Hoofdstuk 15: Op naar de Aardenatie
Waarin we slapen in Tess' huis en weer verder reizen, ditmaal op zoek naar Yoru
Tess' tuin bleek een achterpoort te hebben. Heel voorzichtig opende ze de aanstootgevend luid krakende poort en liep op haar tenen naar binnen. Het grind knerste toen Storm per ongeluk vergat op het gras te lopen en zijn lompe voeten op het pad zette, maar niemand leek het te horen. Het was zo donker dat ik bang was dat ik over iets zou struikelen. Een steen, of een tak. Bij elke stap tilde ik mijn been zorgvuldig op.
Stilletjes liepen we door de kale tuin naar de achterdeur van het huis. Ernaast was een buitentrap die naar de eerste verdieping liep. De houten buitentrap kraakte ook, maar het huis was nog steeds stil en donker.
Tess opende de deur naar de eerste verdieping en ineens overspoelde licht het kleine platform waar we stonden. Ik zag dat de trap nog hoger ging, maar het was nu niet de tijd om te gaan ontdekken. We liepen de gang in die ik zo herkende van eerder vandaag. Tess opende haastig de deur naar haar kamer en duwde ons naar binnen. "Vlug, voordat de huishoudster jullie ziet."
Even stonden we in het donker. Tess maakte een vlam in haar hand en stommelde in het flakkerende, roodachtige licht rond op zoek naar een lamp. "Hebbes," mompelde ze en ze stak hem aan. Ineens was de kamer vervuld met warm licht.
Storm moest grijnzen toen hij de ravage op de grond van de kamer zag. "Nog altijd even rommelig."
"Hou jij maar effe je mond," zei Tess bot. Ze schoof met haar voet boeken en kleding opzij en liep naar haar kast. "Sorry, maar ik heb alleen yogamatjes waarop jullie kunnen slapen. Die trouwens nog nooit zijn gebruikt. Gekregen van tante Xilian." Ze trok een gezicht. "Ze had me beter nog een dummy kunnen geven."
Ik keek naar de geblakerde, met roet bedekte dummy die middenin haar kamer stond. "Ik zie wat je bedoelt. Maar Kyo en ik hebben onze eigen matjes bij ons."
"Nou, dan moet alleen Storm op een yogamatje," zei Tess vrolijk. Ze keek Storm vol leedvermaak aan. Hij gromde iets en nam met zijn grote handen het dunne yogamatje aan. "Hier pas ik nog niet eens op."
"Wil je mijn matje?" bood ik aan. "Ik ben kleiner."
"Nee joh, hoeft niet." Hij glimlachte. "Ik red me wel."
"Weet je het heel zeker? Het kan mij echt niets schelen waarop ik slaap."
"Cass," zei Kyo geïrriteerd. "Ga niet de goede persoon uithangen."
Ik keek hem gekwetst aan. "Ik bied alleen mijn hulp aan!"
"Jij bent niet gewend aan zulke matjes en je vindt het wel vervelend," zei Kyo hooghartig.
"Nee, dat vind ik dus niet. Serieus niet!" Ik keek hem smekend aan. Waarom geloofde hij me niet? Ik vond de vriendschap met een persoon duizend keer belangrijker dan een dikker matje.
Kyo schudde zijn hoofd alsof hij medelijden had met mijn waanzin. "Denk je, prinsesje? Ik kan me niet voorstellen dat jij, na al die jaren luxe..."
Ik drukte woest mijn nagels in mijn handpalmen, de tranen tegenhoudend. Dat was zo gemeen! Waarom moest hij me telkens herinneren aan Yang en Nian? Het was echt geen paradijs geweest! Waarom zei hij dat soort dingen? Merkte hij gewoon niet dat het kwetsend was of deed hij het expres? Vlug draaide ik me om zodat niemand mijn van woede en schaamte trillende lippen kon zien en haalde diep adem. Ik mocht niet huilen voor hen. Waarom huilde ik om zoiets kleins? Ik was gewoon te gevoelig. Ik haalde nog eens diep adem en de tranen verdwenen weer.
Ik begon met afgewende blik mijn matje uit te rollen. "Oké, dan niet. Ik slaap wel op deze."
"Prima," glimlachte Storm. "Lief aanbod trouwens."
"Spirits nog aan toe, wat is er tussen jullie twee aan de hand?" flapte Tess eruit. "Kyo en Cass?"
"Hoe bedoel je?" zei Kyo schijnheilig.
"We zijn allemaal moe," zei ik verontschuldigend. "Vooral Kyo, in dit geval." Ik zag hem opkijken en voegde er haastig aan toe: "Grapje, grapje, Kyo!"
Hij ontspande weer en begon zijn matje ook uit te rollen. "Weet je zeker dat dit mag van je ouders?" vroeg Kyo aan Tess. "Komen ze niet kijken voordat je slaapt of iets dergelijks?"
"Pleegouders," verbeterde Tess, terwijl ze haar matras van haar bed rukte en op de grond liet vallen. "En nee, dat doen ze niet. Dat weet ik honderd procent zeker."
Ik rolde ook mijn slaapzak uit en kroop met kleding en al naar binnen. De zachte warmte omhulde me. Ik zuchtte en liet mijn schouders ontspannen. Het constante samenzijn met mensen at me vanbinnen op. Ik wenste dat ik op mijn oude kamer was, met een stapel boeken. Opgekruld in mijn warme stoel, weggedoken in de vachten, het enige geluid het ruisen van de fontein en de watervallen, terwijl mijn geest met spirits danste en verre reizen maakte.
Ik maakte nu een verre reis, besefte ik. Ik was mijn droom aan het waarmaken. Plaatsen zien, mensen ontdekken. Alleen had ik dan gezelschap. Kyo, op zijn sarcastische, zelfverzekerde manier. Tess op haar eerlijke, enthousiaste manier die op een of andere manier met me resoneerde. Storm op zijn zorgzame, lieve en toch stoere manier. We waren een team en ik zou zorgen dat we een team bleven. Wat er ook gebeurde. Wat het me ook zou kosten.
Tess sprong op en doofde de lantaarn die op het bureau stond. "Slaap lekker allemaal. Tot morgen!"
"Slaap lekker," zei ik zacht.
"Slaap lekker. Hoe laat morgen?" vroeg Storm.
"Wat zou je zeggen van... zeven uur?" zei Kyo plagerig.
"Oh nee..." kreunde Storm. "Dat was een grapje, toch?"
"Nope." Kyo draaide zich om in het donker. "We moeten tempo maken. Yoru wacht op ons."
Ik sloot mijn ogen en liet mijn gedachten afdwalen. Het werd helemaal stil, maar ik kon niet slapen. Ik dacht aan morgen. We zouden weer verder reizen. Onze volgende bestemming was Omashu, waar Yoru met haar familie woonde. Hoe zou het gaan met Yoru? Kyofu's dood was ongetwijfeld een klap voor haar geweest, maar dat was ook al weer twee jaar geleden.
Hoe zou Yoru reageren als we haar vertelden dat we zusjes waren? Zou ze me nog steeds haten?
Een ijzige hand sloot zich om mijn hart. We hoorden bij elkaar te zijn, als drieling. Ik was klaar om haar te vergeven. Ik wilde niet op slechte termen zijn met mijn zusje. We waren nog kinderen geweest, kinderen die altijd te snel oordelen. Maar zou zij ook klaar zijn om mij te vergeven? Wat als ze niets met me te maken wilde hebben? Wat als zij alleen met Tess om zou gaan en ik er niet bij zou horen?
Ik dacht aan de pluizige krullen en droevige ogen. Het spijt me zo, Yoru. Het spijt me in het diepst van mijn hart. Ik wilde je nooit kwetsen. Je bent mooi en sterk en je hebt zo veel meegemaakt. Ik mocht niet oordelen over je voordat ik wist hoe het was om in jouw schoenen te staan.
"Slapen jullie al?" fluisterde Tess.
"Nee," fluisterde ik terug. Ik kroop in mijn slaapzak een stukje naar Tess toe. "Wat is er?"
"Niks, ik ben gewoon nog wakker." Tess zuchtte diep. "Kyo? Storm?"
Er kwam geen antwoord. "Ik denk dat ze slapen," fluisterde ik.
"Mooi," zei Tess. Ze zuchtte. "Kom op, nu wordt het tijd om echt te vertellen waarom jij en Kyo de hele tijd ruziën."
"We ruziën niet- oké, misschien een beetje." Ik wreef in mijn ogen, proberend om de slaap te verdrijven. Fysiek was ik moe, maar ik wilde graag nog even praten met Tess. "Ik weet niet waarom, maar hij plaagt me de hele tijd. Al sinds hij me ophaalde uit de Waternatie. Meestal is het grappig en het geeft het wat uitdaging, maar..." Soms was het gewoon teveel, wilde ik toevoegen. Soms nam ik het te persoonlijk. Zou Kyo dan toch gelijk hebben met dat ik een kwetsbaar prinsesje was dat nergens tegen kon? Dat ik mijn hele leven alleen maar complimenten had gekregen?
Tess gaf geen antwoord, maar zei uit het niets: "Ik ken Storm al best lang, nu ik eraan denk."
Plotseling dacht ik weer aan de jongen in het eerdere visioen toen Tess' arm uit de kom was gegaan, de blonde met de vurige ogen. "Waar is Mitsan dan? Die zag ik in het andere visioen."
"Het is grappig, want Mitsan is vanuit hier naar de Luchtnatie gegaan, terwijl Storm juist uit de Luchtnatie naar de Vuurnatie is gegaan." Tess snoof. "Mitsan heeft niet eens goedendag gezegd, ik hoorde het van zijn vrienden. Maar ach... Ik vind het helemaal niet erg dat hij weg is."
"Oh." Ik sloot even mijn ogen. Heel even maar. "Zou je willen vertellen waarom?"
"Gewoon, hij was vervelend." Ik hoorde het geritsel van Tess' dekens. Even was het stil.
Mijn ogen wilden niet meer opengaan. "Ik ga slapen, goed?" fluisterde ik. "Ik ben echt moe."
"Tuurlijk," antwoordde Tess. "Slaap lekker."
"Jij ook." Ik trok de dekens over me heen en liet me opslokken door het donker. Vrijwel meteen zonk ik weg in een diepe slaap.
————
Ik werd als eerste wakker. Het was nog bijna helemaal donker in Tess' kamer. Toen mijn ogen het weinige licht gewend waren keek ik rond.
Tess snurkte heel zachtjes, een soort van schattig piepje. Ze lag languit uitgespreid op haar bed. Storm mompelde iets en Kyo lag doodstil met gesloten ogen in zijn slaapzak, zijn haar ontploft door het vele ronddraaien in de nacht. Het was een vredig gezicht.
Het enige wat ik hoorde was het tikken van het kleine rode klokje in de hoek. De vloerplanken kraakten toen ik overeind kwam. Ik begon zo zacht als ik kon mijn spullen in mijn tas te stoppen. Ik kon er niet tegen dat mijn spullen helemaal verspreid lagen; ik werd er onrustig van. Ik zag mezelf helemaal niet als opgeruimd, integendeel: zonder mijn dienstmeisjes was mijn kamer in het paleis ongetwijfeld een ravage geweest. Maar bij ruimtes die niet volledig van mezelf waren moest ik het opgeruimd houden. Het was een rare drang.
Ik zuchtte en begon mijn slaapzak en matje op te rollen. Volgens het klokje was het tien voor zeven, ongewoon vroeg. Normaal was Kyo degene die me wakker maakte. Over tien minuten zou ik ze allemaal wakker maken, beloofde ik mezelf. Ik kleedde me aan en liep naar het raam.
Heel voorzichtig trok ik de gordijnen een kiertje open en opende het raam. Ik keek uit over de rode daken en pleinen. Vroege marktkoopmannen en -vrouwen bouwden hun kraampjes op. Buiten het raam, in de esdoorn, zong een lijster zijn zoete ochtendlied. Trillilu-tu-tu-tuwiet. Trillilu-tu-tuwiet. Ik genoot van het geluid en van de zachte lentewind op mijn gezicht, die de geur van bloesem meebracht.
Ik bedacht hoe mooi de ochtend was. Hoe vaak had ik die serene, ongehaaste sfeer gemist? De loomheid, het langzame ontwaken van de stad?
"Nu al wakker?"
Ik schrok op. Kyo's donkere ogen namen me op. "Normaal ben ik altijd de vroegste."
"Ik denk dat vandaag gewoon naar me riep," antwoordde ik zacht. "Het is een schitterende dag."
Hij kwam naast me staan en keek ook naar buiten. "Het ruikt lekker."
"De bloesem. Ik denk dat het Kersenbloesemfeest er al bijna aankomt," glimlachte ik. Ik had ooit gelezen over het Kersenbloesemfeest. Het leek me heerlijk, picknicken onder de pastelroze bomen, tussen de dwarrelende bloemblaadjes. "Vieren ze dat hier?"
"Natuurlijk. Dat vieren ze overal, behalve in de Waternatie. Zoals gewoonlijk moest jij weer afwijken." Hij porde me speels tussen mijn ribben. Ik klapte giechelend dubbel en probeerde hem terug te duwen. Mijn lach echode over de daken.
"Urgghh..." Tess was wakker. Althans, bijna wakker. "Is het al zeven uur?"
"Het is twee voor zeven," zei Kyo. "Goeiemorgen slaapkopjes."
Storm kreunde ook en rolde om. "Ik haat je."
"Dat zal ik maar niet verkeerd opvatten," glimlachte Kyo. "In ieder geval, ik jou ook."
"Goeiemorgen Storm en Tess," lachte ik. "Klaar om te gaan reizen?"
Tess keek me met slaapoogjes aan. "Kun je de gordijnen open doen?"
Ik trok de gordijnen open. Tess gilde en schermde haar ogen af. "Niet zo snel! Langzaam, zodat ik kan wennen!"
"Stel je niet aan," grijnsde Kyo. "Je moet uiteindelijk toch je bed uit. Hey, Cass, je hebt al ingepakt!"
Ik knikte en begon Tess te helpen met het bijeenzoeken van haar sokken. "Kyo, we hebben nog eten nodig. Zal ik het voor ons halen? Ik ben al klaar."
"Goed idee. Wij blijven gewoon hier en pakken alles in." Kyo had zijn matje al opgerold. "Hier is de geldbuidel. Zou je een nieuwe tent voor Storm en Tess willen kopen? En extra thee en rijst. Oh, een stoommandje zou ook fijn zijn. De oude is kapot, weet je nog?"
"Ja. Is goed, ik zal alles kopen. Ik ben in een halfuurtje terug." Ik stond op. "Kan ik mijn tas hier laten?"
"Tuurlijk. Ga nou maar," zei Storm.
Ik opende de deur en keek voorzichtig heen en weer. Er was niemand te zien. Stilletjes trippelde ik over de gang naar de deur waar we gisteren doorheen waren gekomen. Toen ik hem opende stond ik plotseling oog in oog met twee kleine kinderen. Een tweeling. Ze hadden allebei gitzwart haar, eentje in een bob en de andere in twee staartjes, en grote gouden ogen, waarmee ze me nieuwsgierig aankeken. Ik schatte ze op zeven jaar.
"Oh, hallo," zei ik zoetjes, mijn uiterste best doend om mijn hartslag onder controle te houden.
"Wie ben jij?" vroeg het meisje met de staartjes brutaal.
"Een vriendin van Tess," antwoordde ik vlug. "En jullie?"
"Ik ben Yeh-Lu en dat is Ikemi," zei het meisje vlot. Ikemi trok aan haar mouw. "Lulu, kijk haar haar. Het is goud!"
"Boeiend, ze is een indringer," zei Yeh-Lu strijdlustig.
"Ze is een godin!" riep Ikemi uit. Ik trok mijn wenkbrauwen op en bloosde. Blijkbaar had het meisje veel fantasie.
"Boe-iend!" riep Yeh-Lu uit. "Jij met je verzinsels!"
"Ze is een vriendin van Tess!" riep Ikemi uit. "Dan moet ze wel een godin zijn, want Tess heeft geen vriendinnen."
"Oh nee?" zei ik geamuseerd. "Nou, het is een eer om de eerste te zijn. Mag ik erlangs?"
"Tuurlijk." Yeh-Lu zette een stap opzij en draaide zich weer om naar Ikemi. Met een bestraffende stem zei ze: "Ikemi, we moeten het echt eens hebben over die verzinsels van jou."
"Nou moet je ophouden!" sputterde Ikemi.
Ik sloot glimlachend de deur en liep de trap af. Ik hoorde hun gekibbel wegsterven in de verte.
Schattig.
De poort van de tuin kraakte toen ik hem opendeed. In het ochtendlicht zag de hele tuin er anders uit. De muur was overgroeid met klimplanten en er stond een oude fontein op het gras, die bedekt was met mos en waar alleen nog een zielig straaltje water uitkwam. De poort was beschilderd met rode afbladderende verf en het ijzer van de hendel was zo oud dat er vlokken roest afvielen toen ik hem naar beneden drukte. Het huis was ooit vast heel mooi geweest, maar nu was het alleen maar oud. Blijkbaar stopte Lee Chan zijn geld liever in andere zaken.
Vlug liep ik over straat, zoekend naar winkels. Ik wilde liever niet naar de markt, waar het zo druk was, maar ik wilde ook niet aan iemand vragen waar de winkel was. Het was fijner om gewoon te lopen, mijn intuïtie volgend. Wat had ik ook alweer nodig? Een tent, thee, rijst en een stoommandje. De thee, rijst en het stoommandje zou ik vast wel ergens bij een toko kunnen vinden, maar de tent was waarschijnlijk een ander verhaal.
Eindelijk vond ik een winkeltje. "Uw kruidenier - alle dagelijkse producten die u nodig heeft" stond er op de gevel. Het huisje was smal en drie verdiepingen hoog, met een uithangbord waarop twee rijststengels stonden die elkaar kruisten. Hij was open, gelukkig.
Ik opende de deur en een belletje ging af. Een jonge lange vrouw keek op bij de toonbank. "Wat kan ik voor je doen?"
"Heeft u misschien drie pond rijst? En een zakje jasmijnthee, graag. En als laatste, heeft u misschien ook stoommandjes te koop?"
"Natuurlijk." De vrouw liep naar de schappen en wees naar een aantal bamboe stoommandjes. "Welke wil je?"
"De kleine, graag." Ik pakte mijn geldbuidel.
De vrouw liep naar een vat en gooide een paar scheppen rijstkorrels in een zak. Ze woog het en maakte het zakje dicht. Daarna pakte ze een zakje thee en legde alles naast het stoommandje. "80 yuan, graag. Tasje?"
"Ja graag." Ik legde de muntjes op de toonbank en nam het papieren tasje aan, dat versierd was met het embleem van de kruidenier. "Bedankt!"
"Jij ook, en fijne dag!" glimlachte de vrouw. Ik liep vlug naar buiten en ademde diep uit. Oké, dat had ik. Nu nog een tent.
Gelukkig vond ik al gauw wat ik zocht. Om de hoek was een reiswinkel die van alles, van kaarten tot laarzen, verkocht. Ik moest even aan Kyo denken toen ik de kaarten zag. Zou ik er een voor hem kopen? Nee, we hadden al een kaart. Maar nog niet van de Aardenatie.
Even twijfelde ik. Toen pakte ik het ding gewoon en liep naar de toonbank. Een cadeautje. En als hij er niet blij mee was zou ik zelf een manier vinden om het geld terug te geven.
Er stond een dikke man met een rode hoofdband achter de toonbank. "Kan ik je helpen?"
"Nee bedankt, ik kijk nog even rond." Ik glimlachte naar hem en bekeek de naamkaartjes en beschrijvingen bij de tenten. Vierpersoons. Zespersoons. Ah, tweepersoons. Ik pakte het bundeltje rode stof. "Deze graag."
"Natuurlijk." De man pakte de tent van me over en scheurde het naamkaartje eraf. "Samen met de kaart wordt dat 200 yuan."
Ik overhandigde hem het geld en stopte de kaart in mijn tasje. De tent droeg ik onder mijn arm. Ik zei de man gedag en ging de winkel uit.
Hoe laat zou het zijn? Op de automatische piloot liep in terug naar Tess huis. Een edele op een struispaardenkoets passeerde me. De koets was schitterend, versierd met bladgoud en ornamenten.
Ik bewonderde de felle struispaarden voor de koets, waarvan de veren glansden en de ogen me intelligent aankeken. Klepperend over de kinderkopjes hobbelde de koets voorbij.
Ik keek de koets met een zucht na. Toen ik opkeek, besefte ik ineens dat ik geen flauw idee had waar ik was.
Spirits, deze stad ook! Alles leek zo op elkaar!
Ik haalde diep adem en pijnigde mijn hersenen. Kom op, waar was ik de fout ingegaan? Maar ik kon het niet bedenken. Mijn hoofd bleef leeg.
Uiteindelijk begon ik maar weer te lopen. Als ik iemand zag, kon ik het vragen. Mijn voetstappen echoden tussen de huizen en mijn schouders begonnen pijn te doen van het onverdeelde gewicht. Ik liep met mijn hoofd gebogen, mezelf keer op keer bestraffend omdat ik zo mijn aandacht had laten verslappen.
Ik ging de hoek om en plotseling waren de keitjes bedekt met roze bloemblaadjes. Verbaasd keek ik op, en wat ik zag deed mijn hart verstillen.
Overal stonden bloesembomen, weelderig in bloei. Duizenden, miljoenen blaadjes dwarrelden langzaam naar beneden en vulden het tapijt op de grond aan. De geur was overweldigend; zoet en bedwelmend. Ik hoorde het gezoem van honderden insecten die zich tegoed deden aan de heerlijke nectar.
Ik bleef doodstil staan. Wat verlangde dat ik dit moment kon vastleggen! Ik wenste dat ik mijn schetsboek bij me had. Het tafereel was te mooi om zomaar te laten gaan. Nu zou ik het in mijn hoofd moeten bewaren.
Ik strekte mijn hand uit en ving een paar van de bloempjes. Ik klemde mijn vingers dicht, voorzichtig zorgend dat er nog ruimte tussen zat zodat de blaadjes niet geplet werden, maar er ook niet uit konden vallen. Ik hees de tentzak hoger op mijn rug en liet het papieren tasje naar mijn elleboog glijden, zodat mijn handen vrij waren. Vervuld van verwondering liep ik door de straat, langs de schitterende bomen. Het was zeker niet minder bedwelmend, als niet meer, dan iedereen het in boeken altijd beschreef.
Eigenlijk wilde ik niet weg, maar ik moest wel verder. Ik was vast al veel te laat, en Kyo zou er niet blij mee zijn. In ieder geval had ik het cadeautje om hem om te kopen. Ik zuchtte, ademde nog een keer diep in alsof ik de geur voor altijd wilde vangen, en begon door te lopen.
Ik had nog steeds geen flauw idee waar ik heenging. Op een gegeven moment kwam ik een jongen tegen met een pet op, die lui tegen een muur hing.
"Hey, ik ben verdwaald. Zou je me kunnen vertellen waar Lee Chan woont?" vroeg ik voorzichtig.
Hij hoorde me niet, of deed alsof. "Hey!" zei ik.
"Waarom zou ik dat doen?" vroeg de jongen arrogant. Hij keek me vuil aan.
"Omdat ik het je vraag? Weet je, dat heet aardig zijn," zei ik licht sarcastisch.
Hij gromde en duwde zichzelf omhoog. "Als ik jou was zou ik maken dat ik wegkwam."
"Oké, ik ga al." Ik zette een stapje achteruit en draaide me om. Iets in de atmosfeer veranderde en ik sprong net op tijd opzij. De jongen had uitgehaald met zijn vuist en verloor nu zijn evenwicht. Hij viel bijna, maar net niet.
Ik zuchtte diep. Hier had ik echt geen zin in. Ik had zware tassen bij me en ik was te laat.
"Luister," begon ik.
"Nou moet jij eens luisteren," gromde hij. "Je gaat precies doen wat ik zeg-"
"Ga ik dat?" Ik dook opzij toen hij schopte. "Ik weet het niet, liever niet eigenlijk. Ik heb haast, zie je."
Hij rende op me af en wilde me tegen de muur pinnen, maar mijn reflexen grepen in en ik schopte hem met een achterwaartse tegen zijn slaap. Alle bloemblaadjes vielen uit mijn hand en bestrooiden de grond. Spirits, had ik mijn bloemblaadjes aan deze idioot verspild. Zonde.
De jongen lag bewusteloos op de grond.
"Sorry," zuchtte ik. "Eigen schuld."
Ik keek rond. Dag, weg naar huis. Nu moest ik weer een nieuw persoon gaan zoeken.
Plotseling merkte ik de muur op waar hij tegenaan had geleund, en ik herkende hem ergens van.
Even was mijn brein in de war. Wat was hier gebeurd? Toen besefte ik plotseling dat ik de hele tijd pal naast het huis had gestaan. Ik kon mezelf wel slaan. Natuurlijk! Die rode tegeltjes, de klimplanten...
Ik verwenste mezelf en begon langs de muur te lopen. Het was een groot huis met een wijde, uitgestrekte tuin, en het kostte me een paar gehaaste minuten om bij het o zo bekende achterpoortje te komen. Toen ik hem opendeed stonden Kyo, Tess en Storm er alledrie al. Kyo had zijn armen over elkaar geslagen. "Zo, prinses. Jij hebt lekker de tijd genomen."
"Ik was verdwaald." Ik keek Kyo niet aan terwijl ik de tassen overhandigde. "Ik heb alles gevonden." Ik besloot de kaart nog even geheim te houden. Hij leek niet echt in de stemming ervoor.
"Hier is je tas." Tess gaf me de blauwe, met bont gevoerde rugzak. De matjes waren er al bovenop gebonden.
"Bedankt." Ik nam hem aan. "Sorry dat ik zo laat ben. Het was niet de bedoeling."
"Je had ook gewoon mijn kaart kunnen meenemen," zei Kyo verongelijkt.
"Ja. Sorry." Ik hees mijn rugzak op mijn rug. "Het is gebeurd, oké? Zullen we gaan?"
"Goed idee," lachte Storm.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro