Hoofdstuk 21: Yoru
Een onverwachtse ontmoeting
Eindeloos woud. Ik kon er niet genoeg van krijgen. De geur van aarde en bladeren, van ontluikende bloemen, van mos en hars. De zomer naderde, maar onder het bladerdek van het woud bleef het koel. Kleine eekhoorntjes sprongen over de takken, vogeltjes kwetterden in de toppen van de bomen. Naarmate we dieper het bos in kwamen, werden de bomen zo groot dat we, zelfs als we elkaars handen zouden vasthouden, ons niet om de stam zouden kunnen spannen. Ze rezen op, hoog boven het woud uit, en ik kon het niet helpen om me te verwonderen over hoe het uitzicht in de top zou zijn.
Tess' donkere ogen werden geanimeerd groter en kleiner terwijl ze enthousiast vertelde over een of andere wedstrijd die ze blijkbaar had gewonnen in de Vuurnatie. Kyo liep verveeld voor haar, af en toe "hmm" of "oh!" zeggend, duidelijk op de automatische piloot. Storm liep naast me met verende tred, elke vogel of kraak in het struikgewas zijn aandacht trekkend.
Storm was het meest geraakt door het nieuws van de woeste berenspirit die me had aangevallen. Hij vertrouwde het niet dat die zomaar was weggegaan. "Waarom trilde de grond dan?" bleef hij volhouden. "Waarom rende de beer uit zichzelf weg?"
Ik kon hem geen antwoord geven. Mijn hand ging automatisch naar mijn arm toen ik eraan terugdacht. Er was bijna niets meer van de wond over, maar toch was er een soort fantoompijn achtergebleven die dof bonsde als ik mijn aandacht ernaar verplaatste. Ik was niet bang voor de spirit, maar net zoals Storm was ik helemaal niet op mijn gemak. Ik vertrouwde spirits niet, hoe standvastig Kyo ook volhield dat ze goed waren.
Goed, er was natuurlijk die ene geweest. Die ene spirit die, toen we wakker werden na de ontsnapping op het strand, ons met de boot naar Haigang had geleid.
Maar was dat niet toeval geweest?
Ik zuchtte en staarde naar Tess' gedrongen gestalte, rondspringend voor me op het pad. Kyo liep kalm naast haar. Het was bijna lachwekkend hoe die twee verschilden. Tess was kleiner dan Kyo en veel steviger, terwijl Kyo juist lang, slank en pezig was. Hij was knap. Zou hij mij iets...
Nee. Nee, nee, nee. Ik liet mijn ogen glijden over de piekerige kastanjebruine haren, zijn opgewekt gele en oranje Luchtnatiekleren. Ik kon geen hoop op hem vestigen. Wat als hij me zou afwijzen? Die connectie die ik voelde, ergens diep in mijn buik, wat als die fout was? Wat als mijn intuïtie niet bleek te kloppen?
Tess en Kyo leken anders goed met elkaar op te schieten. Ze praatten veel met elkaar. Moest ik meer praten? Tess was mooi, ik wilde dat ik mooier was. Ergens voelde ik een soort instinct opborrelen om naar Kyo toe te stappen en hem weg te trekken van Tess, om hem zelf te...
Storm stootte me aan en ik schoot overeind alsof ik een elektrische schok had gekregen. "Wat? Wat is er?"
Hij hief zijn ogen ter hemel en zuchtte. "Rustig, bij de apenspirits, er is niets! Je keek gewoon zo vrolijk daarnet." Dat was overduidelijk sarcasme.
"Oh, ik kijk altijd zo neutraal." Ik glimlachte en vernauwde mijn ogen. "Maar ik was - ben - hartstikke blij hoor!" Blijkbaar was ik overtuigend, want hij keek al relaxt weg. "Waar dacht je aan?" vroeg hij tussen neus en lippen door.
"Oh, niet veel belangrijks." Ik draaide me opzij en keek hem met een open blik aan. "Jij?"
"Niets." Ook hij probeerde weg te kijken, maar hij slaagde minder goed dan ik.
"Ze heeft niets door, hé?" zei ik zachtjes.
"Wat?" Hij keek me fronsend aan. "Waar heb je het over?"
Ik verlaagde mijn stem. "Tess. Denk niet dat ik het niet doorheb, het is meer dan duidelijk." Ik keek hem plagerig aan. "Ik snap waarom je haar leuk vindt. Ze is mooi. En ze is enthousiast en vrolijk. Maar één ding dat Tess niet is, is gevoelig voor subtiele hints. Bij Tess moet je het in haar gezicht schreeuwen." Ik fluisterde nu bijna.
"Jij hebt makkelijk praten!" riep Storm geagiteerd uit, half struikelend over een wortel.
Kyo draaide zich om met een geïrriteerde stem die een scherp contrast vormde met de glimlach op zijn gezicht. "En waar fluisteren we over?"
"Hm, wat zei je?" Tess draaide zich ook om. "Hé, Cass, ik heb een leuk idee!"
"O ja?" zei ik zoetjes. "Wat dan?" De afleiding had ons gered. Ik liep vlug naar Tess toe, oprechte interesse veinzend. Toen ik even een blik over mijn schouder wierp naar Kyo keek hij me recht in de ogen alsof hij alles wist.
Zijn blik sneed door me heen als een mes. Ik stopte met lopen en bevroor. Zijn ogen schitterden, ze verrieden niets. Toen knipoogde hij, glimlachte en draaide zich om. Ik zuchtte, mijn wangen dieprood kleurend. Die ene knipoog had alle vlinders in mijn buik laten opstuiven. Het gevoel was als pure chi, knetterend en zoemend, en half wilde ik verder gaan. Het mocht niet ophouden. Wat als ik... hij...
"Cass, je bent een beetje rood." Tess bekeek mijn gezicht met afkeer, alsof ze het beschamend vond, wat het ook was, natuurlijk. Maar dat ging ik haar niet vertellen! Waarom kon deze marteling niet gewoon stoppen?
Ik kon niet eens samen zijn met Kyo! Ik moest realistisch zijn, Kyo kwetste me. Of ik liet me kwetsen. Wat het ook was...
"In ieder geval." Tess zoog kort haar lippen naar binnen en blies uit. Een grijns vol leedvermaak begon zich te vormen op haar gezicht, en een gevoel van wanhoop begon zich te vormen in mijn buik. Waar wilde ze het nu over hebben?
Terwijl Tess door ratelde over de romantische plot van een boek dwaalden mijn gedachtes af. Ik kon niet mijn tijd verspillen met nadenken over kleine problemen. Waar was ik mee bezig, me zorgen makend of mensen me mooi vonden of niet? Ons grootste probleem zat hier verborgen in het woud, en woonde in een te groot huis in Omashu.
De berenspirit was er nog steeds, en het voelde ontzettend onveilig nu we niet wisten wat zijn doel was. Ik wenste naar een confrontatie zodat ik het gevoel kon loslaten dat er telkens een paar ogen in mijn rug prikten.
En Yoru dan? Hoe zou Yoru zijn? Hoe gingen we haar in godsnaam wegkrijgen uit Omashu? En zou ze zelfs wel weg willen? Als ik haar was zou ik mij ook niet vertrouwen. Wie zou er nou een liegende, gedachtenlezende Waternatie-prinses, een op het oog hartelijke, maar genadeloos zakelijke Luchtambassadeur, een strijdlustige bliksemsturende vuurstuurder en een heel lieve puppy-achtige jongen volgen naar één of andere tempel voor één of ander vaag doel?
Ik trok mijn schouders op en probeerde naar Tess te luisteren. "Het was zo romantisch! En toen kon ze niet kiezen tussen Hakame en Chugoi, en zij wilden allebei haar vriendje zijn..."
Als Yoru niet met ons meekwam, dan... dan wat?
Ik beet op mijn lip. Wij waren de dochters van de avatar. We waren een drieling, dus zouden we ook een soort connectie moeten hebben. Maar buiten mijn visioenen van Yoru en Tess had ik geen idee wat het inhield.
Waarom was het zo belangrijk dat Tess, Yoru en ik weer werden herenigd? Het was niet alsof we de avatar konden zijn, toch? Ik moest antwoorden hebben. En er was maar één persoon die mogelijk meer wist. "Kyo?"
"Cassandra?" Hij deed me na, maar dan met een hoog stemmetje, zijn korte haar achter zijn oor strijkend.
Tess grinnikte. "Dat was nog niet eens zo slecht."
Ik zoog mijn adem in. Natuurlijk zou hij niet naar me luisteren, wat dacht ik dan? "Dan niet!" snauwde ik. Leerde hij niet van ervaring? Gisteren nog was ik weggerend uit het kamp!
Of boeide het hem gewoon niet?
"Oef, dat klonk beledigd." Kyo klonk onaangedaan, spottend. Hij zou niet onaangedaan moeten zijn! Ik wilde hem net zo kwetsen als hij mij had gekwetst! Ik wilde hem... hem pijn doen!
Ik schrok van mezelf. Nee, dat wilde ik niet! Ik zou hem nooit kunnen kwetsen. Dit was woede, dit was wraak. Dit was fout. Ik wist toch dat het beter was als ik wat verder van hem vandaan bleef? Mijn mondhoeken trilden terwijl ik deed alsof ik de grond bestudeerde.
Ineens stopte ik. Bij mijn voeten lag een verschrompeld zwart plantje. Daar verder nog een. Opeens week al het groene gras voor een dood bruinzwart tapijt. De geur van dood en verrotting drong mijn neus binnen. Het leek alsof een ijskoude hand zich om mijn hart klemde. De vorige keer dat ik dit gezien had...
De anderen stonden ook stil, verbijsterd door de plotselinge woestijn. "De berenspirit is hier geweest!" gromde Tess. Mijn vingers frutselden aan het dopje van mijn veldfles. Eindelijk kregen mijn trillende handen grip op de dop en ik schroefde hem eraf. Ik trok mijn water tevoorschijn en bleef doodstil staan.
Storm naast me haalde diep adem. "Hoe lang geleden?"
"Ik weet het niet," fluisterde ik. Er klonk een woesj toen vlammen oplaaiden in Tess' handpalmen. Alleen Kyo bleef met samengeknepen ogen staan. "Kijk, er zijn klauwsporen in de grond, maar ze zijn al oud."
"Beter voorzichtig!" zei ik waarschuwend.
"Wees niet zo saai." Kyo trok zijn rugzak af en liet hem met een plof op de grond vallen. "Eigenlijk is deze plek perfect om ons kamp op te zetten. Het is helemaal leeg hier."
Ik was te moe om te reageren. Het kamp opzetten klonk goed, ook al was de zon nog niet onder gegaan. Maar hier? Wat als de spirit terugkwam? We zouden binnen een oogwenk dood zijn.
Blijkbaar deelde Storm dezelfde zorgen. "Maar wat als de spirit terugkomt, Kyo?"
Kyo keek hem aan met een warme glimlach. "Dat gebeurt niet, maak je maar geen zorgen. En zo wel, dan vechten we. Ooit moet er toch een confrontatie komen?"
Storms ogen stonden smekend. "Weet je het heel zeker?"
"Ja," zei Kyo beslist. "En Cassandra is het me eens, of niet?"
"Als jij het zegt," zei ik vermoeid.
Tess smeet haar tas ook op de grond. "Als dat beest toch komt, dan vermoord ik je, Kyo!"
"Als we niet al dood zijn," voegde Storm toe. "Wat heel waarschijnlijk is."
Kyo schudde glimlachend zijn hoofd en begon de tent op te zetten. Ik en Tess maakten een stukje vrij van dode planten en takken. Terwijl we de tent opzetten kon ik mijn rust niet vinden. Ik had constant het gevoel bekeken te worden. Een rilling liep over mijn rug en ik spande al mijn spieren. Tess naast me ging onverstoorbaar door. Was ik de enige die dit voelde?
Ik greep de tentharing steviger vast en knielde om hem in de grond te drijven. Een vreemde kraak deed me overeind springen.
Ik keek rond terwijl mijn hart wild bonkte in mijn keel. De bruine bladeren van de bomen om ons heen ritselden in de wind, maar verder hoorde ik niets.
"Wat is er?" Tess stond verbaasd op.
"Er kraakte iets in de struiken," zei ik zacht.
Tess werd bleek. "Kyo, ik vermoord je."
Kyo keek op. "Wat is er aan de hand?"
"Ik hoorde iets." Ik keek hem aan. Alsjeblieft, geloof me.
Hij zuchtte diep en rolde met zijn ogen. "Bij de spirits, Cass, doe niet zo paranoïde!"
Ik haalde diep adem om mijn adrenaline onder controle te houden. "Ik ga kijken," zei ik beslist.
"Doe wat je niet laten kan." Kyo ging ongeïnteresseerd door met de tent. Ik perste mijn lippen op elkaar en legde mijn hand op de veldfles met water bij mijn heup. Met vaste stappen liep ik naar de bosrand. Als Kyo gelijk had was het niets. Zo niet...
"Wacht!"
Ik keek verbaasd om. Tess had haar katana's getrokken. "Ik... ik ga met je mee. Ik kan je niet alleen laten gaan."
Mijn hart werd warm. Ik glimlachte naar haar. "Kom! Wat het ook is, met zijn tweeën kunnen we het aan."
Ze knikte, pakte mijn arm en ik trok haar het bos in. De bladeren kraakten onder onze voeten terwijl we waakzaam liepen naar waar het geluid vandaan was gekomen. Elk kleine geluidje deed de haren op mijn armen rijzen.
Opeens... een nieuwe kraak. Ik bevroor. Het kwam van achter een grauwe, gekronkelde boom een paar meter voor ons.
Mijn buik buitelde en een vreemde ruk leek me naar de boom te willen trekken. Tess' vingers, die nog steeds om mijn arm geklemd waren, groeven zich in mijn huid. Ik maakte haar hand voorzichtig los en fluisterde: "Blijf achter me."
Ik zou niet bang zijn. Ik moest sterk zijn voor Tess. Ik rechtte mijn rug en liep op de boom af. "Kom tevoorschijn. We weten dat je daar bent."
Ik stapte om de boom heen, mijn hand zwevend bij mijn water. Plotseling sprong er een kleine gestalte op me af. In een waas van groen en bruin dook ik opzij. De gestalte landde op de bladeren, koprolde en stond bliksemsnel op. Tess dook in elkaar, haar handen zwevend bij de heften van haar katana's. Mijn hart klopte veel te snel, en ik voelde de knetterende energie van het water bij mijn heup pulseren in mijn vingertoppen. Het was verleidelijk om het tevoorschijn te trekken, maar...
De ogen. De melancholieke, vermoeide blik in het ronde gezichtje met de puntige kin. De bleke wangen, het ineengedoken postuur. Ineens was ik weer terug bij de begrafenis van Kyofu, waar Yoru in haar groene kimono met haar verlegen ogen opstond, me manipulatief noemde en de schuifdeur zo hard dichtsloeg dat de vaas rammelde.
Wat deed zij hier? Ze woonde toch bij het paleis in Shu?
Het gezicht was moeilijk te zien door een bos geklitte donkerblonde krullen vol takjes en blaadjes. Ze bleef als versteend staan, ons met wilde bleekgroene ogen aankijkend. Even bleven we elkaar opnemen, potentiële vijanden die de capaciteiten van hun tegenstanders analyseerden.
Voor een seconde hield iedereen zijn adem in en de stilte spande zich als de pees van een boog.
"Yoru?" zei ik kalm, ook al wilde mijn stem schreeuwen. "Wat doe jij hier?"
Ze leek ineens tot leven te komen en schoot naar achteren. Onfortuinlijk voor haar struikelde ze over een boomwortel en ik dook automatisch naar voren en greep haar pols om haar op te vangen. Ineens lichtte de chi op, knetterend groen. Nee, niet weer! Ik wilde niet...
Flitsen.
Een badkamer met een enorm bad in het midden. Ik dompelde me onder en ineens...
—Een kamer van ijs, een meisje met indigoblauwe ogen en opgestoken haren. Ze droeg een stapel boeken. Waar was ik?—
"Yoru?"
Ineens was ik weer terug in vader's paleis in de badkuip en ik schoot naar adem happend omhoog. De vos was verdwenen.
Kyofu was dood. Dit kon niet, dit kon niet gebeurd zijn! Emi, die over mijn rug wreef en me troostte. De wereld die langzaam verdween...
—Toen een kamer met een kaptafel. Een meisje dat Saika heette borstelde de donkere haren van een meisje dat Tess heette.—
Ik knipperde met mijn ogen. Ik lag op mijn bed op zolder. Hoe was ik hier gekomen? Had Emi me naar boven gedragen?
Ik was verstopt in een kast, de kou van de grond opkruipend in mijn rokken, mijn schouders schokkend...
—Een jonge Cassandra bewegingsloos op het bed. De restanten van een verbrijzeld beeldje in haar handen.—
"Yoru?"
Onze badkamer, maar ditmaal een oude man met grijze haren die spelden prikte in de jurk om me heen. Judi's schelle stem snerpte door mijn oren...
— Een andere badkamer, een met rood en goud en zwart. Tess die haar haar vlocht voor de spiegel. Stoom rees op uit het bad.—
Plots stond ik weer in de badkamer in vaders paleis, waar de tijd niet stil stond. Ik knipperde met mijn ogen. Had... had ik bewogen?
Mijn schets van het jongetje waarover ik had gedroomd. Eigenlijk was hij toch niet zo goed gelukt...
— Ik stond op het dek van een schip. Cassandra slaakte een kreet van opwinding. De regen die over haar lichaam stroomde. Een jongen met kastanjebruine haren liep op haar af. Wie was hij en wat deed hij bij Cassandra?—
Als inkt die uitloopt op het papier als je er water over morst.
—
... dat was ik!
Het leek wel alsof ik viel, en viel, meters naar beneden, ook al stonden mijn voeten nog steeds op de bosgrond. Tess' mond bewoog, haar gezicht stond boos en bezorgd. Mijn ademhaling was het enige wat ik hoorde terwijl staarde naar Yoru, die naar mij had gekeken, in een visioen? Een... oh spirits, nee...
Ik staarde naar mijn eigen hand, die om haar pols was geklemd. Haar arm was rood. Ik liet haar geschrokken los en drukte mijn handen voor mijn mond. "Heb je... heb je ook visioenen?"
Yoru's mond ging open en dicht. Even was ik bang dat ze weg zou sprinten, maar ze bleef behoedzaam staan. "Wat weet jij over de visioenen?" Haar stem was zacht, maar er zat een scherp randje aan, alsof ze elk moment uit kon schieten.
"Ik zag jou," fluisterde ik. "Jou in bad, jou met de kleermaker, jou terwijl je tekende, Kyofu die dood was..."
Haar blik zei genoeg. Iets in de sfeer, haar angstige blik. Ze draaide zich om, wilde wegstuiven maar Tess greep bliksemsnel haar schouder en dwong haar om te draaien. "Je hebt ons ook gezien, of niet? Mij en Cassandra?"
Yoru keek Tess met een bleek gezicht aan. Tess schoof haar katana's met een raspend geluid terug in hun schedes. "Luister effe," begon ze bits. "Wij wensen je niks kwaads toe. Sterker nog, we hebben je nodig! Ik weet niet wat er is gebeurd tussen jou en Cass, maar zijn je visioenen niet reden genoeg om te blijven?"
Ze knikte stil, keek toen even om zich heen. "Ik... ik kom met jullie mee. Laten we... laten we gaan."
"Wacht even. Vanwaar ineens die haast?" Tess plantte haar handen in haar zij en staarde Yoru achterdochtig aan.
Ik raakte haar schouder lichtjes aan. "Tess... Het is oké."
Ze schudde haar hoofd en stak haar vinger in de lucht. "Stil eens."
We werden stil, tot alleen het kwetteren van de vogels in de omringende groenere gebieden klonk. Toen hoorde ik ineens, heel zwak uit de verte, een stem: "Yoru?"
Yoru werd nog bleker dan ze al was. Haar kleine pezige gestalte dook ineen als een gekooid dier. Maar ze kon niets doen. We wachtten totdat plotseling de struiken opzij werden geduwd en een smal sproetig gezicht met een indrukwekkende bos bruine krullen tevoorschijn kwam. "Yoru? Wat... oh."
Yoru schudde langzaam haar hoofd. De jongen, die net als Yoru klein en mager was, bleef stokstijf staan. Zijn felgroene ogen vernauwden zich. "Wie zijn dit?"
"Het kamp waarover ik je had verteld." Yoru's stem was nauwelijks harder dan een fluister. "Ze... ze zijn de mensen uit mijn visioenen. Tess en Cassandra."
"Zo, Cassandra." De jongen straalde pure vijandigheid uit. "Wat een... plezier om je te ontmoeten." Bijna ongemerkt stapte hij voor Yoru en keek ons vijandig aan.
"Ik... ze weten meer over ons." Yoru staarde naar de grond. "Cassandra heeft ook visioenen gehad. We moeten hier meer te weten over komen." Haar ogen stonden smekend, verontschuldigend. Het deed me pijn om haar zo te zien. Ik was voor haar waarschijnlijk een nachtmerrie die onverwachts terugkwam.
"En wie is dit dan?" zei Tess verbaasd.
De jongen weigerde ons aan te kijken. "Kyofu."
Ik inhaleerde scherp. Had ik dat goed verstaan? Kyofu? Dat was...
Tess' stem klonk alsof hij van ver weg kwam. Ze gebaarde van de een naar de ander.
"Wacht... was Kyofu niet dood?"
Yoru schudde haar hoofd, niet in staat woorden te vinden.
"Je zei dat Kyofu dood was!" viel ik fel uit, schrikkend van mijn eigen toon. Yoru ontlokte de Cassandra voor de ontsnapping, de gewetenloze perfecte prinses die ik niet wilde zijn. Ik stapte wanhopig op Yoru en Kyofu af, mijn stem zachter wordend. "Wat in godsnaam is er aan de hand?"
Tess hief haar handen op. "Bij de draken, kan dit iets minder ingewikkeld worden? Nu komen jullie mee en jullie gaan alles uitleggen!"
Kyofu en Yoru wisselden een blik en liepen toen achter Tess aan, terug naar het kamp. Ik volgde, mijn gedachten racend.
————
Ik leidde Yoru en Kyofu ons kamp binnen. Ze namen alles in zich op, de gele en rode tent, het nog rokende vuurplaatsje in het midden met de ketel erboven. Ook al waren de bladeren dor en bruin, de bomen boden nog genoeg schaduw en het licht viel in gouden stralen tussen de takken door. Ik pakte onze kleedjes uit de tas en legde ze neer voor Yoru en Kyofu. "Maak je gemakkelijk."
Kyofu wierp me alleen een wrokkige blik toe en Yoru bleef naar de grond staren. Ineens kwamen Kyo en Storm aanlopen. Kyo bleef stokstijf stilstaan toen hij Yoru en Kyofu zag. "Wie... Cassandra?"
Tess grijnsde en stak Yoru's hand omhoog. "Dit is Yoru." Yoru deinsde achteruit en sloeg haar armen om haar lichaam. Kyo's wenkbrauwen gingen omhoog. "Wacht wacht wacht, de dochter van Shu?"
"Jep. Ze heeft visioenen van Cassandra en mij gehad. En die boze is Kyofu." Tess grinnikte. "De dode Kyofu, mag ik wel toevoegen."
"Dood? Hoezo?" Storm bekeek Kyofu fronsend. "Hij ziet er behoorlijk levend uit."
"Precies!" riep Tess uit. "En daarom gaan ze het ons nu uitleggen. Kyofu, Yoru, zit."
Met tegenzin liet Kyofu zich op een kleedje zakken. Yoru keek me aan voordat ze ging zitten. Haar blik was niet kwaad of wraakzuchtig, eerder... verwonderd. Een lichte afkeer misschien.
Dat was beter dan ik had kunnen hopen.
Ik boog mijn hoofd en ging bij het vuur zitten. Ik kon Kyo en Tess beter het praten laten doen. Waarschijnlijk vertrouwden Yoru en Kyofu me toch niet.
"Kyofu, hm?" Kyo keek de jongen hoofdschuddend aan. "Moest je naam nou echt lijken op die van mij?" Tess en Storm grinnikten, maar Kyofu leek het niet grappig te vinden. Yoru ook niet. Haar lippen waren stijf op elkaar geperst en haar ogen vernauwd.
"Wat wil je eraan doen?" zei Storm schouderophalend, proberend de spanning te verlichten.
"Ik weet heel goed wat ik eraan ga doen. Vanaf nu is het Fu," zei Kyo beslist.
"Maar..." begon Kyofu.
Ik glimlachte vanaf mijn plekje bij het vuur. "Fu is een mooie bijnaam. In de oude Vuurtaal betekent het geluk en voorspoed."
Hij leek een klein beetje onder de indruk te zijn maar keek naar Yoru voor bevestiging. Ze knikte langzaam.
"In ieder geval. Ik ben Kyo." Kyo liep glimlachend op Yoru af en stak zijn hand naar haar uit. Ze nam hem niet aan, maar bleef hem koppig aankijken, haar tas iets hoger op haar schouder trekkend.
Tess maakte een proestend geluid. Storm schudde wild zijn hoofd naar haar en mimede: "Niet lachen! Niet lachen!", maar dat leek ze alleen maar grappiger te vinden. Dubbelgeklapt rolde ze over de grond. Storm grinnikte en drukte zijn hand tegen zijn mond. Al gauw proestte hij het ook uit. De twee klemden elkaar huilend van het lachen vast.
Ik moest mijn lachen ook inhouden, maar Kyo bekeek ons afkeurend. Yoru's bleke gezicht was het kleinste beetje rood en Kyofu keek de andere kant op.
"Geen hand, prima," zei Kyo opgewekt. Tess maakte een vreemd hinnikend geluid en verborg haar gezicht in haar handen, haar schouders schokkend.
Ik haalde diep adem. Denk aan Yuuga. Wie zou er nou lachen om arme Yuuga, verlaten door zijn zus? Hoe kon ik dat gedaan hebben? Arme Yuuga, helemaal alleen...
"Sorry," zei ik verontschuldigend tegen Yoru en Kyofu. "Ze zijn niet altijd zo."
Ze gaven geen antwoord.
Ik pakte de theepot en stuurde het water erin. Fu keek me verbaasd aan, even vergetend dat hij naar de grond moest kijken. Verwachtte hij niet dat ik een waterstuurder was? Ik glimlachte kort en hing de pot boven het vuur. "Tess? Thee?"
Tess stak de houtjes aan en het vuur laaide op. Ze greep de bakjes, kwakte ze naast me neer en ging met een zucht van verlichting op de grond zitten. "Gezellig! Nou, vertel." Verwachtingsvol staarde ze Yoru aan als een ongeduldige hond die een koekje van zijn baasje wil.
Yoru keek Tess met een lege blik aan. Het leek alsof ze haar gevoelens uit had gezet omdat ze simpelweg te moe was. "Waarom beginnen jullie niet met vertellen?" opperde Fu slinks.
"Oh, het lijkt me het beste als jullie beginnen," zei Kyo koeltjes, zijn lange benen kruisend. Er lag een donkere schittering onder zijn ogen die ik kende: ook al leek Kyo neutraal voor de buitenwereld, vanbinnen was hij ongeduldig en geïrriteerd omdat alles zo langzaam ging.
Fu leek het verzet op te geven. "Wat wil je weten?"
"Waarom jullie niet thuis zijn bij jullie lieve vader in jullie rijke paleisje," zei Kyo. Het klonk heel bot. Ik wilde zijn uitspraak verzachten, maar zag er toch vanaf. Waarschijnlijk zou dat alleen maar weer een ruzie doen oplaaien tussen ons tweeën.
Voor het eerst in tijden trok Yoru haar mond open. "We... we zijn ontsnapt."
"Ontsnapt? Waarom dan?" vroeg Tess. "Jullie hadden toch alles? Rijkdom, goede ouders..."
"Ze hadden geen goede ouders," viel ik ertussenin. "Geen van ons heeft dat gehad! Behalve Kyo misschien." Vandaar zijn onbegrip, wilde ik eraan toevoegen. Ik deed het niet.
Yoru's stem haperde. "Mijn stiefmoeder, Judi, mishandelde ons en vader sloeg ons. Hij zei dat ik misvormd en... en nutteloos was, dat ik beter niet geboren kon zijn. En daarom had hij me laten trouwen... me uitgehuwelijkt..." Haar stem stopte, ze slikte.
Fu nam het vlug over. "En in het kort, Yoru wilde niet trouwen en ik wilde niet dat ze trouwde en we... we..." Hij haalde diep adem. "We haten vader en Judi, dus zijn we gevlucht."
"O," zei Tess met stomheid geslagen.
Ik voelde een steek van bewondering, al wilde ik het liever niet toegeven. Ze hadden hun thuis achtergelaten voor een beter leven. Dat was dapper, het vereiste moed. Toen besefte ik ineens dat ik precies hetzelfde had gedaan.
Storm wreef over zijn kin. "En Fu dan? Hoe bedoel je, dood, Tess?"
Tess haalde haar schouders op en keek naar mij. Ik haalde diep adem en streek de kreukels uit mijn kimono. "Toen ik nog prinses was, ben ik met mijn broertje Yuuga en mijn ouders op bezoek gegaan bij Yoru's familie... Voor de begrafenis van Kyofu."
Het was even stil. Ik beet op mijn lip. "Yoru vertelde me iets over dat Fu tegen de wil van vader was ingegaan. Meer kregen we nooit te weten. Het was allemaal heel vaag." Ik voelde Yoru's ogen in mijn zij prikken en keek vlug naar Fu.
Hij schudde gepijnigd zijn hoofd, niet in staat de woorden te vinden. Yoru keek even opzij, zag Fu's ongemak en besefte dat ze er alleen voor stond. Ze schraapte haar keel. "Kyofu was op reis, mee met vader en Judi. Na de Waternatie-vergadering stond hij op tegen vader. Ze... ze kregen ruzie... over vrouwen. Kyofu vond..." Yoru wreef in haar ogen. We wachtten alle vier geduldig, hopend haar niet uit haar verhaal te halen. "Hij... hij vond dat vrouwen en mannen gelijk waren. Toen sloeg vader Kyofu, hij sloeg hem bijna dood..."
Fu leek bijna wel beschaamd. Hij keek opzij, bestudeerde een bruin grasje. Yoru schraapte haar keel. "Ik dacht eerst ook dat Kyofu dood was. Dat vertelden vader en Judi ons. Toen vond ik hem in een donkere kamer, gewond en bijna niet meer in leven. Vader had hem willen wissen van het echte leven, hij had gewild dat de mensen nooit meer de beschamende mening van zijn zoon zouden horen. Sindsdien is Kyofu altijd verstopt in het paleis gebleven, en ik heb voor hem gezorgd en hem weg van vader gehouden." Haar toon werd het kleinste beetje feller.
"Dat terzijde," zei Kyofu vlug, onze geschokte gezichten negerend. "Wat wilden jullie ons vertellen? Waarom is het zo belangrijk dat we met jullie meegaan?"
"Nou, kijk." Kyo leek blij dat hij eindelijk aan het woord kwam. "Jij en Fu hebben vast gemerkt dat Yoru's aardestuurkrachten bijzonder zijn, of niet?" Hij gaf ze geen ruimte om te antwoorden en ging meteen door. "Zoals jouw visioenen, Yoru, bevestigen, hebben jij en Tess en Cassandra een speciale band." Hij zweeg even. "Dat is niet zomaar. Maar... Laat ik beginnen met een verhaaltje."
Hier had hij mijn aandacht. Hij had duidelijk meer nagedacht over wat hij ging zeggen.
Kyo schraapte zijn keel. "Er was er eens een avatar uit de Luchtnatie. Hij was vredelievend en hielp de mensen en spirits op aarde. Het was een periode van vrede, van economische bloei. Maar zoals iedereen die het goed heeft, wilden sommige mensen meer en meer.
De machtigste daarvan, Yang Lao van de Waternatie, besloot een complot te smeden. Hij riep zijn vrienden, Shu Feng en Lee Chan, bij elkaar en vormde een driemanschap."
Yoru opende verbaasd haar mond, maar Kyo hief zijn hand op. "Samen besloten ze dat ze de wereld voor zichzelf wilden hebben. Daarvoor zouden ze de vrede moeten doorbreken die de avatar zo fel beschermde. Ze zouden de avatar moeten doden.
Ze wisten dat de avatar, als ze hem doodden, gewoon weer zou reïncarneren. Er was echter een manier om de avatarcyclus te doorbreken. Dus, bij een vergadering in de Waternatie, doodden Yang, Shu en Lee de avatar in de avatar state, als zijn ogen gloeiden en hij de krachten van alle avatars voor hem kreeg. Dit was nog nooit iemand gelukt. En de avatar reïncarneerde niet."
Kyo leunde achterover, even nadenkend. "De avatar had een vrouw, Tashi, die een drieling had. De baby's waren drie jaar oud toen hun vader stierf. Tashi doorzocht de hele wereld naar haar man, maar niemand wist wat er was gebeurd. Toen ze terug kwam, begonnen de drie baby's vreemd gedrag te vertonen. Eerst waren ze luchtstuurders geweest, maar nu begon de ene ineens ook water te sturen, de ander aarde, de ander vuur. Tashi was buiten de avatar nog nooit iemand tegengekomen die meerdere elementen kon sturen. Ze ging naar een wijze spirit voor raad: de Moeder der Gezichten.
Tashi was bang dat de mensen die haar man hadden gedood, ook zouden komen voor de kinderen. Want de kinderen waren bijzonder en zouden later heel machtig worden. Ze smeekte de spirit om haar kinderen te veranderen, ze een nieuw gezicht te geven. De spirit weigerde echter.
"Deze kinderen zullen later de balans in de wereld herstellen. Het zal hen veel kosten, maar het is hun lot," sprak ze. "Maar ik kan zorgen dat ze tot hun vijftiende veilig zijn."
De spirit gaf Tashi een drankje. Dat zou de herinneringen die de kinderen hadden aan haar en de Luchtnatie wissen en bovendien hun krachten verborgen houden tot hun vijftiende."
"Je wil zeggen dat Yoru, Tess en Cassandra die drieling zijn? Dat is onzin," zei Fu bitter. "Yoru is nog niet eens vijftien en ze kan gewoon aardesturen. En Shu is misschien hebberig, maar is werelddominantie niet een beetje boven hem?"
Yoru knikte langzaam. "Het kan niet waar zijn."
"Het is waar," zei Storm eenvoudigweg, zeker van zijn zaak. "Het past precies. Jullie visioenen, waarom jullie zo goed kunnen sturen. Jullie zijn de kinderen van de avatar. Een drieling. En jullie zijn door Tashi naar jullie pleegouders gebracht. Nu is Kyo gekomen om jullie op te halen vóór jullie vijftiende."
"Het drankje heeft alleen niet zo goed gewerkt," zei Tess minachtend. "Een spirit van niks. Ik bedoel, ik kon al sturen op mijn zesde!" Ze kon haar zelfvoldane toon niet helemaal verbergen en ging laconiek verder. "En we weten niet waarom Tashi ons precies bij de moordenaars van onze vader heeft gezet." Ze trok een gezicht. "Dat klinkt nogal stom, hé?"
"Maar we nodigen jullie uit om dat samen met ons in de Luchtnatie te gaan ontdekken!" voegde Storm opgewekt toe. "We hebben je nodig, Yoru. Samen met Cass en Tess heb je de kans om de wereld te verbeteren, Yang Lao, Lee Chan en je pleegvader te verslaan en de balans terug te brengen in de wereld. Om door jullie krachten te bundelen de taken van jullie vader over te nemen en de nieuwe avatar te worden!"
Yoru haalde diep adem en keek Fu aan. Haar blik zei: "Wat hebben we te verliezen?" Hij knikte zacht, bijna onmerkbaar. Maar het was duidelijk.
"Welkom bij ons team!" kirde Tess uitgelaten.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro