Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 42: Zoals altijd

Feline

De Box werd een begrip in mijn woordenboek. Ik bleef de hele dag in de trainingszaal hangen en werd later ook vergezeld door Katana en Calum. De sfeer was even prikkelbaar. Het was duidelijk dat ze mij nog steeds de gebeurtenissen van gisteren kwalijk namen, maar na een paar goed uitgedeelde klappen aan beide kanten werd die onenigheid gesust. Ashlynn was er redelijk bovenop gekomen en hield toezicht op Elin, die mentaal uitgeput was.

De rest van de dag vocht ik met iedereen. Met de jonge jongens die in opleiding waren, met Katana die af en toe iets harder sloeg dan toegestaan was, met Calum die de pijn ongezien weer enigszins verzachtte. Tegen de tijd dat ik met Jurian zou gaan vechten, was hij weg. Weggeroepen door zijn ouders, maar hij beloofde mij dat we morgen in de Box zouden vechten.

Aan het eind van de middag kwamen Roan en Aliane, zijn blonde, door de godin afgewezen verloofde, trainen. Roan werd uitgedaagd voor een duel in de Box door niemand anders dan Edeline, die samen met Declan vooral bij het buffet was blijven hangen. Roan had gelachen, Aliane had haar hoofd geschud en Declan had zijn zusje sterkte gewenst. 

Declan, Katana, Calum, Aliane en ik hadden ons naar de glazen wand van de Box begeven. Het gevecht vond plaats op het strand. Hoewel Edeline indrukwekkende zandstormen kon laten zien, wist ze haar krachten niet echt om te zetten in iets wat echt tegen het verwoestende water van Roan kon dienen. Ik vroeg me af of ik een kans maakte tegen Roan. Hij was meesterlijk met het water en ik begreep nu ook waar hij de naam "het hert" van had gekregen. Kalm en tegelijkertijd razend snel beoefende hij zijn magie alsof het hem geen enkele moeite koste.

Ik hoorde Aliane naast mijn snuiven. 'Uitslover.' Er hing een kleine glimlach rond haar lippen terwijl ze haar ogen strak op Roan gericht hield. Er twinkelde iets in haar ogen. 

Het was moeilijk te geloven dat Aliane geen goede troonopvolgster was in de ogen van de godin. Natuurlijk had ik haar pas een paar keer gezien, maar op de momenten dat ik haar had gezien, had ik de twinkeling, de liefde, in haar ogen gezien terwijl ze naar Roan keek. Ze hield oprecht van hem. En als ik Roan moest beoordelen, dan durfde ik ook te zeggen dat die liefde wederzijds was. Was er iets gebeurd wat haar ongeschikt maakte? Of lag het probleem niet bij haar, maar bij Roan? Nee. Nee, dat kon niet. Die jongen was praktisch geboren met de kroon op zijn hoofd.

Ik wierp een blik over mijn schouder naar de tussenverdieping in de hoop mijn wederhelft te zien. Maar hij was er niet. Ik wist niet zo goed waar hij zich mee bezig hield. Zijn broers en zus waren hier, dus het was geen belangrijke vergadering. Waarom was hij dan niet hier?

Ik zuchtte diep en baande me een weg door de menigte, de trap op naar de tussenverdieping, en terug naar de centrale hal. Mijn voeten voerden me naar de kamer die Ashlynn en Elin met elkaar deelden. Ik klopte zachtjes aan en stak mijn hoofd om de deur, om een en al stilte aan te treffen. Misschien waren nog aan het bijkomen van gisteren. Hoe graag ik ook met Elin wilde praten, koos ik ervoor om de deur toch te sluiten.

'Precies degene die ik nodig had.' 

Mijn hart schoot mijn keel in en ik draaide mij abrupt om naar de stem. Als het had gekund, had ik mijn vuur defensief aangesproken, maar toen ik in de vriendelijke ogen van Velor keek, kalmeerde ik. 

'Ik heb iets voor je, als je me wilt volgen,' merkte hij op en hij wenkte met zijn hoofd.

Ik glimlachte. 'Natuurlijk.'

Het was grappig om te zien hoe het kasteel veranderde na mate je verder van de vertrekken van het koningshuis kwam. De gangen waren minder uitgedost, de bloemen stonden iets minder vrolijk in hun vazen en het leek erop dat de ramen hier al enkele keren waren overgeslagen bij de schoonmaak. Daarentegen werd de sfeer ook steeds minder gespannen. Ik gokte dat we in de personeelsvleugel waren. Bediendes lachten luid met elkaar, in plaats van zichzelf zo ver mogelijk naar de achtergrond te cijferen; wachters grapten met elkaar, porden elkaar hier en daar plagend; twee kinderen renden door de gang. Verbaasd keek ik de kinderen na. Dat konden nog wel eens de eerste kinderen zijn die ik had gezien sinds... sinds ik aan mijn tweede leven was begonnen. En daar stond ik wel van te kijken.

Ik volgde Velor de lange, gemoedelijke gang door. Ik voelde mij hier veel meer thuis dan in een of ander vierdelig vertrek in de bezoekersvleugel. De sfeer, de mensen. Eigenlijk vond ik het erg jammer toen we op een gegeven moment een ruimte binnen gingen. 

'Mijn hemel,' bracht ik met open mond uit. 

De wapenopslag bij de Box was er niets bij. Dit was de plek waar je alles kon vinden wat je nodig had. Van messen tot dolken, van zwaarden tot bijlen, van sabels tot kapmessen. Ze droegen allemaal een donkere steen die ongetwijfeld hetzelfde was als de stenen in de wapens van de Box. De muren hingen er vol mee en er stonden zelfs nog extra rekken om alles in op te bergen.

'Zeg me alsjeblieft dat dit normaal gesproken achter slot en grendel opgeborgen is?' zei ik vrijwel ademloos. Het idee dat er nu een aardbeving zou plaatsvinden en alles naar beneden zou kletteren, knaagde aan de rand van mijn gedachten.

Velor begon te lachen. 'Absoluut. De wapenopslag van de eerste dimensie is niet toegankelijk voor iedereen.' Hij liep verder de ruimte in en pakte iets uit een kast. Het was een kleine schede, ingezet met rode stenen en gouden franjes. Hij overhandigde het aan mij. 

Fronsend keek ik naar de schede. 'Ik heb geen wapens. Ik denk ook niet dat koningin Ariëlle dat zo leuk zou vinden.' 

'Iedereen is gerechtigd om een wapen te dragen ter verdediging,' merkte Velor luchtig op, terwijl hij rommelde in een stellage. 'En deze is voor jou.' 

In zijn handen hield Velor een dolk. Het lemmet was gegraveerd met sierlijke krullen. Het gevest was met bruin leer afgewerkt. Aan het uiteinde zat de donkere steen. Toen hij hem aan mij gaf, lichtte de steen rood op.

Hij grinnikte. 'Rood. Vuur. Ik had er van staan kijken als het iets anders was geweest. Het past bij je.' 

Ik woog het wapen in mijn handen. 'Ik kan dit niet aannemen.' 

'Natuurlijk wel.' 

'Maar waarom? Waarom geef je mij dit?' 

'Omdat ik Jurian nog iets verschuldigd was en ik denk dat hij het wel waardeert als ik jou een dolk geef waarmee je je kan beschermen tegen het naderende kwaad.' De twinkeling verdween uit zijn ogen.

De warmte die hij zojuist had uitgestraald, was als sneeuw voor de zon verdwenen. 

'Welk kwaad?'

'Elke dag die voorbij gaat zonder dat de poort naar de schaduwdimensie wordt gedicht, is een dag teveel. Er moet iets gebeuren, Feline. Op het moment zit iedereen maar een beetje af te wachten. Als er geen actie wordt ondernomen, breekt de poort van de schaduwdimensie helemaal open en kunnen we het allemaal vergeten. Al het kwaad van de wereld zit in die dimensie. Als dat zich loslaat op een van de meest pure plekken van alle dimensies bij elkaar...' Hij schudde zijn hoofd. 'Je kan er van op aan dat alles zal veranderen.' 

Ademloos keek ik hem aan. Velor had gelijk. Ik had slechts een scherf van het malumkristal in handen en de gevolgen daarvan waren al meedogenloos. Duisternis sijpelde de wereld in en op het moment gebeurde er helemaal niets. Jurian verdween om de haverklap, Declan en Roan deden nou ook niet bepaald iets nuttigs, Edeline was veel te impulsief om überhaupt klaar te zijn voor een dergelijke aanval. Wat was de bedoeling?

'Waar is die poort?' 

Velor schudde zijn hoofd. 'Niemand weet het precies. Als het koningshuis het al weet, vertellen ze het in ieder geval niet. We weten alleen dat de dreiging er is.' 

Ik stopte de dolk in de schede. 'Hoe weten jullie eigenlijk dat de dreiging steeds groter wordt?'

'Er zijn aanvallen. In dorpen ver van hier. De dood heerst in de eerste dimensie, hoe graag onze geliefde koning en koningin dat willen verbergen.' Hij haalde diep adem. 'Maar goed, zullen we eens kijken of je een beetje onderweg kan met je nieuwe wapen?' 


Het moest ergens midden in de nacht zijn toen de hand van Jurian die over mijn arm gleed mij uit mijn slaap wekte. 

'Ben je wakker?' fluisterde hij.

'Nu wel, idioot,' gromde ik, terwijl ik dieper onder de dekens probeerde te kruipen.

Zijn lippen waren bij mijn nek toen hij grinnikte. Zijn warme adem bezorgde mij kippenvel. Ik draaide me naar hem toe en zag dat hij nog op de dekens lag, met zijn kleren aan.

'Ben je net pas terug?' mompelde ik. Mijn hand gleed naar zijn gezicht.

Hij legde zijn gezicht tegen mijn hand en knikte. 'Ik hoopte nog zo dat ik terug zou zijn als je nog wakker was.' 

Mijn hand gleed naar zijn warme nek. 'Ik heb gewacht. Net als gisteren.' 

Hij sloot zijn ogen. 'Ik weet het. Het spijt me.' 

Ik verstopte mijn hand weer onder de warmte van de deken en gaf Jurian de kans om zich om te kleden en ook in bed te komen liggen. Het leek tergend langzaam te gaan. Mijn lichaam snakte naar de zijne. Al was het maar de zindering van zijn aanraking. Toen hij uiteindelijk dan toch in bed stapte, werd ik niet teleurgesteld. Al snel gleden zijn handen over mijn rug en trok hij mij tegen zich aan. Tevreden liet ik mij onderdompelen in zijn lichaamswarmte, in zijn aanraking. 

Even gebeurde er niets. Het was het meest vredige moment in tijden. Een moment waarop ik mijzelf tegen mijn wederhelft aan krulde en hij zwijgend zijn handen door mijn haren liet gaan. 

Waar was je?  vroeg ik uiteindelijk. Waarom ben je iedere keer zo laat terug?

Mijn moeder probeert me nog steeds aan Lilian te koppelen. Zelfs in mijn hoofd klonken zijn woorden droevig. Ze dreigt jullie iets aan te doen als ik niet met Lilian afspreek.

Ik doe je ook iets aan als je niet met mij afspreek. Ik voelde hoe zijn duisternis plagend langs mijn geest streek. 

Jurian kuste mijn kruin. Ik weet nu in ieder geval dat Lilian nog altijd geen intentie heeft om een relatie aan te gaan, gelukkig. Maar ik denk dat ik nu ook begrijp waarom mijn moeder het doet. Ze hoopt dat Lilian gezegend wordt door de godin op de volgende Dag van de Zegening en dat als Lilian en ik trouwen, de godin zo goed gestemd is dat ze helpt de poort naar de schaduwdimensie te sluiten.

Ik keek naar hem op. Dat was best een logische redenering. Toen ze je vroegen om te helpen met het sluiten van de poort, dacht ik dat het iets fysieks zou zijn. Een echte poort die we moeten bezegelen.

Zijn handen dwaalden over mijn rug. Ik ben bang dat het niet zo makkelijk is. Sterker nog, ik denk niet eens dat er een echte poort is. Althans, niet zo een als die wij kennen.

Met mijn vinger tekende ik krullen op zijn borstkas. Hoe moeten we hem dan sluiten? Op een andere manier dan die je moeder in gedachten heeft. 

Jurian zuchtte. Ik heb werkelijk geen idee. Ik weet niet eens hoe de poort in eerste instantie is gesloten door de godin zelf. 

De godin sloot de poort?

Nou ja, zij creëerde met haar wederhelft de dimensies, dus ook de schaduwdimensie. Ik denk dat ze de dimensie van binnenuit hebben gesloten.

Ik fronste. Dat kan toch niet? Hoe kwamen zij er dan uit?

De godin kan alles. Ik denk dat ze moeiteloos tussen dimensies kan reizen en dat ze daar geen poort voor nodig heeft.

En wij kunnen niet naar de schaduwdimensie om de poort te sluiten want dan komen we er niet uit.

Precies. En ik denk dat je er niet eens in kan eigenlijk. De poort breekt steeds iets verder open, maar hij is nog lang niet zo ver dat er mensen doorheen kunnen. 

Ik sloot mijn ogen. Velor vertelde me dat er in de dorpen ver van hier aanvallen zijn geweest. Dat er dood heerst.

Zijn handen bleven op mijn rug liggen. Geloof me, als de poort al ver genoeg open was om een mens door te laten, zouden we hier ook niet meer veilig zijn.

Fijn idee.

Hij glimlachte. We zullen weten wat we moeten doen wanneer het tijd is.

Zoals altijd.

Opnieuw kuste hij me, dit keer raakten zijn tedere lippen de mijne. Precies. Zoals altijd. 

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro