|6| Sluipen en Magie
Naarmate de uren verstreken begonnen de twijfels te groeien. Ik realiseerde me maar al te goed dat als ik gepakt werd, mijn leven over was. Niet letterlijk dan maar naar een heropvoedingscentrum worden gestuurd klonk als het einde van de wereld voor mij, in negatieve zin.
Het was niet allemaal slecht, ik zou niet meer hoeven stelen en ik zou een dak boven mijn hoofd hebben. Maar mijn kostbaarste bezit, mijn vrijheid, zou ik kwijt zijn.
De zon zette de hemel in vuur en vlam en ik besloot dat het tijd was om naar de bank te gaan.
Ascèlin stond daar al, bij de bank. Zijn silhouet afstekend tegen de vurige kleuren van de lucht. Hij staarde voor zich uit, ik vroeg me af waar hij aan dacht. De bankroof zou logisch zijn maar als ik hem zo zag staan dan wist ik dat dat het niet was. Het had iets magisch en ik wilde hem niet storen. Ik ging op de dakrand zitten en zo staarden we samen naar de ondergaande zon. Niets anders bestond dan wij, de zon en magie.
'Saitana?' vroeg Ascèlin uiteindelijk. 'Ja?' vroeg ik zonder mijn hoofd om te draaien. 'Geloof je in magie?'
Ik draaide mijn hoofd om en keek Ascèlin in zijn stormblauwe ogen. Hij had een serieuze blik in zijn ogen. 'Ja.' antwoordde ik. Ik verbrak het oogcontact en draaide me weer om. Dat had mijn geheim moeten blijven, waarom had ik het hem toch verteld?
'Geloof jij in magie?' vroeg ik, mijn haar ronddraaiend met mijn vinger, een zenuwtrek die ik al van jongs af aan had. Ascèlin zei niets. Hij kwam naast me zitten. Inmiddels was de zon onder en waren de fonkelende sterren tevoorschijn gekomen. 'Ja.' zei hij uiteindelijk. Ik keek hem opgelucht aan. Hij keek terug. Ik wilde hem vragen of hij het gezien had, of hij het kon, maar ik durfde het niet. Mijn angst om voor gek uitgemaakt te worden woog niet op tegen het verlangen om mijn geheim te delen.
'Saitana...' begon Ascèlin. Met nieuwsgierige ogen staarde ik hem aan. 'Ik moet je wat vertellen.'
Een stilte viel. 'Wat?' vroeg ik uiteindelijk. 'Ik kan het je nu nog niet zeggen, na de bankroof zal ik het je vertellen.'
Ik knikte ten teken dat dat goed was. Ascèlin stond op. 'Laten we een bank gaan beroven.' zei hij. Ik stond ook op. 'Let's go!' riep ik.
Ascèlin stak zijn hand in de diepe zak van zijn zwarte trenchcoat en haalde er een touw uit. Het was een oud en rafelig touw, maar het was nog steeds een touw. 'Ga je indianen vangen?' vroeg ik. 'Ha ha wat zijn we weer grappig.' kreeg ik sarcastisch terug. 'We kunnen niet van dat dak af klimmen zonder touw want dan vallen we te veel op slimmerik.'
Daar had ik nog niet bij stilgestaan.
Ik liet het touw zakken en Ascèlin knoopte het touw vast aan een schoorsteen. Ik hoopte dat het rafelige touw het zou houden en dat de schoorsteen niet spontaan zou bezwijken onder ons gewicht. Je kan niet doordacht genoeg zijn.
Vliegensvlug klommen we van het dak af en belandden aan de achterzijde van de bank. Precies voor de dienstingang. Perfect uitgedacht.
Zoals verwacht stonden er geen bewakers maar waren er wel camera's. 'Sluipen.' fluisterde Ascèlin. 'Op handen en voeten.'
Ik deed wat hij zei en liet me zakken. Als een wild dier sloop ik richting mijn prooi, de deur, met Ascèlin op mijn hielen. Ik hoopte dat de camera ons niet geregistreerd had.
Eenmaal bij de deur kwam Ascèlin in één vlotte beweging overeind, trapte de deur in en sloop verder naar binnen. Ik volgde hem.
De dienstingang bleek te bestaan uit een smal gangetje met wat oude tegels op de grond. Niet helemaal mijn smaak.
We kwamen aan bij de deur die toegang gaf tot de bank. Ascèlin stopte me. 'Na deze deur staan er bewakers. Zodra ik de deur open doe kom je overeind en schiet je oké?'
Ik knikte ten teken dat ik het begrepen had en haalde de pistolen uit hun holsters. Ik had nog nooit op echte mensen geschoten en ik had nog maar zelden een pistool in mijn handen gehad maar toch wist ik dat dit ging lukken. Er stond teveel op het spel, ik mocht niet falen.
'Één, twee, drie.' Ascèlin trapte de deur in. Meteen schoot ik overeind, klaar om te schieten. Maar er was niemand. Mijn binnenste schreeuwde dat het een val was. Ascèlin keek me verbaasd aan. 'Een val?' bracht ik ietwat paniekerig uit. Ik mocht niet gepakt worden. 'Correct.' hoorde ik een bekende stem achter me, de commissaris.
Al het bloed stroomde uit mijn gezicht. Dit was het moment waarop ik zou doordraaien. Niemand zou me mijn vrijheid afnemen en ik zou ervoor vechten. 'Nou Aurora het ziet er helaas naar uit dat je heropvoeding te wachten staat.'
'Nee!' schreeuwde ik. 'Ik ga niet mee! Alleen ik bepaal wat ik doe. Ik word al jaren in de steek gelaten door de regering en als ik dan voor mezelf op kom dan word ik bestraft door afname van mijn vrijheid! Dacht je soms dat ik van plan was om te verhongeren? Alleen omdat mijn ouders me in de steek hebben gelaten en niemand me aan wil nemen? Nee! Ik ben een vrije geest en dat zal ik blijven ook!'
De razernij spatte van me af. Ze konden de pot op, ik ging echt niet met ze mee.
'Goed gezegd.' zei Ascèlin met enige trots. Ik keek hem kort aan en merkte toen pas dat mijn knokkels wit waren geworden van het knijpen in mijn pistolen. Ik ontspande een beetje maar kon niet volledig tot rust komen. 'Ga weg of ik schiet!' riep ik dreigend. 'Dat doe je niet.' antwoordde de commissaris kalm. 'Watch me.'
Ik haalde de trekker over en schoot expres naast de commissaris. 'Het is een verdovingspijl.' riep één van de agenten. Ik had een fout gemaakt. De commissaris kwam naar me toe en ik wist wat me te wachten stond, heropvoeding.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro