Hoofdstuk 52: De aanval
Feline
Eenmaal binnen de paleispoorten gingen we op zoek naar een achteringang. De voordeur stond uitnodigend open, schaduwen dwaalden door de opening en stroomden van de traptreden alsof het een waterval was. Dat leek ons niet de beste manier om onze entree te maken. Aan de achterkant van het paleis was een dichte, onopvallende deur. Mogelijk een die uitkwam in de keuken of bij andere dienstvertrekken.
Elora legde een hand op mijn arm en graaide in haar laars. Ze haalde een dolk tevoorschijn en drukte die in mijn hand. 'Bespaar zoveel mogelijk energie,' zei ze zachtjes. De onverstoorbare krijger oogde nu ook zenuwachtig.
Ik woog het wapen in mijn hand. Het voelde vreemd en koud aan, niet zoals de wapens die ik in de eerste dimensie had gehanteerd. Of de dolk die ik had gekregen.
'Ik weet niet of ik zo dichtbij wil komen,' grauwde ik. 'En in hoeverre helpt een massief wapen tegen vijanden die uit schaduwen bestaan?'
Elora snoof, wenkte met haar hoofd en verliet als eerste de schaduwen van de paleismuren om naar de deur te gaan. 'Het is in ieder geval een goed dreigmiddel. Er zullen ook fysieke monsters binnen die muren zijn, zoals onze geliefde gedaanteverwisselaars en de ratten.'
Ik had er van staan kijken hoe divers de schaduwdimensie was. Het was een thuis voor de meest uiteenlopende soorten monsters. Ratten zoals ik ze in de steegjes had gezien, honden zoals het exemplaar dat zich tegoed had gedaan aan mijn been, maar vooral veel gedaanteverwisselaars. Af en toe hoorden we de krijs van de demonische vogel. We hadden ze voornamelijk ontweken om al onze krachten te sparen. Maar de gedaanteverwisselaars konden onze aanwezigheid voelen. Onze gedachten waarnemen. Het leek erop dat ze hun meeste gaven verloren wanneer ze een menselijke gedaante aannamen. Alsof ze ook alle beperkingen van die gedaante kregen.
De gedaantverwisselaars waren de meest angstaanjagende wezens die er in de schaduwdimensie waren. Daar was ik zeker van geworden toen ik er een in zijn oorspronkelijke vorm had gezien. Een in schaduwen en onder een cape gehulde aanwezigheid. Minstens twee meter lang. Hij dwaalde over de straten, nee, vloog er enkele centimeters boven. Hij liet een spoor van lege duisternis achter. Wanneer hij onze aanwezigheid oppikte, bleef hij abrupt stil hangen. Een rode gloed omhulde zijn lichaam, waarna hij zichzelf een lichaam gaf dat overeenkwam met die van onze vrienden. Zo had ik al meerdere Jurians gezien, twee Katana's en zelfs een Gabe en Elin. Het hield niet op.
Hoe dichter we bij het paleis waren gekomen, hoe meer monsters er waren geweest. Ik kon alleen maar hopen, bidden naar de godin, dat de gedaanteverwisselaars de sterkste wezens waren die we tegen gingen komen. Mijn gebeden bereikten hun hoogtepunt toen Elora een bevende hand op de deurklink legde.
Angst. Het moest van ons af druipen. Misschien konden de wezens binnen deze muren het wel ruiken. Dit kon onze dood worden. Deze vreselijke wezens die tussen ons en de poort in stonden. Als dit fout ging, zouden we het niet navertellen.
Dus mocht het niet fout gaan. Dat was wat ik mijzelf voorhield toen we de deur openden en naar binnen gingen.
De deur gaf ons toegang tot een wasruimte, mogelijk inderdaad van de bedienden. Er was geen monster te bekennen. Alleen sluimerende duisternis die als lage mist boven de grond hing. Dat was in ieder geval een meevaller, ook al voelden we de duisternis toenemen.
'Als het zo gaat hoeven we alleen ons gevoel te volgen,' fluisterde Elora. 'Wanneer ons licht het hardste schreeuwt dat we moeten rennen, zullen we er het dichtstbij zijn.'
Ik kon een klein lachje niet inhouden. De felle krijger keek me met pretogen over haar schouder aan. Zelfs hier blonk die kroon van haar nog. Misschien was het inderdaad een baken van hoop. Zolang dat erfstuk nog blonk in de diepste krochten van deze hel, was er nog hoop.
We herstelden onszelf. Een beetje humor liet de spanning in ieder geval afvloeien, maar de adrenaline bleef door mijn lichaam raasden. Ik voelde dat Elora zelf ook niet graag de drempel naar de volgende kamer over ging. Ik zag de aarzeling in haar beweging. En tocht ging ze. Ze rechtte haar rug, verstevigde de grip op haar eigen dolk en liet haar vingertoppen glanzen met wit licht.
De volgende ruimte was net zo verlaten als de eerste. Schijnbaar voelden de monsters geen noodzaak om de vertrekken te beveiligen. Het waren dan ook geen mensen, geen getrainde krijgers. Dat moesten we niet vergeten. Hoewel ik niet de beste militaire achtergrond had, was ik ervan overtuigd dat Elora een stuk strategischer was.
Pas toen we op een gang uitkwamen, zagen we de eerste monsters rondkruipen. Ik verstijfde toen een rat voor mijn voeten langs schoot. Het beest leek haast te hebben en totaal geen moeite te doen om ons te signaleren, terwijl onze geur sterk genoeg was als hij zo dichtbij was. Hij verdween in de duistere nevel, in de richting van de centrale hal.
Elora keek mij aan. 'Waarheen?' Een klein woord, slechts een fluistering. Misschien had ze alleen haar lippen bewogen.
Ik knikte in de richting van de zojuist verdwenen rat. De centrale hal zou ons beste uitgangspunt zijn. Vanaf daar zouden we ons moeten laten leiden door ons licht. Dat was ook precies wat we deden.
Onze eerste echte confrontatie was bij grote trap in de centrale hal, waar we een roedel demonische honden van ons af moeste vechten. Met onze krachten helemaal opgeladen, kostte dat ons niet al te veel moeite. We gebruikten ons licht en lieten onze speciale krachten nog even achterwegen voor de gedaanteverwisselaars en mogelijke andere, zwaardere dreigingen.
Elora en ik hoefde maar één blik te wisselen om te weten waar we heen moesten. Toen er nieuwe honden verschenen, die een flinke jank lieten horen, snelden we de trap op voordat hun maatjes zich bij hen hadden gevoegd. De trappen op. Verder naar boven. Naar de bovenste verdieping. Een verdieping die ik zelf ook nog niet had gezien.
We waren halverwege de laatste trap toen we de eerste aanval van een gedaanteverwisselaar moesten incasseren. Elora's beste vriend. De patrones slikte een keer. Haar handen trilden nog heviger toen ze die ophief naar het gezicht van haar beste vriend. Ze twijfelde. Dat zag het monster ook.
Ik spande mijn spieren aan en vuurde voordat Elora dat kon doen. Mijn vuur omvatte het lichaam van de demon. Ik liet het vuur dat al aan zijn lichaam kleefde zijn gang gaan. Hij kronkelde en rolde vervolgens de trap af, een spoor van vuur nalatend. Elora legde kort een hand op mijn arm en zond mij een dankbare blik toe, voordat we ons op de volgende richtten. Ashlynn, dit keer. Zonder woorden, alsof we een overeenkomst hadden gesloten, wierp Elora zich op Ashlynn. Op die manier hoefden we ons ook niet uit te laten putten door emoties.
'Feline,' Elora's stem vermengde zich met die van een ander, achter ons.
Elora wees naar de verdieping onder ons, naar de bron van de stem. Jurian. De eerste keer dat ik zijn gedaante had gezien, had ik een warm gevoel in mijn buik gehad. Ik had gehoopt dat hij het echt was. Maar dat was hij niet geweest. En dat was hij nu ook niet.
Ik knikte naar Elora. 'We gaan ervoor.'
Ergens dwong zich woede naar het oppervlak. Dat maakte dat ik Elora hielp met het neerhalen van de demon. Zijn demonische krijs vulde de ruimte toen hij brandde van vuur en elektriciteit. En waar hij neerviel, verscheen weer een ander. Weer een Jurian.
Zijn ogen gloeiden. De mijne ongetwijfeld ook. Net zoals het vuur dat om mijn handen danste.
Jurian keek naar Elora en er verscheen een frons op zijn voorhoofd. Maar toen ik mijn vuur op hem losliet, barste de strijd los. IJs en vuur vloog door de lucht in gerichte aanvallen. Jurian vloekte toen mijn vuur langs zijn gezicht schaafde, net een fractie te ver naar rechts.
Elora vloekte. 'Schiet op, Feline. Anders is de hele weg geblokkeerd.'
'Ik doe mijn best,' gromde ik tussen mijn tanden door.
Ik haalde diep adem, pakte mijn vuur en licht samen om het af te maken. Tot ik iets zag glinsteren. Een kleine schittering, onder zijn shirt. En toen ik het eenmaal zag, kon ik het niet meer vergeten. Was dat een amulet?
Een scherpe pijn trok door mijn arm toen Jurians ijs mij raakte. Ik slaakte een kleine pijnkreet en voelde het warme bloed over mijn arm lopen. Rood bloed.
Het koste mij drie hartslagen om de dolk die Elora mij had gegeven stevig vast te pakken, om hem daarna naar Jurian te werpen. Een wiebelige worp, die compleet doel miste, maar over mijn schouder vloog al een nieuw mes. De dolk van Elora boorde zich in Jurians arm.
Luid vloekend trok Jurian de dolk uit zijn arm. Ergens voelde ik een flikkering in mijn ziel. Het bloed op de dolk was rood.
'Jurian?'
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro