Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 13

̶L̶u̶x̶-̶V̶i̶t̶a̶e̶,̶ ̶2̶4̶7̶4 Lux-Vitae, 4862
̶D̶a̶g̶ ̶4̶7̶7̶,̶ ̶v̶r̶i̶e̶s̶s̶e̶i̶z̶o̶e̶n Dag 472
̶L̶u̶v̶-̶J̶u̶b̶e̶l̶i̶z Orebos

Met grote ogen en nog altijd verstijfd in de stoel, staar ik de man aan die mij zoveel jaren geleden iets heeft opgelegd. De man die ik in plaats van mijn broer uit de gevangenis heeft gehaald. De man die mijn leven drastisch veranderd heeft. De man die er nu zoveel meer verwilderd uitziet dan tweeduizend jaar terug.

"Hoe voelt het om mij na zoveel jaar weer terug te zien? Je was naar mij op zoek, niet? Heb je niet gehoord hoe ik je al die jaren geleden heb verteld dat nooit van je leven te doen?"

Is hij nou blij, boos of teleurgesteld? Ik kan het echt niet opmaken uit de toon van zijn stem. Er zijn te veel emoties hoorbaar. En ik kan het gewoon niet plaatsen allemaal. Het is te veel. Hem weerzien en de reis. Het is gewoon te veel allemaal. Ik was hier niet op voorbereid. Ook al wilde ik dit al zoveel jaren. Het is zo anders dan ik me heb voorgesteld, ook al heb ik nooit echt bedacht hoe het zou gaan.

"Nee?" Bijna fluisterend verlaat het antwoord mijn mond. Heb ik hem dat ooit horen zeggen? Volgens mij niet. Al weet ik het ook niet meer precies allemaal. Ik heb het ooit wel opgeschreven, maar dat papier is verbrand. Ik had het echt moeten meenemen hiernaartoe. Hoe kon ik zo stom zijn om het daar in mijn huis achter te laten. Wetende wat er allemaal zou kunnen gebeuren. Ik had op zijn minst al mijn notitieboekjes mee moeten nemen. Dat was mijn belangrijkste bezit. Het enige bezit wat ik echt belangrijk vond.
"Waarom ben je eigenlijk naar mij op zoek gegaan?"

"Ik wilde het weten. Alles. Wat er die avond is gebeurd en waarom ik haast onsterfelijk lijk. Er is niemand die zo lang leeft als dat ik doe. Nergens in de boeken valt er iets over te vinden. Ik wilde gewoon antwoorden."

"Je wilde het? Nu niet meer?" De man tegenover mij laat mijn schouders los en pakt er een tweede stoel bij. Met een doekje die over de armleuning hangt, maakt hij zijn handen schoon, waarna twee gebruinde handen vol spieren tevoorschijn komen. Geen wonder dat hij mij zo makkelijk kon dragen.

"Jawel, nog steeds. Al werd mijn hoop om ze ooit nog te krijgen steeds kleiner. Het liep allemaal niet zoals gepland."

"Dat kun je wel zeggen, ja. Je hebt niet alleen jezelf, maar ook die vrienden van je in een gevaarlijke positie gebracht. Besef je dat?"

Ik knik zacht. "Ja, dat weet ik. Ik zal er ook alles aandoen om hun allemaal weer veilig terug te krijgen in de tijd waar ze horen. Het maakt mij niet uit wat ik daarvoor moet doen. Zij hebben nog een leven voor zich en verdienen het om gewoon vredig verder te leven in hun 'nu'."

"Zou je ervoor sterven?"

De vraag laat mijn adem in mijn keel stokken. Ik heb zo vaak geroepen dat ik dat zou doen, maar is dat ook werkelijk zo? Wil ik mijn leven geven en hier achterblijven? Eén leven tegenover drie levens, het zou wel zo eerlijk zijn. Daarbij had ik altijd al binnen nu en zesentwintig jaar dood moeten gaan. Ik had de inval van de goden nooit overleefd als normaal mens. Vooral niet omdat ik er voor de goden niet uitzag zoals ze wilden. Ze zijn ondertussen al wat bijgedraaid, maar Lux-Vitae is nog lang niet wat het ooit geweest is.

Eén leven of vier levens weg?

De vraag blijft door mijn hoofd spoken, terwijl de man tegenover mij mij vragend aankijkt. "Ja, ik zou er ook voor sterven," antwoord ik dan met een kleine trilling in mijn stem.

"Fijn dat je daar zelf achter staat, want anders had ik je moeten vertellen dat jij het sowieso niet zal overleven. En ik heb geen idee hoe ik had moeten handelen als jij helemaal overstuur was geraakt door dit nieuws."

Sowieso? "Ja, sowieso," antwoordt hij alsof hij mijn gedachten kan lezen. Alhoewel, het zou me niets verbazen. Hij heeft al meer magie laten zien. Dit is nog iets meer van de gebruikelijke soort. "Ik heb de goden al een keer tegengehouden in hun aanval. Maar ze gaan deze actie niet door de vingers zien. Er zal iets tegenover moeten staan. Nu heb je nog wel zelf de keuze om je einde te kiezen. Je kan wachten totdat de goden opnieuw hierheen komen en door één van hen gedood worden. Of je laat mij net iets daarvoor de verbintenis tussen ons doorbreken en je sterft een snelle, vredige dood."

"Die keuze lijkt mij niet zo moeilijk."

De man haalt zijn schouders op. "Sommige mensen vinden het een eer om door de goden gedood te worden."

"Leef jij dan nog steeds eindeloos verder?" vraag ik me hardop af. Wat niet helemaal volgens de bedoeling was. "Of sterf jij als je die verbintenis, zoals jij het noemt, tussen ons verbreekt."

"Nee, ik blijf tot in de oneindigheid verder leven. En... nee, dat is niet... heb je nog meer vragen?"

"Ja, heel veel. Wat wilde je net zeggen?"

"Het is ingewikkeld en een lang verhaal, waarvan ik heel stiekem misschien had gehoopt dat je er iets meer al vanaf had geweten. Het komt er in ieder geval op neer, dat het kan zijn dat jij helemaal niet sterft als ik de verbinding verbreek."

"Wat bedoel je daarmee? Ik snap het verhaal niet meer helemaal, denk ik."

De man leunt wat voorover in zijn stoel. "Ik had ook niet anders moeten verwachten. Dat je moeder je over mij zou hebben verteld, was ook een gedachte die te mooi was om waar te zijn. Ik kreeg alleen even die hoop toen ik je zag in de gevangenis, om er twee dagen later achter te komen dat je in werkelijkheid je broer wilde bevrijden. Het kwam hard binnen, daar zal ik niet over liegen. Al moet ik je helaas ook vertellen dat je broer al was bezweken in de gevangenis voordat jij langskwam. Je had hem nooit kunnen bevrijden."

"Wat?" De schok komt harder binnen dan verwacht. Natuurlijk wist ik dat hij onmogelijk nog kon leven, de gevangenis is weggehaald toen de goden kwamen, maar dat hij daarvoor al overleden was? Nee, die had ik niet verwacht. Ik zou haast blij moeten zijn dat ik niet de 'juiste' cel heb geopend. Wie weet wat ik dan had laten ontsnappen. Waarschijnlijk niet zo'n iemand als de man die tegenover mij zit. Deze man lijkt niets kwaad in de zin te hebben. Hij ziet er zo vaker uit. Alhoewel, schijn bedriegt vaak genoeg. "Hoe weet jij dat eigenlijk allemaal?"

De man ademt diep in en kijkt mij dan recht in de ogen aan. Waardoor ik voor het eerst zijn ogen goed van dichtbij te zien krijg. En die blik maakt veel meer in mij los dan ik zou willen. Het is net alsof ik mijn broer aankijk. Ook al heb ik die al zo ontzettend lang niet meer gezien. Zijn blik en die felle licht grijze ogen zullen mij altijd bijblijven.

"Ouders horen het wanneer één van hun kinderen zijn overleden. Of ze gewenst waren in het gezin of niet. Je broer was mijn zoon en ik bewonder je nog steeds dat je hem van die plek hebt willen weghalen. Al doet het mij nog meer dat hij in de cel naast mij heeft vastgezeten en ik nooit iets heb geweten."

"Ben jij? Nee, dat kan niet. Jij? Nee, toch? Wat? Hoe? Ik snap het niet," ratel ik aan één stuk door. Mijn gedachten staan niet meer stil, maar op hetzelfde moment lijkt alles stil te staan.

"Ik ben je vader, als dat is wat je bedoelt," antwoordt de man kalm, maar toch ook zo vol van emotie.

"Maar mama? Waarom? Zij heeft nooit iets gezegd? Ze zei dat onze vader een monster was."

"Je moeder, een prachtvrouw, wist in eerste instantie niet dat ik afstam van voorouders met magie. Ze kwam er een paar dagen naar jouw geboorte per ongeluk achter toen ik je redde van de dood. Meteen heeft ze mij weggestuurd uit het huis en gezegd dat ik nooit meer voet dichtbij jullie moest zetten."

"Waarom?"

"In de tijd van jouw geboorte gingen de twee stammen niet goed met elkaar om. De 'normale' mensen vonden de magie gebruikers eng en angstaanjagend. Als uit de verhalen van het Orebos. Ze waren bang dat ze iets aangedaan zou worden door de magie. Dat het per ongeluk in ze kon sluipen en ze kon vervloeken. Mensen wilden het niet begrijpen en vonden het makkelijker om ons weg te sturen. Ik heb je moeder moeten zweren dat jullie geen stukje magie van mij bezitten. Van je broer wist ik het al zeker, hij was al op een leeftijd dat de magie zich zou laten zien als hij het had. Maar jij... je was net twee dagen oud. Ik wist het werkelijk niet, maar om je te beschermen heb ik gezworen dat je het niet hebt."
"Het was geen leugen, toch?" zeg ik als de man - mijn vader? - te lang stil blijft. "Ik heb nooit een spoor van magie bij mezelf gezien."

"Nee, dat heb je niet. Maar je bezit het wel. Ik heb je niet verbonden aan mij met de reden zodat je een eeuwig leven zou krijgen. Ik heb je verbonden aan mij zodat ik je voor de rest van je leven kon blijven volgen. Zodat ik wist dat jij veilig zou zijn, zolang ik zou blijven leven. Niet dat ik vanzelf dood zou gaan, maar als ik bijvoorbeeld gedood zou worden."

"Waarom leef ik dan al zo ontzettend lang?"

De man komt iets dichterbij mij zitten en neemt mijn handen vast in die van hem. "Omdat het een deel is van de magie die je bezit. Het oneindige leven. De sterkste magie die bestaat. Eentje die heel zeldzaam is en veel mensen op jagen. Vooral voor die verbintenis. Ze zeggen dat die het oneindige leven geeft, maar dat is voor een normale mens alleen een verlenging tot de maximale levensduur van een 'normale' magie gebruiker. Mijn voorouders waren wel iets slimmer dan echt het oneindige te kunnen verlenen aan mensen."

"Dus dat ik die maximale levensduur heb overleefd, betekent werkelijk dat ik magie bezit?" vraag ik zacht, nog vol ongeloof van alles wat mij nu verteld wordt.

"Ja, voor bijna honderd procent zeker. Er is een hele kleine kans, dat je werkelijk zolang kan leven als ik, omdat we een bloedband met elkaar delen. Dan zul je dus sterven als ik de verbinding verbreek. Als je in leven blijft, is de enige straf die je ontvangt dat je niet meer mee terug kan naar de tijd waar je vandaan komt. Dan zul je vanaf hier opnieuw verder moeten leven."

"Dat zijn twee redelijke opties. Al kijk ik er niet heel erg naar uit om de inval van de goden nog eens mee te maken. Blijf ik dan bij jou wonen?"

"Je zou bij mij in de buurt kunnen blijven, als je dat wil. Maar je kan ook opnieuw een nieuw leven starten ergens anders. De wereld ontdekken en misschien naar een andere plek vertrekken. Ver weg van hier. Dat is volledig aan jou."

"Ik denk dat ik dan bij jou in de buurt blijf. Om in te halen wat ik al deze duizenden jaren gemist heb."

Een brede glimlach vormt zich op het gezicht van mijn vader. "Dat zou ik heel fijn vinden, maar we moeten er rekening mee blijven houden dat het ook zo kan zijn dat je één dezer dagen zal sterven. Ik kan in ieder geval je vrienden hierheen halen zodat je morgen nog afscheid van ze kan nemen. Je zal hen in ieder geval niet meer terugzien. Want meegaan met hun naar het jaar waar ze vandaan komen, wordt hem niet. Al kom je ze ooit - als je in leven blijft - in een verre toekomst weer tegen wanneer je weer in hun tijd terechtkomt."

"Herkennen ze me dan?" vraag ik oprecht. Als ze mij nooit zullen herkennen, zoek ik ze liever niet meer op. Dat zou mij alleen maar meer pijn doen. Ik wil niet dat ik de enige ben die iets van onze vriendschap weet.

"Waarschijnlijk niet. De goden zullen wel maatregelen nemen. Die willen niet dat iemand van deze tijd afweet. Maar je zou ze stiekem iets mee kunnen geven waaraan ze je zullen herkennen als je terug bij ze komt. En onthoud daarbij, voor jou zullen het jaren zijn, maar voor hen is het meteen als ze terugkomen in die tijd."

"Hoe kan het dan dat de goden nog nooit jou hebben aangepakt?"

"Omdat zelfs goden mij niet kunnen doden. Mijn kracht is sterker dan alle vijf de goden samen."

"Dus als ik in leven blijf, na het verbreken van de verbintenis, kunnen de goden mij nooit vermoorden?"

"Nee, dat kunnen ze dan inderdaad niet."

"Kan ik dan ook mijn vrienden-"

"Nee," onderbreekt mijn vader mij. "Je kan niet zorgen dat zij heel lang en gelukkig leven, het spijt me. Alleen wat ik net zei, dat kun je doen. Meer niet."

"Laten we ze ophalen."


Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro