Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 10: Land in zicht

Waarin Tess steeds dichterbij komt

"O wauw," verzuchtte ik.

Voor ons strekte de Vuurnatie-havenstad Jinlong zich uit. Hij was enorm, groter dan elke stad die ik tot nu toe op onze reis had gezien. Hij was gebouwd tegen een enorme berg. De grote houten huizen met hun omkrullende rode daken, die kunstig versierd waren, leken bijna onmogelijk steil tegen de bergwand op te klimmen. Bij het stadhuis, een enorm gebouw met dubbele punten aan zijn daken en draken die in de balken waren gebeiteld, stond de vlag van de stad: een gouden draak die in zijn eigen staart beet op een rode achtergrond.

Wat dichterbij, bij de steigers, dreven honderden enorme zeilschepen, drie keer zo hoog als ons bootje en met drie keer zo veel zeilen. De rode Vuurnatie-vlaggen flapperden in de toppen van hun masten. Daarachter, op de kade, stonden duizenden kraampjes.

Mannen en vrouwen schreeuwden: "Mooi katoen! Heerlijke pepers! Schitterende kettingen voor uw vrouw!" De menigte van rood en zwart krioelde als mieren om de kraampjes heen, onderhandelend en biedend.

Onze boot bleef doorvaren met een flink tempo. We hadden de hele tijd ruime wind gevaren, wat betekende dat de wind bijna recht in ons zeil blies, en we voeren recht op de schitterende stad af.

Kyo glimlachte om mijn enthousiasme. "Kom, Cass, we gaan gijpen."

"Wat?" Ik keek hem verbaasd aan. Gijpen was overstag gaan, maar dan als je met de wind mee voer. Maar waarom gijpen? We voeren recht op de haven af!

"Doe het nou maar gewoon," zei Kyo ongeduldig. "Had je al bedacht dat we zo het land in moeten en de boot moeten achterlaten? Want ik ben niet van plan om helemaal rondom de Vuurnatie te gaan varen naar de andere kant. Dat kost ons weken."

Daar had ik heus wel over gedacht. "Weet ik," zei ik verongelijkt. "Maar waarom laten we de boot dan niet gewoon in de haven?"

"Het havengeld, suffie," snauwde Kyo. "Weet je hoeveel het kost om daar drie, vier weken te blijven liggen?"

"O." Ik liet mijn schouders zakken. "Niet aan gedacht. Dus we krijgen Jinlong niet te zien?"

Kyo gromde iets onverstaanbaars wat leek op: "We zijn verdomme geen toeristen! Ga je nog gijpen? Het roer is al gewend."

Ik zuchtte diep en liep naar de giek. "Klaar?"

"Jep," brulde Kyo terug.

"Bukken!" Ik trok een touwtje los en de giek klapte met duizelingwekkende snelheid over me heen naar de andere kant. De boot begon het laatste stuk te draaien en voer nu op een punt ver rechts van de haven af.

In de weken op zee had Kyo me leren zeilen. Hij was misschien niet de meest geduldige of zachtaardige leraar, maar hij kon goed uitleggen en algauw vertrouwde hij mij het zeil toe, terwijl hij het roer deed. Het zeilen ging effectief en moeiteloos nu we allebei onze taak wisten.

We stevenden op een inham in de kust af. De kust bestond uit enorme rotsblokken, die wel door spirits opeengestapeld leken te zijn, zo groot waren ze. Tussen de rotsen waren grotten en gaten uitgeslepen door de zee. Alle rotsen hadden boven het water een rand van groene algen. Dat was vast doordat het tij af en toe hoger stond, bedacht ik. Wat was de Vuurnatie toch schitterend: extreme natuur, variërend van parelwitte stranden tot woeste gebergten.

Kyo blies ongeduldig een paar windstoten in het zeil. "We zijn er bijna. Ik stuur hem tussen die rotsformaties door." Hij liep naar het roer en trok het naar hem toe. We voeren langzaam de inham in.

Jinlong was verdwenen achter een rotspartij. Nu zag ik alleen nog naaldbomen, zoals ceders en ginkgo's, en enorme mossige rotsen die scherp uit het water, en later het strand, oprezen.

"Als we de boot hier achterlaten, moeten we hem verstoppen," zei Kyo nadenkend. "Zie jij een goede grot?"

Ik speurde rond. Aan onze linkerzijde zag ik een groot gat tussen twee rotsen van tientallen meters hoog. Onder het wateroppervlak zag ik zand. Misschien was het een beetje ondiep, maar het moest kunnen. "Die daar?"

"Als jij hem het zand op kan sturen. Lukt dat?"

"Vast wel."

"Mooi. Oké, ik blaas hem die richting op." Kyo trok aan het roer en blies weer een enorme windstoot in het zeil. De spleet tussen de rotsen kwam steeds dichterbij, tot we er ineens tussen zaten. De blauwe hemel was weg. Boven ons was rots, naast ons eerst zand en daarna ook de muren van de grot. Het enige licht kwam van de kant waar we naar binnen waren gevaren.

De boot liep met een schok vast in het zand. Ik sprong naar beneden. Mijn voeten landden in koel water tot enkelhoogte. Ik liep naar de achterkant van de boot.

Langzaam trok ik het water omhoog. De boot steeg ook mee. Ik verzamelde al het water dat ik kon voelen om me heen in een enorme golf achter de boot.

"Kyo, ben je klaar?"

"Ga!"

Ik liet het water los en de boot schoot naar voren. Hij botste net niet tegen de achterwand van de grot. Al het water ebde weer weg en liet de boot op een droge zandbank achter.

Opgelucht rende ik weer naar voren. "Hij ligt vast hoor!"

Kyo sprong ook naar beneden. Zijn voeten spetterden in het ondiepe laagje water. "Daar zijn we dan. De Vuurnatie." Hij strekte zijn armen weids uit. Ik zag door het gat van de grot de bergen opdoemen, vaag en blauw. Daar zouden we overheen moeten. Het was er kaal, ijskoud, gevaarlijk en verlaten. Geen leuke, levendige havenstadjes meer, alleen woeste, ongerepte natuur.

Ik zuchtte. "Ik wou dat we Jinlong nog even hadden kunnen bezoeken."

"Hou jij maar even je mond," zei Kyo.

————

De zon brandde ongenadig, maar in de lange schaduw van de cederbomen was het koel. Kyo had de kaart uitgespreid en ik zat op mijn knieën naast hem. Overal om ons heen klonk gezoem, waarschijnlijk van alle insecten.

Ik zuchtte en leunde achterover tegen één van de grote rotsen. Ik liet het blauwe steentje aan mijn ketting om en om draaien in mijn vingers. Vanbinnen was de steen gebroken, als ijskristallen of gebarsten glas. Maar vanbuiten was hij glad en koel en diepblauw. Het voelde vreemd kalmerend om mijn vingertoppen over het oppervlak te laten glijden.

"We zitten dus hier." Kyo drukte zijn vinger op de kaart. "We gaan lopen... daarheen... over de bergen... en hier is de vulkaankrater, de caldeira. Zie je dat er in de caldeira een stad is gebouwd? Daar ergens woont Tess. In het midden van de caldeira staat alleen het paleis van de Vuurheer."

"Hoe hoog zijn die bergen?" vroeg ik voorzichtig.

"Hoog." Kyo trok zijn wenkbrauwen op. "Drieduizend, vierduizend meter? Ik weet het niet."

Ik keek hem geschokt aan. "Hoe gaan we dat in spiritsnaam overbruggen?"

"We hebben alles." Hij keek me recht aan. "Warme kleren, eten en drinken."

"En waar slapen we dan?"

"We maken een tent van het zeil. Dat wil zeggen, jij maakt een tent van het zeil. Ik neem aan dat jij als vrouw goed kunt naaien?"

Ik keek hem vermoeid aan. "Moest je dat nou echt zeggen?"

"Het is waar."

"Nee, het is niet waar." Ik beet kwaad op mijn lip en wierp hem een boze blik toe. Vlug probeerde ik van onderwerp te veranderen om weer een nutteloze ruzie te voorkomen. "Oké, een tent hebben we ook. Maar wat gaat er dan met de boot gebeuren?"

"We laten hem hier staan. Als ik jou en je zusjes heb afgezet in de Luchttempel ga ik terug met mijn vliegende bizon en een extra zeil en haal de boot op."

Hij had werkelijk aan alles gedacht. "Hoeveel sneeuw is er ongeveer in de bergen?"

"Eerst gaan we door de velden, zoals je daar bovenaan de rotsen ziet, met af en toe een bos en vooral veel gras. Daarna wordt het landschap kaler, met rotsen en steeds minder bomen. Uiteindelijk moeten we echt gaan klimmen. Er is een heel korte pas door de bergen, maar hij is erg smal. Toch doe ik dat liever dan de langere weg. We hebben haast. We weten niet of Yang weet dat wij de avatar zijn."

Ik knikte. Dat was waar. Om eerlijk te zijn, ik was nog steeds bang voor Yang. Ik wilde hem echt niet weer tegenkomen. Hoe boos zou hij wel niet zijn? Waarschijnlijk zou hij proberen me te vermoorden, zelfs als hij niet wist dat ik de avatar was, wat het meest waarschijnlijk was.

"Op het hoogste punt van de pas zijn vaak sneeuwstormen en lawines. In de vroege lente is er ook nog eens risico op overstromingen. Maar ik neem aan dat jij met je elementenkrachten daar wel tegen kunt, nietwaar?" Kyo keek me strak aan.

"Natuurlijk," zei ik kalm.

"Oké, mooi." Waarom leek het alsof hij me de hele tijd zat te testen? Alsof ik moest bewijzen dat ik inderdaad goed genoeg was om de avatar te kunnen zijn?

Natuurlijk werd ik nooit vrijgesteld van de verwachtingen van anderen, bedacht ik. Ik kon niet zomaar verwachten dat buiten de paleismuren iedereen ineens ontzettend aardig zou zijn. Iedereen bleef altijd verwachten.

Zoals dat ik nu van Kyo verwachtte dat hij geen verwachtingen voor mij had, ironisch genoeg.

De enige manier om er vanaf te komen was om niet meer te geven om wat anderen dachten. Maar ik gaf er wel om, protesteerde mijn brein, het was deel van mij. Ik wilde niet afstandelijk en eigenzinnig worden.

Nou, dan niet dus. Dan moest ik niet klagen om die verwachtingen. Want ik wist dat ik er zelf ook van genoot om anderen te verbazen.

"Je staart weer." Kyo gebaarde met zijn hand voor mijn ogen. "Aarde aan Cassandra! Je hebt weer die blik alsof je over alle rampen van het universum zit te filosoferen."

Ik keek hem verveeld aan. "Stop maar, Kyo."

"Meen je dat?" Hij kwam glimlachend overeind en keek me aan met die bruine ogen. Ze waren niet egaal en mat, maar gespikkeld met duizenden warme bruinen. Als ik heel goed keek kon ik zelfs een paar gouden vlekjes ontdekken.

Het was even stil. Ik voelde mijn wangen warm worden. "Umm... Laten we naar binnen gaan en onze spullen pakken."

"Goed idee." Hij sprong soepel overeind en rende over het strandje naar de grot. Ik volgde iets langzamer, nog verward door die blik in zijn ogen.

————

"Rijst, zout, crackers, zeewier, thee. Touw, messen, pan, theepot, driepoot, vuurstenen, waterzakken, vijzel, snijplank. Kommetjes, eetstokjes. Geldzak. Tent ga jij nog maken. Tentstokken ga ik nog zoeken. Pinnen voor de tent heb ik hier. Twee slaapzakken, jouw tas, mijn tas -warme pooljas ook ingepakt? Mooi- volgens mij zijn we er wel. Ik ben bang dat we geen boeken mee kunnen nemen-"

"Boeken? Zei je daar boeken?" Mijn stem schoot omhoog. "Jullie hebben hier boeken?"

"Ja?"

"Mag ik ze lezen?"

"Natuurlijk! Kom maar mee. Ze staan hier."

Kyo leidde me naar een hoekje waar een boekenkast stond. Boeken, niet te geloven! Ik kon mijn grijns bijna niet bedwingen.

"Zoek maar een leuke uit." Kyo draaide zich alweer om. "Ik ga tentstokken zoeken. Je weet dat we het boek niet mogen meenemen, toch?"

"Ja." Mijn ogen scanden de titels. Vijftig Luchtstuurkunstjes. De kunst van de diplomatie. Leven in vrede met jezelf en de wereld. De geschiedenis van de Aardenatie. De Grote Encyclopedie. Laghima: een studie van de man die leerde vliegen. De Waternatie: kunst en cultuur. Hoe leer ik schilderen? Alles over chi.

Mijn ogen bleven hangen bij die titel. Chi... het klonk bekend. Was er niet iets met Watersturen en chi?

Nieuwsgierig trok ik het boek tevoorschijn. Chi, het elixer des levens. Bij ieder mens stroomt chi door het lichaam, een constant bewegende energiestroom die ons doet leven en die bepaalt dat wij leven, en een steen niet. Maar hoe werkt chi eigenlijk? Hoe zit het in elkaar? Hoe kun je het geleiden, en wat gebeurt er als het zich ophoopt? Die en nog veel meer vragen zullen helder worden beantwoord in dit handzame boek.

Ik trok het boek helemaal uit de kast en krulde me op op de bank.

Chi is de levensenergie dat zich in elk levend wezen bevindt. Het verbindt jou met iedereen om je heen en zelfs met het universum.

Verschillende onderdelen van het lichaam bevatten geconcentreerde clusters van chi, beter bekend als chakra's of energiepoelen.

Er is een diepe connectie tussen chi en sturen, omdat sturen slechts de vaardigheid is om je chi zo te manipuleren dat de energie verder dan het lichaam kan reiken en je omgeving kan beïnvloeden.

Chi kan gevoeld worden in je lichaam en zijn pad kan worden veranderd om energie toe te staan in bepaalde richtingen te stromen.

Waterstuurders gebruiken hun chi om het trekken en duwen van de maan te imiteren. Sommige waterstuurders zijn zelfs in staat om met hun water bij andere mensen de chi-paden te voelen en vrij te laten stromen. Waterstuurders kunnen hier zelfs wonden mee helen.

Ik sloeg het boek dicht. Zou ik met mijn water chi-paden kunnen voelen? Hoe zou het voelen? Die chi kwam vast overal langs, ook langs het brein. Zou je dan in iemands hoofd kunnen kijken? Of waren gedachten niet te bereiken via chi-paden?

Het zou kunnen. Misschien kon ik het ooit eens uitproberen. Bij voorkeur op Kyo. Dan wist ik misschien of hij me leuk vond.

Maar waarom wilde ik dat überhaupt weten? Zou mijn ontdekking dan veel veranderen?

Voor mij wel. Wat als hij het niet vond? Waarschijnlijk vond hij me niet leuk. Ik hem ook niet, toch? Wat als ik gekwetst zou worden? Ik kende mezelf, mijn nieuwsgierigheid werd me vaak genoeg fataal.

Nee, misschien geen gedachtelezen voor mij.

Ik zuchtte. Kon ik niet een keer stoppen met nadenken? Voorzichtig opende ik het boek weer. Het was het enige wat me nu kon afleiden van de verwarrende realiteit waarin ik beland was.

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro