel. "Ze zijn echt mooi!" fluisterde ik.
Yoru glimlachte stilletjes.
Ik streek mijn haar achter mijn oor en sloeg een paar pagina's om. "Het... het zijn allemaal spirits. Ik herken sommige..." Mijn hand bleef zweven boven de vliegende kwal die we in de spirit world hadden gezien. "Maar niet allemaal. Waar ken je al die andere spirits van?"
Yoru keek me kalm aan. Ze leek ineens vastberaden. "Ieder mens heeft een spirit..." Ze haalde diep adem. "Ieder mens is anders en heeft een unieke spirit."
"Een... wat?" Ik keek haar verward aan. Mensen en spirits? Verbonden? Dat was... onmogelijk, toch? "Een spirit?" zei ik zwakjes.
"Ja... Ik denk dat het iets te maken heeft met je personaliteit," glimlachte Yoru. Ze leek me bijna uit te willen dagen. Geloof je me niet? Zoals iedereen?
Ik beet op mijn lip, rukte aan een velletje. "Maar..." Ik slikte. "Wauw. Oké. Hoe... hoe weet je dat?"
Yoru keek naar de grond. Haar stem was zacht maar vast. "Omdat ik ze kan zien."
Ik blies mijn adem uit. Ze kon ze zien. Ze kon de spirits van mensen zien. Waarom vertelde ze dit aan mij? Ik was toch niet te vertrouwen? Ik had haar toch pijn gedaan?
Ze keek op en glimlachte. Vertrouwde ze me wel? Dat moest, toch? Ze vertrouwde me en ze loog niet, want dat deed Yoru niet. Ze was slecht in liegen. Als ze loog zou ik het merken.
Voor het eerst sinds tijden brak er een glimlach op mijn gezicht door die volledig uit mezelf kwam. Niet gepland en geforceerd was.
Ik keek naar de kom met meel. "Dat is echt heel bijzonder," zei ik met oprechte
bewondering in mijn stem. Ik dacht even na over de formulering van mijn vraag. "Ik heb nog nooit van iemand gehoord die dat kon. Of überhaupt beweerde dat mensen spirits hebben."
"Ik weet ook niet of er meer mensen zijn die het kunnen. Als mensen beweren dat ze spirits hebben, worden ze waarschijnlijk in de gevangenis gegooid," zei Yoru. Dat kon ik me wel voorstellen. Ik dacht niet dat Yang Lao en Shu Beifong heel blij zouden zijn met de connectie van mens en spirit.
Ik had nog steeds moeite om te geloven dat het waar was. Ik veerde op. "Kun je ook mijn spirit zien?"
Yoru zuchtte. "Jouw spirit kan ik niet zien. Hij is weg, net als die van mij en die van Tess." Haar ogen flitsten onzeker even naar mij en weer terug. Alsof ze zich schaamde. Bang was dat ik het niet geloofde.
Onze spirits waren weg? Dat was vreemd. Ik ging verzitten en probeerde de nieuwsgierigheid te verdringen. Dat was een kwestie voor later. Ik schudde het van me af, voor Yoru, voor de sfeer. Enthousiast begon ik: "Weet je wel Kyo's spirit? En Storm? Fu? Van Shu Beifong? En je pleegmoeder Judi? En... en..."
Yoru glimlachte kleintjes. "Uhm... Fu's spirit is een jonge das, die van Kyo is een wolf en die van Storm.... een pandabeer. Die van vader... eh, Shu..." Even was ze van haar stuk gebracht. Vlug had ze zichzelf verbeterd. "Die van Shu is een aasgier en die van Judi was een papegaai."
Ik staarde naar de grond en blies mijn adem uit. "Kyo een wolf? Dat kan ik heel goed zien."
Ik glimlachte. "Hij is een leider en een teammens, maar toch is hij een beetje verwijderd van de groep. En een pandabeer is echt Storm! Lief en zorgzaam... Het past gewoon! Dat is zo cool!"
Yoru grinnikte een beetje. "Ja, ze lijken altijd een vorm te hebben die bij je past."
Ik knikte en speelde met een plukje haar. Het was even stil terwijl ik verwerkte wat ze daarnet allemaal had gezegd. "Het is zo mooi..." zei ik uiteindelijk vol bewondering. Ik beet even op mijn lip, keek Yoru toen weer aan en lachte. "Dankjewel."
Yoru keek verlegen naar haar handen en strekte en kromde ze. "Vind je dat echt?"
Ik keek hoe haar handen bewogen. "Ja, dat vind ik echt," zei ik met zekere stem. "En misschien... misschien was het voorbestemd dat jij spirits kon zien. Omdat ik gedachtes kan lezen. En Tess kan bliksemsturen. We kunnen zo veel. Samen zijn we zo machtig." Ik haalde diep adem. "Denk je niet dat het ons lot is om de wereld te redden? Bijna onze plicht." Ik dacht even over de meest treffende formulering zodat ze precies zou begrijpen wat ik bedoelde. "Ik wil niet toekijken, als ik weet hoe waardevol mijn krachten zouden zijn in de strijd tegen het kwade. Onze krachten."
Hoe denk jij daarover? Ik keek haar vragend aan. Ben je bereid om mee te vechten in een oorlog groter dan je vader en jij? Een oorlog op wereldschaal?
Yoru staarde naar de grond, keek me niet aan. "Ja... misschien wel... Maar bestaat er wel zoiets als het lot?" Ze keek me een beetje bleek aan. Ze had het letterlijk genomen.
Geloofde ik in het lot?
Nee. Ik geloofde dat je je eigen toekomst kon maken. En ik geloofde dat die toekomst jouw lot was. Omdat het een toekomst was waar jij voor had gekozen, en omdat die keuze uniek was en jij de enige zou zijn geweest die hem zo zou hebben gemaakt.
"Ik weet het niet. Dat weet ik echt niet," antwoordde ik Yoru's vraag terwijl ik het deeg begon te kneden. "Ik gebruikte het lot meer als metafoor voor je eigen roeping. Het gebruiken van je krachten, het gebruiken van deze wonderlijke en unieke zegeningen van de goden, die uitgerekend wij hebben gekregen... Weet je hoe veel geluk we hebben gehad? En daarom voelt het als mijn taak, mijn plicht tegenover de wereld om te vechten voor het goede. En het is ook waar mijn hart naar uitgaat. Ik denk dat wat er ook was gebeurd in mijn leven, ik uiteindelijk toch op dit punt was gekomen. Het punt waarop ik besloot dat ik meer wilde zijn dan prinses. Dat ik het goede in mensen wilde bovenhalen, wilde strijden voor het licht. Omdat het mijn natuur is." Ik glimlachte. "Op die manier voorbestemd."
Yoru dacht na. Ik peuterde aan mijn nagelriemen. Het was het enige dat liet zien hoe nerveus ik eigenlijk was. Hoopte ik. "Dus, wat zeg je? Is dat ook jouw lot? Of voelt het niet als jouw pad?" Ik keek naar de grond, hopend, alsjeblieft zeg ja, zeg ja. Ik heb je nodig, Yoru. Ik wil dat je bij mijn zijde vecht. Ik wil dat je begrijpt hoe belangrijk dit is voor onze wereld en de mensen daarin.
Ze hebben een held nodig, een leider. En wij zouden dat kunnen zijn.
Yoru zoog haar lippen naar binnen. Ze keek me het kleinste beetje koppig aan, mijn woorden in twijfel trekkend. "Iedereen wil strijden voor het licht," zei ze. "Alleen kan dat licht voor een ander op de duisternis lijken." Ze stopte even en zoog haar onderlip weer naar binnen. Een gewoonte wanneer ze nerveus was. "En ik weet niet wat mijn lot is. Misschien heb ik helemaal geen lot."
Natuurlijk wel! Iedereen had toch een roeping? Ook zij, toch? Ze was niet doelloos in het leven. Ze was slim, sterk en een doorzetter. Ze zou zo veel kunnen bereiken als ze zich over haar angst voor het nieuwe heen zou zetten.
Ik zei het niet. Ik wilde geen ruzie hierover en ik wilde haar zeker niet afschrikken. Eerst moest ze me vertrouwen, daarna kon ik haar de waarheid vertellen.
Ik begon het deeg te verdelen in stukjes.Ze had gewoon tijd nodig. Ze zou wel inzien wat het goede was. Als je Yoru tijd gaf dan verschoof ze bergen. Letterlijk. Ik moest haar tijd geven om te wennen aan het idee.
Toch?
Ik drukte mijn lippen op elkaar. Ik moest mijn teleurstelling verbergen. Ik keek Yoru glimlachend aan en zei mild: "Ja, ik begrijp het..." Wacht, dat kon ik niet zeggen. Ik begreep het niet. Maar ze was heel anders dan ik. "Ik bedoel dat ik me kan voorstellen wat je bedoelt..." zei ik vlug. "En je hebt gelijk, ik kan je niets opdringen. Als het niet jouw pad is, dan is dat zo. Ik ben niet de juiste persoon om dat te veranderen." Ik glimlachte warm en begripvol, maar frustratie broeide in mijn aderen. Mijn glimlach voelde aan als een masker. Ik hoopte dat het ijs niet door mijn ogen heen straalde. Ik dwong mijn stem om hartelijk en eerlijk te klinken. "Nog een keer bedankt voor het vertellen," straalde ik.
Ik wilde weg hier.
Ik stond op en legde mijn laatste broodje op het vuur. Ik gooide Yoru's boekje naar haar toe en ze ving het. "Ik ga Kyo zoeken." Vlug liep ik het bos in.
Oh, Yoru. Vertrouw mijn oordeel dan gewoon!
Stop met verlangen naar de tijd waarin jij en Fu alleen waren. Ik ben ook een Fu. Wij allemaal! We hebben het goed met je voor!
Wat moeten we nog doen om dat te bewijzen?
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro