Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 32: De wolf

Hallo lieve lezers! Had ik jullie daar mooi laten zitten met die plottwist, niet? Ik ben een weekje op vakantie geweest naar Griekenland waar ik weer heel wat inspiratie heb op mogen doen. Back to business! Is er overigens behoefte aan een Q&A? Vragen aan mij, of misschien aan de personages? We kunnen het zo gek niet bedenken. Stel je vragen hier, of stuur ze naar mij in een privéberichtje!

~~~

Feline

De zwaartekracht hield mij vastgepind in Calums helende armen. Mijn wilskracht vocht ook niet meer. Maar in mijn hoofd rinkelden de vele alarmbellen. Declan, Roan en Jurian vormden een perfect front. Hun krachten leken in elkaar over te vloeien. Het was zo sterk dat het bijna tastbaar was. Een eenheid, zoals het zou moeten zijn. En toch ook zo vreemd. Alsof het niet klopte.

Mijn hand rustte op mijn buik. 'Calum, laat me los,' beval ik hem.

Zijn greep op mijn bovenarmen verstrakte alleen maar. 'Dacht het niet. Mooi niet dat we jou nog een keer de duistere, vurige verwoesting uit laten hangen.'

Ik legde mijn vrije hand op zijn knie. 'Ik meen het Calum, anders ligt mijn maaginhoud straks in jouw schoot.' 

De engel trok zijn handen van mijn schouders alsof hij zich gebrand had. 

Langzaam kroop ik bij hem weg. Een deel van mij snakte naar zijn aanraking, een ander deel naar die van Jurian en weer een deel van mij voelde leeg. En dat was niet mijn maag. Nee, die keerde zich om door een flinke hoeveelheid duisternis die zich diep in mij ophield, als effect van de amulet. En hoe graag ik het ook wilde, dat kon ik er niet uit krijgen. Het kronkelde door al mijn organen en maakte me duizelig. 

Op enkele meters afstand van de veiligheid van Calum, kwam mijn lichaam weer in de overlevingsstand. Mijn hersenen begonnen weer te werken. Onbewust dwaalde mijn hand terug naar de plek waar mijn amulet nog hing. Het was nog steeds in werking, maar Jurian deelde de last. Samen met de last van de andere amulet dat hij om zijn nek had. Een die identiek was aan die van de andere twee prinsen. Zijn broers. 

Ik draaide mij met een ruk naar Katana. 'Wist jij dit?' beet ik haar toe. 

Ashlynn trok een wenkbrauw op, maar Katana glimlachte zwakjes. 'Als iemand het had moeten weten, was jij dat geweest, Feline.' 

Maar ik had het niet geweten. Hij had het voor mij verzwegen. Het was nog niet lang geleden dat hij boos was geworden op mij omdat ik een feit voor hem had verzwegen. Ik was mijn vuur kwijt geweest. Dat had hij niet in dank afgenomen. Maar dit? Was hij er nooit op gekomen dat hij ons misschien kon vertellen dat hij een prins was? En dan niet de gevreesde demonenprins, zoals men hem noemde. Maar een daadwerkelijke prins. 

Gefrustreerd greep ik naar mijn amulet en trok ik hem van mijn nek. Mijn gedachten werden overschaduwd door diens kracht. Maar ook toen het sieraad naast mij in het verbrande gras viel, voelde ik mij nog niet op mijn gemak. Woede suisde onrustig door mijn aderen. Een piepklein stemmetje grauwde dat ik te ver was gegaan.

Bij het verbreken van de kracht van de amulet, draaide Jurian zich een kwartslag om. Zijn blik gleed naar mij en zijn ogen stonden berekenend. Hij was zo duister. Niet zoals ik hem kende of ooit gezien had. Hij draaide zich dan ook net zo snel weer terug. Daarmee was ons woordeloze contact afgelopen. 

De drie prinsen verwezenlijkten alle drie kracht. En die kracht barstte in een element uit. Jurians ijs sloop als een wolf door het gras. Declan beschikte over een kracht die de aarde deed schudden, nee, zijn kracht was de aarde, die tot uiting kwam als een beer. En Roan liet water bijeenkomen als een hert. 

'Niet te geloven,' fluisterde Ashlynn een stukje achter mij. 'Het hert, de beer en de wolf.' 

De willekeurige woorden leken een betekenis voor haar te hebben. En niet alleen voor haar, realiseerde ik mij toen ik een blik een over mij schouder wierp. Niet alleen mijn vrienden, maar ook Meral en zijn soldaten keken vol ongeloof naar de drie prinsen. Mijn oog viel op Kay, wie het schijnbaar gelukt was om heelhuids uit het fort te komen met zijn kameraden. Hij had zich inmiddels bij Merals soldaten gevoegd. Zijn hand lag nog op de schouder van een medesoldaat, terwijl hij letterlijk met open mond naar het spektakel voor hem keek. 

Mijn blik dwaalde terug naar mijn wederhelft. De wolf. Het was ook deels zijn ijs dat zonder enig mededogen de vijand uit elkaar scheurde. En hoewel Scarlett en Clay op de vlucht sloegen, versperde het hert hen de weg. Dat gaf de beer vrij spel. Waar het hert ervoor zorgde dat er door een grote muur van water geen uitweg meer was, waren de beer en de wolf degenen die de ware aanvallen deden. Perfecte harmonie. Ze waren heel precies op elkaar afgesteld. 

Dat moest ook wel, herinnerde ik mijzelf, ze zijn broers. Ik trok mijn benen op en keek toe hoe ze de aarde doeltreffend leeg veegden. Veel efficiënter dan mijn krachtuitbarsting, dat moest ik ze nageven. Misschien was ik ook wel zo ver gekomen als ik niet onderbroken was. 

Naast mij plofte Katana in het gras. 'Heftig dit.' 

'Niemand wist het,' concludeerde ik ferm. 'Niemand wist dat hij een prins van de eerste dimensie was, wat dat ook precies mag inhouden.' 

'Schat, dim die schaduwen van je eens even, je beneemt me het zicht op het hele spektakel,' zei Katana nors. Nee, zij wist het ook niet en was ook niet blij met de onthulling.

Ik brak door de schaduwen die nog door mijn hoofd dwaalden en keek naar haar. Er hing een sluier van duisternis om mij heen en het koste mij enige moeite om al die duisternis weer te absorberen. Ergens zat nog een sprankje licht wat hevig protesteerde onder de druk van die duisternis. Maar deze duisternis was helend. Het vulde de brandwonden in mijn lichaam. Het vocht tegen de pijn en verdoofde mijn lichaam.

'Wat het inhoudt,' ging ze rustig verder, haar ogen strak op de rug van haar beste vriend gericht, 'is dat hij een van de krachtigste wezens is in dit universum. Het betekent ook dat hij de aarde nooit heeft gekend, wat hij ook mag beweren.' 

'Wat?' 

Geïrriteerd sloeg ze haar armen over elkaar. 'Hij is geboren in de eerste dimensie. Samen met zijn broers en zijn zus. Zijn familie heerst over het hele universum. Nou ja, heersen. Ze bekommeren zich over de eerste vier dimensies. Een voor elke broer en zus. Daarbuiten is het ieder voor zich. Het is een wonder dat die twee andere prinsen zich hier hebben gewaagd. Dan zal er wel iets goed mis zijn.' 

Mijn voorhoofd vertrok in een frons. 'Ik denk niet dat ik het wil weten.' 

De strijd woedde voort. Scarlett en Clay hadden hun amulet geactiveerd, maar wat het ook moest doen, het maakte geen schijn van kans tegenover de prinsen. Ze gaven een kleine strijd, maar die was net zo snel weer voorbij. Ze hadden een onverslaanbare vijand geleken. Dit drietal vaagden ze weg alsof ze een vuiltje in de lucht waren waar ze last van hadden. Binnen enkele minuten hadden ze het tweetal op hun knieën gekregen, en met dat de laatste levenden soldaten ook. 

Er was nog één ding wat ik moest doen. Ik stond op en voordat Katana dat goed en wel doorhad, ik hoorde haar immers nog wat stotteren, vloog ik al over het veld heen. Vlak achter het drietal kwam ik tot stilstand. Ik beende langs ze op, voelden hun stekende ogen in mijn rug branden, en greep mijn slachtoffer bij zijn keel. 

Evan greep naar mijn handen, zijn ogen zo groot als schoteltjes. Maar niemand nam het voor hem op. Niemand zou het voor hem opnemen. Zijn pijnkreten waren het enige geluid buiten het knapperende vuur in de verte wat de lucht vulde. Terwijl mijn vuur hem van binnenuit verteerde. Ik verloste mijn lichaam van al de overtollige duisternis en stuurde alles naar Evan. 

'Het is vervelend, niet?' siste ik tussen mijn tanden door. 'Om jezelf niet in de hand te hebben.'

Ik wist niet of hij het nog hoorde, of dat zijn geest al in de tussendimensie zweefde. Het maakte mij ook niet uit. Hij was niet meer dan as toen ik klaar met hem was. En zelfs die as hulde ik in een eindeloos nachtvuur. Ik wenste dat zijn ziel voor eeuwig zou dwalen.

Daarna was mijn duisternislevel eindelijk weer een beetje op peil. Ik had nu niet genoeg duisternis meer om mijn lichaam te verdoven, maar dat was prima. Ik wilde de pijn voelen. Ik wilde mijzelf er aan herinneren wat ik had gedaan en dat daarvoor nooit meer een weg terug zou zijn.

Ik zoog mijn adem tussen mijn opeengeklemde tanden naar binnen. 'Waarom zei je niets?' 

Zijn aanwezigheid was zo duidelijk voelbaar. Het maakte niet uit dat er meters verbrand gras tussen ons in lag. Het maakte ook niet uit dat er nog twee andere rotsen van kracht naast hem stonden. Jurian was alles wat ik voelde.

Het bleef echter stil.

Ik draaide me met een ruk om. 'Je hebt niemand iets verteld. Waren we het niet waard? Voelde je je boven ons?' Ik spuwde de woorden uit. Hoewel mijn licht een strijd voerde met mijn duisternis, was er nog teveel van die duisternis aanwezig in mijn bloed. Het lukte mijn licht niet om de overhand te nemen. 

Jurian keek mij strak aan. Zijn broers hadden het lef om te grinniken en Declan sloeg zijn armen over elkaar. Ze keken me alle drie aan. Nee, ze keken bijna op mij neer. Ik was absoluut niet klein, maar deze drie waren allemaal een halve kop groter dan ik. Maar ik weigerde mij te laten intimideren. En Jurian kon maar beter niet denken dat hij zich achter zijn broers kon verschuilen.

Dat deed hij ook niet. Hij zette twee grote stappen naar mij toe, pakte mijn gezicht vast en liet mij een kus beleven die duister, maar ook verrassend teder was. 

De nacht boven ons leek bijna te exploderen. Het was alsof het ijs en het vuur elkaar weer hadden gevonden. En in een machtsstrijd verwikkeld waren. Ik wilde niet ingeven, echt niet. Ik was woedend. Mijn lichaam trilde van die woede. Het was niet eerlijk, bedacht ik mijzelf toen ik voelde dat mijn zelfbeheersing uit mijn handen glipte. Hij had nog een amulet. 

Ik gaf op, maar in deze strijd maakte dat niet uit. Ik sloeg mijn armen om zijn nek en gooide mijn lichaam tegen de zijne. Zijn handen gleden onderzoekend over mijn rug, streelden mijn nog uitgestrekte vleugels. Ik voelde hoe hij onze band herstelde. In die ene kus leek licht en duisternis met elkaar te versmelten.

'We zijn een waardeloos duo,' fluisterde ik tegen zijn lippen.

Hij grinnikte. Het bezorgde mij de rillingen. 'Dat valt nog reuze mee.' 

'Je bent ons nog steeds de waarheid verschuldigd,' bromde ik toen ik mezelf helemaal losmaakte van zijn lippen. 

Zijn blik dwaalde naar de grond. 'Ja, dat denk ik wel.' Hij liet mij los en haalde zijn andere amulet van zijn nek. De suizende, dreigende duisternis die mij had afgeschrikt, stierf weg. 

Het was alsof de werkelijkheid weer binnenkwam. Mijn lichamelijke pijn kwam terug en ik focuste mijzelf erop om adem te blijven halen en overeind te blijven. Ik kon geen zwakte laten zien, niet nu zijn broers nog steeds half minachtend op mij neerkeken. Bovendien kon ik niet missen wat Jurian ging zeggen. 

Het duurde even voordat Katana, Calum en Ashlynn zich ook bij ons hadden gevoegd, samen met een ander meisje met twee blonde vlechten. Ashlynn greep pakte mijn arm en trok me bij zich. We wisselden een korte, bemoedigende blik met elkaar. Ik was blij dat ze me vasthield, want ik vermoedde dat ik wellicht naar de aarde zou storten als ze dat niet deed. 

Jurian keek naar Declan en Roan. 'Er heerst onrust in de eerste dimensie. Ze kunnen alle extra handen gebruiken, dus ik ga terug.' 

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro