Hoofdstuk 30: Monster
Katana
Er was eerst een flink stuk jungle dat we moesten zien te overbruggen. Ik wilde niet weten welke beesten en naar mij zaten te luren vanuit de schaduwen. Aangezien de bomen wel tien meter hoog waren en het niet mogelijk was om er overheen te vliegen omdat we dan de geheime ingang zouden missen die mijn schaduwen hadden genomen om de berg in te komen, struinden we door het doodstille bos.
Het was benauwd in het bos. Af en toe moest ik een laaghangende tak aan de kant duwen en durfde ik te zweren dat er overal over mijn lichaam insecten liepen. Ik haatte dit. Mijn plek was in de lucht, niet hier tussen de vieze, kruipende insecten. En iedere keer wanneer mijn voeten weg leken te zakken in de modderige ondergrond, vroeg ik me af of het wel modder was wat nu aan mijn schoenen kleefde.
Mijn schaduwen trokken sidderend voor ons uit. Op zoek naar betrouwbare wegen en doorgangen als een ware waakhond. Calum was geïrriteerd met zijn hakmes de in zijn ogen in de weg hangende takken aan het weghakken. Dat betekende dat ieder klein takje dat ook maar dreigde om onze weg te versperren daar diens einde vond. Hij was niet erg secuur, eigenlijk.
Het was niet vreemd dat zowel hij als Ashlynn hier niet in hun sas waren. Zij waren letterlijk het laatste licht in deze duisternis. En hoewel ze ook in de achtste dimensie veelal bij ons in de hel waren, was onze hel niet zo duister als dit eiland. Het hielp dan ook niet mee dat Jurian als een gekweld, mokkend kind door het bos banjerde, zijn schaduwen achter zich aan slepend. Waar mijn schaduwen nog een doel hadden, waren de zijne alleen maar verstikkend.
Elin beende mij bij. De toekomstige piratenheer, als we dat zo konden noemen, was niet onder de indruk van mijn duisternis. Ik kon het fascinerende beeld van haar rug en de edelstenen niet van mijn netvlies krijgen. 'Hoe ver nog?'
'Ik denk dat we over tien minuten bij de ingang moeten zijn,' gokte ik. 'Wat denk jij dat daar binnen is?'
Ze haalde luchtig haar schouders op en ik snapte haar onbezorgdheid wel. Ze kon zo snel genezen, zich over mentale pijn heen zetten, dat ze dichter bij onsterfelijkheid stond dan ik. 'Dat zullen we zien.'
Ik keek naar haar op en met dat klonk er een fel gekrijs. Een ander geluid dan de brul, maar ongetwijfeld afkomstig van hetzelfde wezens. Mijn schaduwen trokken zich terug alsof ze zich aan vuur hadden gebrand. En dat voelde ik ook.
Een rilling trok over mijn rug.
Elin keek omhoog, naar de top van de berg. 'Het bewaakt in ieder geval iets wat het niet graag wilt delen.'
'Bewaken?' herhaalde ik haar.
Ze wendde haar blik naar mij en knikte. 'Dat is wat ik Branson hoorde mompelen. Daarom zijn we hier. Daarom heeft hij jullie nodig.'
In de verte begon de grond te hellen. We zouden er echt bijna zijn. Het kon aan mij liggen, maar het leek er op dat de dieren op dit deel van het eiland verdwenen waren. Het was nog stiller dan eerder.
'Ik heb al veel duistere wezens gezien,' bekende Elin. 'Sinds de komst van Scarlett en Clay dwalen er op en in de zee rare, mysterieuze gedaantes rond. Ze verafschuwen het licht en jagen in de duisternis. Ik heb ze nog nooit bevochten, maar ze zijn absoluut de reden dat ik meer edelstenen heb laten plaatsen.'
Ik sloeg de informatie op. Elin gaf ons veel meer bruikbare informatie dan Branson, die zich liever niet in de kaarten liet kijken. Dit was het meisje wat enkele uren geleden bijna haar been was verloren aan de klauwen van een van die duistere wezens. Welke verschrikkingen had zij meegemaakt dat ze na zo'n aanval nog met zo'n heldere blik kon kijken?
'Hé, is dat de ingang?' hoorde ik Calum voor ons roepen.
Ik herstelde mijzelf en keek waar hij naar wees. Een kleine barst in de muur, groot genoeg om ons één voor één doorheen te persen, klein genoeg om niet op te vallen. Ik knikte.
Met enkele passen had ik de laatste meters overbrugt en liet ik mijn hand op de koude rotsen rusten. De berg leefde. Hij trilde onder mijn hand. Ashlynn, die naast mij kwam staan, stak haar hand zonder te twijfelen door de smalle doorgang. Daarna verspreidde haar licht zich als aderen door de gang, die wonderbaarlijk breed was.
Ik voelde Jurian nog voordat hij sprak. 'Wie eerst?'
Er was veel veranderd sinds het gesprek in zijn kamer op het schip. Niet alleen had Jurian zich nog dieper in zijn duisternis geworpen door zijn stomme fout, ook had hij Ashlynn en Calum met zich meegetrokken. De twee engelen waren duidelijk boos op de demonenprins. Ik kon het ze niet kwalijk nemen. Ashlynn was Feline's beste vriendin en zowel zij als Calum had zich over haar ontfermd toen ze in de achtste dimensie was beland. Ze hadden haar getraind, hadden voor haar gevochten.
Ik vond het dan ook niet vreemd dat Ashlynn snoof en zich vervolgens, zonder op een antwoord te wachten, door de opening werkte. Ik volgde haar op de voet en zo kwamen er steeds meer de benauwde grot in.
De duisternis was hier nog meer aanwezig. Het monster was niet ver meer.
Mijn hart klopte in mijn keel bij de herinnering aan mijn aanvaring met het wezen eerder die dag. Het was niet ver meer. Hij was niet ver meer.
'Stil,' siste Elin opeens en met dat stopte iedereen met lopen.
Ik hoorde wat zij hoorde. Gekras. Nagels die zich slepen op de grond, of op de muur misschien.
'Ash,' mompelde ik.
Het licht verspreidde zich nog verder. Nog niets te zien.
Het gekras stopte.
Ik keek naar Elin. Elin keek terug. Daarna bewogen we ons weer langzaam voort. Heel langzaam.
Jurian liep op een steenworp afstand. Hij was nu goed geconcentreerd. We werden allemaal scherper door het dreigende gevaar. Hij hield zijn schaduwen dicht bij zich en ik twijfelde er niet aan dat de lage temperatuur hier ook door hem kwam. Hij was klaar voor de naderende strijd.
Ik dacht dat ook te zijn. Tot we in de grote, open ruimte kwamen die ik eerder met mijn schaduwen had verkend. Eerst dacht ik dat het wezen zich nog verder had terug getrokken in de berg. Tot ik het gekras nog een keer hoorde. Boven mij.
Met een ruk keek ik naar boven en zag ik het vreselijke wezen. Het zag mij ook. Het was vreselijk lelijk, met een bleke huid, een bochel op zijn rug en lange ledematen. Zijn gezicht was naar ons gedraaid, waardoor zijn nek er misselijkmakend gedraaid uit zag. Hij had minstens drie rijen tanden, zijn tong was gespleten. Hij had bloeddoorlopen ogen, met in het midden een zwarte, slangachtige pupil.
Toen liet hij zich vallen.
Onze groep schoot uit elkaar toen het beest op een van de piraten terecht kwam. Er klonk een kleine schreeuw, maar dat was alles wat in de grot bleef hangen. Hij was op slag dood. Ik kon zweren dat ik iemand over hoorde geven. Het wezen had het hoofd van de piraat eraf getrokken alsof het een het een plastic pop was.
'Het lijkt op een wendigo,' fluisterde Elin naast mij.
'Een wat?'
Het beest draaide zich met een ruk naar ons toe, maar leek door ons heen te kijken. Tot Branson het bevel gaf om aan te vallen en er diverse zwaarden werden getrokken. Het beest keek met een ruk terug naar de mannen die hun wapens hadden getrokken.
Elin trok haar eigen messen. 'Een wendigo,' herhaalde ze snel, terwijl ze toekeek. Haar kansen inschatte. 'Een mytisch wezen. Er wordt beweerd dat het mensen zijn die overgenomen zijn door een duistere geest omdat ze zich hebben overgegeven aan kannibalisme.'
Ik voelde mijn maag omdraaien.
'Ja, geen fraai verhaal,' knikte ze.
'Hoe schakel je het uit?' vroeg ik, want het leek er niet op dat deze wendigo onder de indruk was van de getrokken zwaarden.
Ze maakte een geluid dat tussen gegrinnik en gesnuif in hing. 'Het is niet echt een wendigo. Hij wijkt teveel af van die wezens. Maar het lijkt alleen te reageren op beweging en geluid. Maar als het net zo'n huid heeft als een wendigo... Kan je ze alleen verwoesten met vuur.'
Ik hoorde Jurian vloeken.
'Dat maakt de situatie wat moeilijker, niet?' zuchtte ik.
Elin grinnikte. 'Dat valt best mee.' Ze hield haar handpalm omhoog en er verscheen een kleine, zwarte vlam.
Mijn mond viel bijna open van verbazing. 'Serieus?'
Er klonk nog een schreeuw en ik zou bijna vergeten dat we in gevecht waren met een vreselijk monster die inmiddels een tweede slachtoffer had gemaakt en... er vandoor ging, zijn slachtoffers achter zich aan slepend.
'Ik ben niet zo bedreven als jullie Feline waarschijnlijk is, maar ik zou afleiding kunnen bieden,' grijnsde ze.
De eerste piraten, met Branson in hun kielzog, zetten de achtervolging in. Het leek er op dat Elin een van de enigen was die over de kennis van dit wendigo-achtige wezen beschikte.
'Gaan we er echt achteraan?' kreunde Ashlynn. Ze zag bleek in het sombere licht dat ze door de grot stuurde.
Ik begreep haar. Ik ging weinig uitdagingen uit de weg, maar dit monster was mij iets te hoog gegrepen.
Elin niet. Elin lachte, haar vlechten zwaaiden heen en weer terwijl ze zich omdraaide, haar handen in het duistere vuur gehuld. 'Ik leid hem wel af.'
Voordat ze weg kon lopen legde ik mijn hand op haar schouders. Mijn hart bonsde in mijn keel. 'Ik weet wel iemand anders die voor afleiding kan zorgen.'
Ze keek me met fonkelende ogen aan. Ze wist op wie ik doelde.
We trokken verder de berg in. De gangen werden steeds nauwer, de gevechtskreten werden steeds minder overtuigend. De geur van de dood werd juist steeds overweldigender. We waren niet de eersten die de berg onder ogen kwamen.
Maar wat was er dan zo bijzonder? Wat werd hier bewaakt door dit schaduwmonster?
Het antwoord daarop was een glanzende, grote edelsteen. En met groot bedoelde ik ook echt groot. Het kristal was minstens een meter hoog. Het was het hart van de berg. Het straalde leven uit. Een oeroude kracht.
Elin keek met een openhangende mond naar de steen. 'Niet te geloven. Het hart van de dimensie.'
'Uitleg?' zei Calum droog.
'Iedere dimensie heeft zo'n steen. Een scherf alleen al geeft je ontzettend veel kracht. Het is verraderlijk. Teveel verwoest je, te weinig verblind je. Het komt nooit zonder gevaren,' legde Elin rustig uit.
Gekrijs onderbrak het gesprek. Nog één gang. Nee, geen gang. Een smalle passage naar het hol van het monster. We gingen niet naar binnen. Niemand ging naar binnen. Er was geen enkele ziel, hoe verdord die ook mocht zijn, die wilde weten wat het beest daar schuil hield. En terwijl Elin haar vuur bij elkaar raapte om het beest uit zijn hol te branden, zag ik in mijn ooghoeken hoe Branson zich langzaam maar zeker een weg vond naar de grote edelsteen.
Ik porde Calum.
'Egoïst,' siste mijn wederhelft. 'Ik hoop dat hij in dat ravijn stort.'
'Hij heeft vleugels.'
'Dan hoop ik dat hij knock-out gaat en dan in dat ravijn stort,' verbeterde hij zich.
'En jij bied je aan voor de eerste slag?' Ik trok een wenkbrauw op.
'Prima.' Hij stroopte zijn mouwen op.
Ik legde mijn hand op zijn arm. 'Dat gaat niet nodig zijn.'
'Klaar?' gromde Elin.
'Klaar,' zei ik instemmend.
Elin had ons nog één ding verteld voordat we hier waren aangekomen. Terwijl we ons door de gangen wurmden, gaf ze ons een bruikbaar stukje informatie. Een wendigo mocht dan een moordlustig wezen zijn die zich alleen op beweging of geluid richtte, een wendigo die als bewaker werd ingezet, werd furieus wanneer iemand bij zijn schat kwam.
Branson zou ons nooit gaan geven waar we hem om hadden gevraagd. Hij zou een manier vinden om onder elke overeenkomst uit te komen. Maar Elin was eerlijk. Rechtvaardig. Dat was waarom niemand echt berouw leek te tonen toen we de aandacht van de wendigo trokken, hem uit zijn hol lokten en hem precies de richting op stuurden die hij moest gaan. Recht op de piratenheer af.
Het ging snel en eigenlijk kwam er maar weinig leed bij kijken. De klauwen van het monster begroeven zich diep in het lichaam van Branson, waarbij ze meteen zijn hart doorboorden. Daarna sleepte het wezen zijn slachtoffer terug naar zijn grot.
En dat was het. Daar ging mijn pijnlijke verleden. Hoewel het niet de dood was die ik in gedachten had gehad, was het een prima alternatief. Met dat ik zijn levenloze lichaam zag verdwijnen, leek er een gigantische last van mijn schouders te vallen. Als vanzelf gleed mijn hand naar de littekens op mijn buik.
Ik voelde een begripvolle hand op mijn rug. 'Hoelang duurt het voordat hij terugkomt?' gromde Jurian. Er klonk iets van afschuw door in zijn stem.
'Niet lang,' zei Elin snel, waarna ze zich naar de andere piraten draaide en bulderde: 'Terugtrekken!'
Meer hadden de piraten, noch onze eigen soldaten niet nodig. Iedereen leek zich op hun hakken om te draaien. Ik vond het ook meer dan genoeg geweest. Ik waagde mij niet meer in de buurt van de edelsteen en volgde de vluchtende mannen op hun hielen. En hoewel we de wendigo nog enkele keren hoorden krijsen, werden we niet meer gevolgd. Hij deed zich goed aan zijn prooi en in de tussentijd zorgden wij ervoor dat we de berg konden verlaten.
Er werd flink gehijgd tegen de tijd dat iedereen veilig de berg uit was gekomen. Hoewel enkele piraten nog steeds bleek keken na het verlies van hun piratenheer, keerden anderen zich al heel snel tot Elin. Ze wachtten tot zij haar orders gaf.
'Wat nu?' vroeg ik aan haar toen ik op adem was gekomen, aangezien niemand anders die vraag durfde te stellen.
Elin rechte haar rug, haar hand lag op het gevest van haar strijdmes. 'Nu? Nu gaan we als een gek terug naar de haven, roepen we onze mannen bij elkaar en gaan we naar het fort.'
Er lag zoveel vastberadenheid in haar stem, dat niemand aan die orders twijfelde. Een piepklein stemmetje in mijn hoofd vroeg zich af waarom ze ons zo makkelijk hielp. Ik kende alleen maar piraten die contracten opstelden wanneer ze met je in zee gingen. Heel even bedacht ik mij dat er nog wel een contract zou komen, tot ik iets van verdriet in Elins ogen zag. Nee, hoop. Misschien een beetje van allebei. Er was iets wat ze achterhield. Iets wat te maken had met dat fort.
Jurian joeg de wind in onze zeilen. Desondanks duurde het nog een flinke tijd voor we terug waren in de haven. We waren al een dag verder. Het zou niet lang meer duren tot de zon onder zou gaan. Maar we zouden vandaag nog gaan. Elin had een flink leger bij elkaar weten te rapen. Waarschijnlijk niet zo groot als die van Scarlett en Clay, maar ze waren bereid om te vechten en om vandaag nog te vertrekken.
Het moest genoeg zijn. Dat moest gewoon. Anders was alles voor niets geweest. Er was weinig tijd voor slaap. De meesten van ons sliepen een uurtje of drie à vier, als ze al sliepen. Jurian hoorde daar niet bij. Hij had volgens mij al dagen geen oog dicht gedaan. Nee, dat was niet waar. Toen het schip langzamer leek te varen, had ik gezien hoe hij voorzichtig in slaap was gevallen op het dek. Het was een klein uurtje geweest, want meer had hij zich niet gegund. Hij had gesproken van een zeer slecht onderbuikgevoel. Alsof hij diep in zijn botten voelde dat we te laat zouden komen.
Jurians wind joeg ons door de lucht heen. Een van Elins piraten, een verkenner, leidde ons de weg. We vochten tegen de tijd. De tijd leek onder mijn huid te kruipen en knaagde iets weg bij iedere seconde die verstreek. Ik kon me niet voorstellen hoe Jurian zich moest voelen.
De zon ging onder. We vlogen door de duisternis, onder een met sterren bezaaide hemel. Tot we het fort naderden. Aan de horizon, aan het einde van de vlakte met het zwakke licht van de hellevuren in de verte, verscheen het massale fort. Het was indrukwekkend, maar niet zo indrukwekkend als het krachtspektakel wat voor ons plaatsvond.
De hemel leek open te breken. Overal was vuur. Een vreselijke hitte in de lucht dwong ons lager te vliegen. De lucht werd overgenomen door slierten vuur die zich als zwepen op de grond stortten. Hoe dichter we bij het fort kwamen, hoe feller het vuur werd. Op den duur kon ik niet eens meer vliegen. Ik werd gedwongen te landen en toen mijn voeten de aarde raakten, kon ik niet anders dan versteld naar de lucht te staren.
Feline had de godin haarzelf kunnen zijn. Zij was vuur. Haar amulet, wat inmiddels ook was ontvlamt, vormde haar hart. Haar haren wapperden verwoed om haar heen in de kracht die ze uitstraalde. De punten ervan brandden met haar mee. Ze had haar ogen gesloten. Er lag een vredige uitdrukking op haar gezicht. Ze zou zich overgeven. Nee. Ze had zich al overgegeven. Ze zag onnatuurlijk bleek in haar door het hellevuur gevoede vuur. We waren... te laat. Was dit vuur van haar? Was dit vuur van de amulet?
Leefde ze nog?
Jurian zette een ferme stap naar voren. Hij had zijn omgeving al in zich opgenomen en hij richtte zich tot Elin. 'Er is iets wat je moet regelen.'
Het vuur liet de ogen van de jonge piraat schitteren. 'Vertel op.'
Ik zette nog een extra stap naar ze toe om alles mee te kunnen krijgen.
'Jullie moeten de prinsen van de eerste dimensie helpen,' zei hij. 'Bevrijd ze van de boeien. Geef ze wat ze nodig hebben.'
'Jurian, dat vuur... je kan het nooit overleven.' Mijn stem brak om de realisatie die uit die woorden voortkwam.
Hij wierp een sombere glimlach naar mij. 'Dit is mijn fout. Niet om het een of ander, maar ik denk dat als iemand haar zou kunnen redden, ik het meeste kans maak.'
Ik klemde mijn hand om zijn arm. Ook ik had de kracht van de wederhelftband gevoeld. Het kon je tot waanzin drijven. Maar dit? Dit was écht waanzin. 'Dit is zelfmoord.'
Hij legde zijn ijskoude hand op de mijne, waardoor ik gedwongen werd om deze terug te trekken. 'Bevrijd de prinsen en ik beloof je dat het geen zelfmoord is.' Daarna hulde hij zich in zijn ijs.
Ik had hem nog nooit zo gezien. Hij kreeg een tweede huid die bestond uit puur ijs. Hij zou het nodig hebben om überhaupt in de buurt van Feline te kunnen komen zonder levend te verbranden. En toch schoot hij zonder enige twijfel de lucht in.
Ashlynn zei met een rauwe stem: 'Laten we doen wat hij zegt. Nu.'
Elin deelde bevelen uit en ik wist dat ik mijzelf in actie moest zetten. Nog even. Ook al was dit de meest rauwe, pure kracht die ik ooit had gezien. Ik zou Feline later vragen hoe slopend dat voelde. Want ze zou het overleven. Ze zouden het allebei overleven.
De prinsen. Zij hadden ons al gezien. Met dat hadden Scarlett en Clay ons ook al gezien, maar zij waren te druk met de vlammende dreiging boven hen. Ik herkende Declan, de prins die we op het schip hadden gezien. Heel subtiel tikte hij met zijn vinger op de band om zijn nek.
'De edelstenen,' zei Elin. 'We moeten onze krachten bundelen om in de buurt te kunnen komen van vernietiging.'
We hoefden niet eens fysiek verder in de buurt te komen. Dat kwam ons goed uit, want Feline's vlammen sloegen als bliksem in op de grond, waardoor het gevaarlijk was om dichter naar het fort te gaan. Onze krachten konden de laatste twintig meter makkelijk overbruggen. Elins vuur, mijn schaduwen, Ashlynns licht en het pure element van Calums geneeskracht. Het kwam samen als een gloeiend zwaard en kwam als een energiebom tot ontploffing bij de twee prinsen.
De twee spierbundels hadden geen moeite om die klap te verwerken. Zeker niet toen ze bevrijd waren van hun boeien. De twee engelen sloegen hun gigantische witte vleugels uit en schoten ook de lucht in. Recht op Jurian en Feline af.
Wat er precies gebeurde was mij niet duidelijk. Jurian zweefde bij Feline, maar kon haar niet aanraken. Feline reageerde nergens op. Niets van buitenaf leek bij haar binnen te komen. Zou ze echt dood zijn... Nee, wacht. Haar ogen. Langzaam gingen ze open. Zo zwak. Zo verdord. Feline was duisternis. Ze had zich diep in die duisternis geworpen en daar zou ze niet alleen uit kunnen komen.
Maar de prinsen haalden iets onder hun shirts vandaan. Amuletten, om precies te zijn. Het verbaasde mij niet dat zij ook een amulet hadden. Nee, die onbekende prins had er niet één, hij had er twee.
Jurian keek strak naar de twee op. Er stond geen hartelijkheid op zijn gezicht toen hij de amulet van de onbekende prins aanpakte, die gemeen naar hem grijnsde. Jurian beet hem iets toe en klemde zijn hand stevig om de amulet. En activeerde het toen.
~~~
Lang hoofdstuk, feest!! Ik twijfel of ik de hoofdstukken van deel 2 in deel 1 moet toevoegen. Heeft iemand trouwens al een conclusie kunnen trekken uit de laatste paar alinea's? Er komt een twist aan, jongens. Houd je vast aan je stoel, bank, grond, hond, kat, wat je ook maar in de buurt kan vinden.
Get. Ready.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro