Hoofdstuk 18: De veerpont
Waarin we eindelijk de boot nemen naar het Aarderijk
"Nee, serieus, Cassandra! Vierhonderd yuan? Hoe bij de spirits heb jij vierhonderd yuan verdiend?" riep hij uit.
Ik keek Kyo koeltjes aan. "Door iets te doen waar ik goed in was. Ik heb een boek vertaald." Ik glimlachte luchtig alsof het niets was, en keek hem daarna betekenisvol aan. "Vergelijk dat met havenwerk..."
We waren weer bij elkaar gekomen. Het was late ochtend, de zon stond hoog aan de hemel en de schaduwen waren kort. Kyo had rijstcake gekocht om onze nieuw verworven rijkdom te vieren. Nu zaten we op een muurtje in het plein bij de haven, keken uit over de grijze zee in het stevige briesje dat ons haar deed wapperen, en aten ons eten. Storm schudde de buidel vol met munten losjes in zijn hand, genoot van het volle gerinkel. We hadden een overvloed aan geld.
Tess en Storm hadden kisten gesjouwd in de haven en daar elk vijftig yuan mee verdiend. Kyo had zeventig yuan verdiend met het manoeuvreren van grote schepen door de haven. Al met al hadden we vierhonderdtwintig yuan teveel aan geld. Niet dat ik daar een probleem mee had natuurlijk.
Ik probeerde mijn haar uit mijn gezicht te houden en keek met samengeknepen ogen naar de eindeloze zee. Duizenden lichtvlekjes glinsterden fel op het wateroppervlak, bijna verblindend, duizelig makend. Ik kon de veerpont zien liggen, groot en imposant, de trotse zeilen nu nog verborgen.
De veerpont heette de Fai Lan, naar de Aardekoningin. Hij voer vanaf Jingchang over de Zilveren Zee naar de Aarderijk-havenstad Fuquan die in de monding van de rivier de Fangli lag. Vanaf daar was het nog maar een paar dagen lopen naar het zuidoosten en dan waren we al bij Omashu, waar Yoru woonde.
Naar Yoru. Na die visioenen zou het nog ongemakkelijker zijn om haar te zien. Het voelde bijna alsof ik haar had bespioneerd, inbreuk had gedaan op haar privacy. Zo zou ik me tenminste voelen als bleek dat iemand visioenen van mij had terwijl ik niets merkte.
Ik had niemand nog verteld over mijn laatste visioen. Het baarde me zorgen dat het visioen zo helder, zo tastbaar was geweest. Ergens was ik bang dat het raar was, dat er iets mis met me was door die visioenen. Tess had geen visioenen, toch? Waarom ik wel?
En bovendien, we waren bezig met andere dingen. Yoru die griezelige spirits tekende stond niet bovenaan mijn lijstje.
Ik schrok op van een meeuwenkrijs en een verontwaardigde kreet van Storm. "Rotbeest! Geef dat terug!"
Een grote meeuw fladderde op in een wolk van veren met Storms half opgegeten rijstcake in zijn bek. Storm sprong omhoog en blies met een windvlaag het beest weer naar beneden. "Stoute, stoute meeuw!" Hij greep zijn rijstcake en gooide de vogel weer in de lucht. De meeuw viel een stukje totdat hij zijn balans herpakte en vloog toen klapwiekend weg.
Tess schaterde het uit. "Jij... dat beest...." Ze greep haar buik en klapte dubbel. Ik kon een grijns niet verbergen en begon ook te giechelen. "Dat zag er echt idioot uit, Storm!"
Kyo schudde meewarig zijn hoofd en greep zijn tas. "Die rijstcake kun je nu wel vergeten, Storm."
"Hou je mond," zei Storm droevig. Hij keek naar het stukje rijstcake, bedekt met gaatjes waar de meeuw er hapjes uit had gepikt.
Terwijl hij hem vasthield boog de rijstcake om, brak en viel met een flop op de grond.
Tess ging dood van het lachen. Ze gierde het uit en sloeg op haar bovenbenen. Storm wierp haar een verongelijkte blik toe, bekeek het kleine stukje aangevreten rijstcake dat hij nog in zijn hand had en gooide het met een boog in het water van de haven. "En bedankt, Tess."
"Geen... probleem!" Tess zoog haar adem in en probeerde haar lach in te houden. Ze wreef de tranen uit haar ogen. "Oh, dat was hilarisch."
"Ja..." Ik keek haar aan en voelde die kietel in mijn buik weer opzetten. Dat Tess' gezicht helemaal vertrok terwijl ze haar lach probeerde in te houden hielp ook niet. Een seconde later proestten we het allebei weer uit.
"Kijk... niet zo..." wist Tess uit te brengen. "Je blik..." Onze ogen ontmoetten elkaar weer en haar gezicht... Ik drukte mijn hand tegen mijn mond en gierde het uit.
Kyo wendde zich wanhopig naar Storm. "Wat moeten we nu met deze twee?"
Storm trok een pruillip en schudde zijn hoofd. "Ongeneesbaar."
Hij stond nog steeds bij de rand van de kade, waar hij zijn stukje rijstcake in het water had gegooid. Opeens rende Tess op hem af en greep hem vast. Even worstelden ze, op het randje van de steiger, totdat Tess Storm over haar schouder worp en in het water gooide. Helaas greep Storm haar arm vast en sleurde haar mee het water in.
"Gadverdamme!" schreeuwde Tess, wild spartelend om te blijven drijven. "Cassandra, stuur die rijstcake weg!" Het bruinige plakje dreef bij haar arm. Ik zuchtte meewarig en stuurde het op een golf naar de andere kant van de haven.
Opeens voelde ik een beweging achter me. Kyo greep mijn armen en probeerde me erin te duwen, maar mijn reflexen grepen in en ik draaide me om, sloeg hem in zijn zij en zwaaide hem het water in.
"Cassandra!" schreeuwde hij kwaad, proestend boven komend.
"Sorry!" zei ik.
"Haal ons hieruit!" krijste Tess.
"Ja, ik verdrink!" Storm hapte dramatisch naar adem en liet zichzelf onder het vuile bruine water zakken. Ik zag een paar belletjes en toen kwam hij naar boven. "Doe dan iets, Cassandra! Zie je niet dat ik dood ga?"
"Natuurlijk." Ik keek hem sceptisch aan. "En, is het water lekker?"
"Godverdomme, Cassandra!" schreeuwde Tess. "Nee! Ik voel iets bij mijn benen oh nee het is een vis! Het is een vis red me help!"
Ik glimlachte en stuurde ze alledrie eruit.
Ik ontving Kyo's moordlustige blik met een neutrale uitdrukking. Hij grijnsde gevaarlijk. "Ooit ga je hiervoor boeten, IJsprinses. Ik kom in je slaap..." Hij maakte klauwen van zijn handen. "En dan..."
"Hou het voor je," zei ik blij.
————
De hal voor de veerpont was enorm. Alle stemmen galmden er zoals in de troonzaal van Yang en vervormden door de echo's. Het hoge dak werd ondersteund door enorme houten dwarsbalken. De vloer was gemaakt van gepolijste stenen in een vervaagd mozaïek van het Vuurnatie-embleem. Mensen stonden in lange rijen bij de hokjes. Tegen de muur stonden gietijzeren bankjes met elegant gekrulde armen, waarvan de rode verf aan het afbladderen was. In het midden stond een grote fontein van twee om elkaar cirkelende draken die water spuwden.
Twee kleine zwartharige jongetjes gilden en krijsten van plezier terwijl ze elkaar nat spetterden. Naast hen zat een gestreste moeder op een bankje in haar lange rode kimono, die verwoed naar iets in haar tas zocht. Een jengelend kind zat naast haar.
Zou ik dat ooit zijn? Ik was geen prinses meer. Ooit zou ik ook kinderen hebben en als een normale vrouw leven. Een eigen huis, een man. Mijn hele hart verlangde naar het idee.
"Cass, kom je?" Tess sloeg haar arm om mijn schouders en trok me mee. Het lichaamscontact voelde bedrukkend, maar tegelijkertijd knus. Ik liet haar begaan en liep met haar mee naar Kyo en Storm, diep ademhalend.
Kyo trok glimlachend onze valse paspoorten tevoorschijn. "Kijk eens, Cass. Tess, jij hebt je eigen paspoort. Storm?"
"Lieve Kyo." Storm keek Kyo vermoeid aan. "Ik kwam twee jaar geleden illegaal dit land binnen op een vrachtschip. Denk je serieus dat ik een paspoort heb?"
"Verdomme." Kyo's gezicht was onleesbaar, al klonk de irritatie door in zijn stem. "Had je dat niet eerder kunnen zeggen? Wat doen we nu?"
"Ik denk dat mijn paspoort de truc wel doet," zei Tess uit de hoogte. "Let op." Ze greep Storm bij zijn arm en beende naar de poortjes, de rij negerend. Ze elleboogde de voorste mensen opzij, die een verontwaardigd geluid maakten, en leunde voorover over de toonbank. Een geschokte tengere vrouw met een uniform aan staarde naar Tess. "Mevrouw, het is verboden om voor te dringen."
"Ik heb belangrijke dingen te doen," zei Tess koud. Ze sloeg met een klap haar paspoort op de toonbank. Tess Chan, dochter van Generaal Lee Chan en Gravin Morishita Yumeko.
Daarnaast stond een rood zegel. Het zegel van de Vuurheer.
De vrouw in het loket hapte naar adem. "Oh... Natuurlijk! Gaat u voor! En uw vrienden?"
"Niet jouw zaken!" snauwde Tess. "Of zal ik de Vuurheer een tip geven over een opstandige kaartenverkoper?"
"N-nee. Natuurlijk." Ze boog haar hoofd. Tess liep fier door en wij volgden haar beduusd. De poortjes sloten achter ons. Ik durfde niet om te kijken terwijl we door liepen naar de rij voor de boot.
Kyo trok zijn wenkbrauwen op. "Dat ging makkelijk." Hij draaide zich naar mij. "Hier, geef je paspoort maar weer. Of ben je van plan om dat ook kwijt te raken, net zoals de geldbuidel?"
Ik vernauwde mijn ogen, drukte het boekje in Kyo's hand en ging naast Tess lopen. "Goed gedaan Tess!"
"Dank je, dank je." Tess grijnsde en wierp haar lange zware vlecht over haar schouder. "Oh, wat ben ik blij met dat zegel."
"Je hebt het geweldig gedaan," zei Storm. Een lach brak door op zijn gezicht. "We hoefden niet eens te betalen!"
"Nu zitten we nog steeds met die vierhonderd yuan," zei ik quasi-geschokt. "Wat een ramp!"
Een klein glimlachje verscheen in Kyo's mondhoek. Hij zuchtte en streek door zijn gladde donkere haar. "Hoe meer geld we hebben, hoe sarcastischer je wordt. Wie had dat gedacht, Cassandra heeft humor?"
"Oh." Mijn stem klonk scherper dan ik had bedoeld. Ik beet op mijn lip. Ik was toch niet gekwetst? Want dat was niet nodig. Ik wist dat hij het niet meende. Ik wist dat hij me niet wilde kwetsen.
Ik was gewoon te gevoelig. Ik was gewoon onervaren, had niet die laag eelt op mijn ziel die normale mensen hadden. Zo kwetsbaar. Zo voorzichtig opgevoed, als breekbaar porselein.
Het tere prinsesje.
Het lag aan mij.
Tess grinnikte. "Natuurlijk. Die humor heeft ze van mij geleerd. Had jij dan niet verwacht dat mijn geweldige invloed op haar af zou stralen?"
Ik glimlachte mechanisch naar Tess. Kyo krulde zijn lip om en schoof de paspoorten in de tas op zijn rug.
We gingen door de grote ronde poort die leidde naar de steigers. De enorme boot lag klaar, boven ons uit torenend met al zijn groen-gouden glorie. Een enorme loopplank overbrugde het gapende gat zee. Er krioelden overal mensen als mieren op een mierenhoop. Arme boeren en boerinnen met vale eenvoudige kleding, schamele bezittingen en vele zwartharige kinderen. Maar ook rijke edelvrouwen en -mannen met uitgebreide kimono's, ingewikkelde haardrachten, bleke huid, parasolletjes versierd met bloemen en loopjongens die alle bagage vervoerden op een karretje. Kyo en ik vielen uit de toon, ik met mijn soepele en eenvoudige blauwe kimono en losse blonde haar, Kyo met zijn oranje-gele ambassade-uniform.
Storms mond viel open en een ongelovige grijns spleet zijn gezicht in tweeën toen hij het schip zag. "Kijk dan hoe groot! Wow, zo cool! En die zeilen, zo veel!"
"Nog nooit gereisd op een boot?" plaagde Tess met een ondeugende blik.
"Jawel! Natuurlijk wel, dat weet je toch?" Storm keek haar bestraffend aan. "Ik ben uit de Luchtnatie ontsnapt op een vrachtschip. Maar dat was niet zo groot."
"Jullie daar!"
Ik schrok op van de stem. Kyo's hoofd schoot om in de richting van het geluid. "Wie riep dat?"
Een man in een bloedrood uniform greep Kyo's arm. "Jochie, wat sta je hier met je vriendjes? Ik ben van de bewaking. Zwerfkinderen zijn hier verboden! Scheer je weg!"
Kyo bleef staan, richtte zich op en keek de man dreigend aan. "Hey, meneertje. Als jij je baan wilt houden zou ik heel snel je mond houden. Want wij hebben gewoon kaartjes en toevallig is deze jongedame hier Tess Chan, de dochter van generaal Chan. Wat zegt u, laat u ons door?" Hij rukte zijn arm los. "Kom, Tess, Cass en Storm."
"Oh... o-oké..." De man keek stomverbaasd hoe Kyo ons wenkte en met zelfverzekerde glimlach weg beende. Ik volgde hem. Het leek wel alsof iedereen ons tegen wilde houden vandaag.
De loopplank klonk hol terwijl we naar het dek liepen. Bovenaan stond een lange slanke man op ons te wachten. Hij had glad geolied haar dat naar achter getrokken was in een knotje en boog toen we op het dek stapte. "Goedemiddag. Kaartjes?"
Kyo hield de dingen naar voren. "Wij vergezellen Tess Chan. De beste suites graag."
"Mevrouw Chan." De reactie van de man was het meest gepolijst van iedereen tot nu toe. Hij was waarschijnlijk gewend aan rijke en belangrijke passagiers. "Loopt u met mij mee."
Hij wendde zich af en wenkte een meisje. "Kosuri, check jij de anderen?"
"Komt goed," riep ze terug. De man draaide zich weer naar ons. "Ik ben Kohaku. Kom, dan laat ik u uw kamers zien."
Kyo knipoogde me achter zijn rug om terwijl hij zich door de gangen haastte. Ik schudde mijn hoofd en fluisterde tegen hem: "Jij, uit alle personen, zou beter moeten weten dan Tess' status uitbuiten. Trouwens, denk je niet dat het onhandig is als iedereen weet dat Tess Chan hier is geweest? Het maakt het alleen maar makkelijker voor Lee om ons pad te volgen."
"Goed punt." Kyo knipte met zijn vingers. "Te laat. Had je eerder moeten zeggen."
"Ja, god." Ik hief mijn ogen ten hemel. "Ik ben je secretaresse niet."
"Nee?" Kyo keek peinzend naar het plafond. Er was vrij weinig te zien behalve de lichtgroene papieren lantaarns die zachtjes heen en weer schommelden door de golven. Plotseling stond Kohaku stil en grabbelde naar een sleutelbos aan zijn riem. Hij draaide twee sleutels eraf en overhandigde ze aan Tess en aan Kyo. "Eén voor de jongedame Chan, één voor de escorts."
"Bedankt." Tess plukte de sleutel uit zijn hand. Ze keek hem schijnheilig aan en knipperde liefjes. Toen hij niets deed gebaarde ze geïrriteerd. "Ga nu maar weg."
Hij glimlachte halfhartig, boog en liep met vlugge stappen weg. Tess keek om haar heen. Er waren twee deuren tegenover elkaar. Ze trok de ene open en spiekte naar binnen. Ik probeerde om haar schouder heen te kijken, en kon nog net een glimp opvangen van groene tatamimatten op de grond voordat ze hem weer dichttrok. Ze liep naar de andere deur. Ik ving Kyo's blik en haalde mijn schouders op, alsof ik wilde zeggen: ik weet het ook niet.
"Tess? Ik weet dat je je nu mag gedragen als edele en alle luxe hebt, maar... mag ik bij jou in de kamer slapen?" zei ik voorzichtig.
"Alsjeblieft?"
"Natuurlijk." Ze klikte met haar tong. "Cassandra, jij bent mijn kamermeisje, dat weet je toch wel? Jongens, slaap daar maar."
Ze gebaarde vaag naar de kamer aan de andere kant van de gang en fluisterde toen heel duidelijk hoorbaar tegen mij: "Deze is zoveel groter!"
Storm trok zijn wenkbrauwen op en opende de deur. "Dit is anders ook niet slecht."
"Oh, wacht tot je mijn kamer ziet. Dan denk je wel anders," zei Tess vol leedvermaak. Ze trok haar eigen deur open, duwde me naar binnen en sloot de deur. "Hèhè, eindelijk zijn die jongens weg."
Mijn ogen werden groot toen ik de kamer zag. Hij had een groot rond raam dat op zee uitkeek. De grond was bedekt met de tatamimatten die ik ook in de andere kamer had gezien. In de hoek stond een enorm bed met lichtgroene lakens en donzige kussens. De muren waren versierd met kersenbloesem. Aan de andere kant van de kamer stond een spiegel en een vaas met pioenrozen op een toilettafeltje. Ik liep verwonderd naar de spiegel. Nu pas besefte ik hoe lang ik mezelf niet had gezien.
Ik staarde naar mijn eigen gezicht. Ik was bruiner dan eerst, een klein beetje maar maar het zag er meteen heel anders uit. Op mijn wangen ontdekte ik een paar sproetjes en mijn haar was in de war. Nu kon ik zien waarom de man op de kade ons voor zwervers had aangezien.
Ik streek met mijn vingers over mijn wangen. Sproeten! Mijn spirits.
Opeens verscheen Tess' uitgelaten gezicht naast me in de spiegel. "Deze boot is geweldig! Deze kamer ook!"
Ik glimlachte naar haar en deed mijn hoofd schuin, de pose uitvindend die het meest fotogeniek was voor ons tweeën. Ik zou hier zo een tekening van kunnen maken. Ons tweeën, glimlachend in de spiegel. Tess sloeg haar arm om me heen. "Het is leuk om een vriendin te hebben. Ik heb nog nooit een echte vriendin gehad."
"Ik ook niet," fluisterde ik. Ik dacht aan de Waternatie. Ik dacht aan Yuuga. Deze kamer, de stille luxe van een dichte ruimte, leidde me terug naar mijn eigen kamer. Naar Nians zachte handen, de zware lucht van parfum om haar heen, haar gladde bruine haar. Yangs kleine glimlachje als hij trots was op wat ik had gedaan, dat me vervulde met warme blijdschap. Nians hoge opgewonden stem als ze me iets liet zien waar ze enthousiast over was. En Yuuga. Die mensen waren mijn thuis. Zelfs al waren ze niet de beste ouders geweest, zij hadden me gemaakt zoals ik nu was. Maar ik wilde niet terug naar het verleden.
Ik had al zo lang vooruit gehold en niet meer omgekeken. Ik wilde niet terug. Ik wilde niet verdrinken in de twijfel of ik wel het goede had gedaan.
Tess stootte me aan. "Hey, Cass, kijk niet zo serieus! Wij worden straks twee weken lang als edelen behandeld!"
"Jij," corrigeerde ik haar. "En jij bent ook een edele."
"Ja, maar het is niet zo dat ik vroeger als edele werd behandeld. Ik ben vooral op straat opgegroeid," zei Tess verbitterd. Ik leek iets van woede vermengd met jaloezie in haar ogen te zien. "Ik kon het niet uithouden thuis. Saika kon beter vechten dan ik, Lau was gedisciplineerder, Ikemi was braver en Yeh-Lu was schattiger. Ik was niets."
"Tess..." Ik zuchtte en keek haar aan in de spiegel. "Jij bent wel iets. Je bent vrolijk, en je hebt leuke ideeën, en je bent eigenzinnig en eerlijk..."
Ze leek me niet gehoord te hebben. Voorzichtig trok ze haar arm weg. "Maar dat maakt allemaal niet uit. Zometeen komt het diner en dan moet ik deftige edele spelen! En jij bent mijn kamermeisje."
"Weet ik ook eens hoe het voelt." Ik haalde diep adem en ontspande mijn schouders.
"Dat wou ik precies zeggen!" Ze grijnsde naar me. "Kom, laten we ons klaar gaan maken. Ik moet er perfect uitzien als we gaan eten!"
————
Tess liep zelfverzekerd de zaal in. Haar vlecht was opnieuw gedaan, haar laarzen, kniebeschermers en borstkuras gepoetst en haar kleding was schoon. Ze had me overtuigd dat Vuurnatie-generaals geen overdreven kimono's droegen of zich opmaakten. Ze droegen hun vechtkleding, het leer glimmend gepoetst, de schoenen klikkend op de vloer. Zelfs de vrouwen deden dat. Ze waren tenslotte geen kleinzerige edelen, zij waren militairen van de hoogste rang, altijd klaar om voor hun land te vechten.
Ik volgde haar in haar voetstappen, mijn haar opgestoken en mijn blik naar beneden gericht. Mijn eenvoudige omslagkimono en open schoentjes waren geknipt voor de rol die ik speelde. Kyo en Storm waren helaas door Kohaku verbannen uit de zaal - "verboden voor bedienden behalve de eerste dame van mevrouw!" - en aten in de algemene zaal met alle gewone mensen.
Ik voelde diep in mijn buik de zenuwachtigheid broeien. Wat als Tess het helemaal verpestte? Ik ging alles doen om haar te helpen, maar Tess was niet gewend om zich als edele te gedragen, en ik wel. Het was behoorlijk frustrerend dat ik nu toe moest toekijken hoe ze waarschijnlijk elke mogelijke etiquetteregel brak.
De zaal was groot en een enorm lange tafel stond in het midden. Van onder mijn wimpers scande ik de tafel. Overal zaten edelen op een zachte fluistertoon beleefde gesprekken te houden. Ik zag zowel groene kimono's van weer naar het Aardekoninkrijk terugkerende mensen, als rode kimono's van Vuurnatie-edelen die op vakantie of zakenreis gingen.
In één wand van de kamer boden patrijspoorten uitzicht op zee. De golven gingen traag voorbij. Ergens in die tijd dat ik Tess had voorbereid waren we blijkbaar begonnen met zeilen, en nu voeren we volle koers, de zeemeeuwen sloom cirkelend om het schip.
Vlug zocht ik naar ons naamkaartje. Tess stond een beetje verloren te wachten tot ik haar instructies zou geven. Na een korte periode waarin ik paniekerig alle stoelen afging en me het angstzweet uitbrak, vond ik eindelijk het kaartje helemaal in het midden. Blozend wees ik Tess de stoel aan, liet haar voorgaan en volgde haar nederig.
Ze rukte de stoel naar achteren en viel neer. Ik ging naast haar zitten en fluisterde achter mijn hand: "Geen harde geluiden maken..."
Ze bewoog en de stoel kraakte luid.
"Godverdomme," mompelde ze. "Ik haat krakende stoelen."
Ik keek haar dringend aan en schudde bijna onmerkbaar mijn hoofd. Niet schelden. Niet bewegen.
Alsjeblieft, laat dit goed komen.
Ik ging kaarsrecht zitten en pakte mijn stokjes. Een paar edelen keken ons nieuwsgierig aan. Een jonge vrouw met felle gouden ogen en lichtbruin haar sprak ons aan. Ze had een vreemd haarornament dat haar haar in een soort toren van krullen omhoog hield. Glimlachend boog ze zich naar Tess. "Wat een heerlijk eten, nietwaar?"
"Ik heb nog niks gegeten," zei Tess, starend naar haar bord. "Misschien een goed moment om daarmee te beginnen." Ze greep haar stokjes en wilde ze in haar sushi steken, maar ik kneep in haar been. Hard. Haar stokjes bleven millimeters boven de sushi zweven. Ik tilde mijn eigen op, nam een stukje sushi en stopte het in mijn mond. Ze deed hetzelfde, me een verontschuldigende grijns gevend.
De vrouw wachtte nog steeds geduldig en probeerde weer een nieuw aanknopingspunt te vinden. "Wat een exotische bediende. Zo'n haarkleur heb ik nog nooit gezien. Waar heb je haar gekocht?"
Tess tuitte haar lippen. Ik zag de radertjes in haar hersenen draaiden. Vlug zei ze: "Uh... Cass is Waternatie. Ze was superduur." Tess gebaarde nogal hulpeloos met haar handen. "Vanwege het... haar, omdat het blond is."
"Aha." De vrouw glimlachte warm. "En, bevalt ze een beetje?"
"Ja hoor, prima." Tess wierp me een blik toe. "Soms een beetje stil, maar ja, wie ben ik om te klagen."
"Ik weet een goede handelaar in Ba Sing Se." De vrouw glimlachte nog steeds plezierig, maar het viel me op dat haar ogen niet meelachten. Ze namen Tess koud en meedogenloos in zich op. "Hij heet Akhilesh. Daar komt mijn Ela vandaan, nietwaar Ela?"
Nu pas zag ik de kleine gestalte naast de vrouw. Een meisje met zandige bruine ogen, een warme karamelkleurige huid en donkere krullen. Een klein glimlachje trilde om haar mondhoeken, alsof ze bang was dat het verkeerd was, en haar adem was snel en oppervlakkig. Ze boog vlug haar hoofd.
"Ah, hallo Ela," zei Tess opgewekt. "Hoe gaat het?"
Ik kneep Tess weer. Hoe gemeen het ook was, het was niet de bedoeling dat edelen met hun dienstmeisjes praatten. Tess zou alleen maar uit de toon vallen.
Ela keek Tess alleen maar angstig aan met die grote ogen. "Of... laat maar." Tess draaide zich vlug weer naar de vrouw en glimlachte nep. "Ik zal ernaar kijken, mevrouw..."
"Noem me maar Chinatsu. Mijn naam betekent duizend zomers, wist je dat?" Ze lachte zacht en bevallig.
"Oh! Mijn naam betekent ook zomer. Of oogst. Of jager." Tess grijnsde. "Dat past wel bij een vuurstuurder, vind je niet? Ik heet Tess Chan, trouwens. Dochter van Lee Chan. Ken je die? Oh, en ga je die kip opeten?" Tess gebaarde naar de kippenpoot in Chinatsu's bakje.
Chinatsu keek Tess oprecht geschokt aan. "Wat zei je?"
Ik perste mijn lippen op elkaar en ramde mijn hiel op Tess' teen. Ze sprong bijna op en riep: "Auw!" waarna ze me een vuile blik toewierp.
Chinatsu's roze lippen gingen uit elkaar van verbazing en haar porseleinen gezichtje vertrok zich in een uitdrukking van veroordeling. "Gaat het wel goed, Tess?"
"Buikkramp," piepte Tess. "Het gaat wel over, het is niks ergs. Sorry."
Chinatsu schudde haar hoofd en boog zich weer over haar eten. Ela stond op en rende naar het buffet om een nieuwe schaal eten te halen. Terwijl ze langsliep werden Tess' ogen groot. "Oh spirits, het is zalm!" fluisterde ze opgewonden tegen mij. "Ela?"
"Natuurlijk mevrouw." Haar stem was heel hoog en ijl. Tess pikte een zalmhapje van het bord en propte het in haar mond. Een uitdrukking van ultiem genot vulde haar gezicht. Ik voelde de neiging om mijn hoofd in mijn handen te verbergen.
Na wat wel een eeuwigheid leek was het avondmaal klaar. Bedienden renden af en aan om schalen en bordjes weg te brengen. Ik genoot van de nasmaak van zeewier en jasmijn in mijn mond en schoof Tess' stoel achter haar aan. We liepen waardig tot de deur, maar toen we helemaal de hoek om waren barstte Tess in lachen uit. "Je had je gezicht moeten zien!"
Ik kon er alleen een zuur glimlachje uit krijgen. "Kom, laten we naar onze kamer gaan. Volgens mij denkt Chinatsu echt dat je gek bent. Wat natuurlijk ook zo is, maar oké."
"Het boeit mij niet wat Chinatsu vindt." Tess trok haar wenkbrauwen op. "Ze is een idioot. En waarschijnlijk kan ze niet vechten."
"Heb jij dan alleen respect voor mensen die kunnen vechten?" antwoordde ik, haar meeslepend naar onze kamer.
"Ja," zei Tess verbaasd. "Jij niet dan?"
Ik grinnikte en ontgrendelde onze kamerdeur. "Ga jij maar vast naar binnen, ik check even of Kyo en Storm er al zijn." Ik stak de gang over en klopte op de deur. Storms stem klonk: "Wie is daar?"
"Ik." Ik duwde de deur op een kier. Kyo zat op het bed met de uitgespreide kaart en Storm pakte zijn tas uit.
"Wij gaan slapen," zei ik. "Jullie?"
"Zometeen," zei Kyo afwezig. "Eerst even de kaart..."
"Veel plezier, maar ik ga." Ik zwaaide naar Storm die terug glimlachte en trok de deur dicht. In onze kamer was het al donker, behalve het kleine kaarsje naast ons bed. Ik stommelde op de tast naar het licht en trok mijn kimono, legging, ondertuniek en armbeschermers uit. Daarna trok ik alle pinnen uit mijn haar en legde ze op het nachtkastje. In mijn sarashi, een soort ondergoed, kroop ik het bed in. Het was enorm, groot genoeg voor vier personen, en het zorgde ervoor dat we helemaal uit elkaar konden liggen. Tess wilde slapen, dat wist ik. Ik zag het in haar ogen toen ze me aankeek. "Slaap lekker, Cass."
"Slaap lekker." Ik wreef in mijn ogen en ging op mij zij liggen. Tess' ademhaling werd langzamer. Ik leunde over de rand van het bed en blies de kaars uit. Het donker omringde me en ik zakte terug in de zachte lakens. Hoe graag ik ook wilde slapen, plotseling moest ik aan Yuuga denken.
Ik wist niet waarom het me nu plotseling trof. Normaal keek ik vooruit, was ik gefocust op wat er ging komen. Wat gedaan was, was gedaan. Maar...
Yuuga. Zijn zwarte krullen tegen mijn wang. Zijn gewicht op mijn schoot. Hoe zijn lippen de woorden fluisterden terwijl hij zijn schoolwerk deed.
Nu pas besefte ik dat ik hem ontzettend miste, hoe graag ik het ook had willen onderdrukken. Hij had zoveel voor me betekend. Mijn broertje, dat niemand met een vinger aanraakte.
Zelfs Yang niet. Want ik hield meer van Yuuga dan ik Yang vreesde. Als de woede en de drank weer zijn denken verdraaiden, en Yuuga ineens overal de schuld van kreeg, sprong ik ervoor, keek Yang lief aan, verzon een excuus, zei dat het mijn schuld was.
Hoe zou het met Yuuga gaan nu er niemand was om voor hem te zorgen? Niemand om hem te beschermen? Niemand om hem te helpen met het moordende gewicht van kroonprins?
Spirits, ik had hem achtergelaten bij Yang. Ik had hem verraden! Wat zou Yang zijn jonge, naïeve geest aandoen? Zou ik de Yuuga die ik had achtergelaten ooit nog terugzien?
Een ijzige hand sloot zich om mijn hart. Verraden. Ik had hem zonder woord achtergelaten in het hol van de leeuw.
Ik dacht aan zijn grote donkere ogen die me vragend aankeken en klemde mijn tanden op elkaar. Nee, nee, nee. Ik liet mijn vingers over mijn rafelige nagelriemen glijden, de losse stukjes huid, half geheeld. Vertwijfeld rukte ik een velletje eraf. In het donker voelde ik bloed opwellen. Vlug stopte ik de vinger in mijn mond.
Oh god. Wat had ik Yuuga aangedaan? In welke hel zou hij zijn terechtgekomen nu ik, Yangs trots, weg was? Yuuga's grote zus, die altijd zo perfect had geleken, had landverraad gepleegd. En nu moest hij in zijn eentje alle taken op zich nemen. Ik wist bij uitstek hoe verstikkend de rol van oudste koningskind was. Hij was mijn anker geweest. Maar nu was ik er niet om zijn anker te zijn. Wat als ik terug zou komen en hij me zou haten? Wat als Yang hem met zijn gruwelijke straffen gebroken en lusteloos had gemaakt, een marionet bestuurd door mijn pleegvader? Of erger, wat als hij dood was?
Ik kreeg eindelijk met mijn nagels grip op het randje bij de nagelriem van mijn duim en trok het langzaam eraf, met glazige ogen door de pijn heen starend. De smaak van bloed vulde mijn mond, de leegte vulde mijn hoofd.
Ik leunde achterover in de kussens en stopte vlug mijn duim ook in mijn mond. Ik moest dit niet doen. Ik verpestte mijn vingers. Nian zou...
Nee, Nian zou helemaal niets. Want Nian was weg en ik verdiende het.
Ik kneep mijn ogen stijf dicht en telde tot tien, luisterend naar Tess' diepe ademhaling. Tot laat in de nacht lag ik wakker en staarde naar het plafond.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro