Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 29: Olie

Feline

De volgende dag ging tergend langzaam. We vlogen over lange, kale vlaktes en schimmige bossen. Er was een reden dat de omgeving zo levenloos was. We naderden het fort. En het fort was alles wat je van een fort kon verwachten. Zeker als degene die het bedacht had Katherine was.

Hoewel haar ziel onze en deze dimensie al lang geleden had verlaten, was haar nalatenschap beslist niet iets om te negeren. Het fort kon ongetwijfeld meerdere legers een dak boven het hoofd bieden. Het leger, waar steeds meer mensen zich aan toevoegden, wat met ons meereisde zou slechts een fractie van het gebouw in beslag nemen. 

Mijn voeten leken het gewicht van mijn lichaam niet te kunnen dragen toen we voor het gigantische, meedogenloze oorlogsgebouw landden. Ik was even vergeten wie mijn oude vijand was geweest. En hoewel Scarlett en Clay zeker een naam hadden opgebouwd, en een leger hadden weten te verzamelen om "u" tegen te zeggen, ze waren Katherine niet. Ze zouden Katherine nooit worden. Katherine was het toonbeeld van een helse demon geweest. Ze was een levende nachtmerrie die met een zwaai van haar pols je diepste angsten wist op te graven en te misbruiken. 

Scarlett en Clay hadden die ervaring nog niet. Ze hadden nog geen toekomstplan. Ze hadden nog geen fractie van de onheilspellende, vernietigende duisternis die Katherine in zich had gehad. Nog niet, althans. Wie weet wat eenzame opsluiting in een gigantisch fort, hunkerend naar iets wat je niet kan hebben, met je zou doen. 

Misschien was dat dan ook wel de duisternis die ik ervoer, diep in mijn botten. Een duisternis wiens ontembare woede zich als wortels in mijn aderen verwikkelde. Ik hunkerde ook naar iets wat ik niet kon krijgen. Hoewel hij als een schaduw bij mij was geweest tijdens deze laatste reis, fluisterend dat ik hoop moest houden, dat ik niet op mocht geven, wist ik dat dat niet genoeg voor mij zou zijn. Ik kon niet leven met zijn schaduw. 

Er was geen enkel teken van verzet of strijd geweest onderweg. Dat bevestigde alleen maar het verhaal van Scarlett. Ze waren er echt vandoor gegaan. Ik was er nog niet over uit of het verdriet of de woede die daaruit voortkwam mij meer verteerde. Nee, dat was niet waar. Woede had allang de overhand genomen. Onverzadigbare woede, om eerlijk te zijn. Verdriet was een onbelangrijke factor die ik om een of andere reden bijna niet voelde. Dat was fijn. Verdriet stond gelijk aan pijn en ik wilde geen pijn voelen.

Dat zou ik diezelfde avond ook niet doen. Langzaam kroop de zon naar de horizon. Heel langzaam, alsof ze wist welke nacht er zou volgen en ze die niet wilde afstaan aan de maan. Alsof ze haar eigen vlammen aan mij wilde geven voor een echt vuur. Er terwijl ik die grote, ronde vuurbal zag zakken, zag ik rook aan de hemel. Rook die snel oploste, maar weer gevoed werd door nog meer rook. Het hellevuur. Het was zo sterk dat ik ervan overtuigd was dat ik niet zou kunnen slapen al zou ik willen. Mijn kern. 

Ik glimlachte en draaide mij van het raam weg. Eerst zouden we een feestje vieren. Het was namelijk een hele prestatie dat we hier waren aangekomen zonder slag of stoot. Dat zou gevierd worden met een waar banket. Drank zou in overvloed vloeien. Onze gasten, dan wel gevangenen, zouden opgehemeld en gepresenteerd worden. Oh, ik? Nee, ik was geen gevangene meer. Ik werd niet meer als een dreiging gezien nu ik "eenzaam, alleen en gebroken" was. De boeien en de halsband maakten dan nog wel deel uit van mijn standaard uitrusting, maar daar was dan ook alles mee gezegd. Geen extra beveiliging, geen waakhond. De prinsen daarentegen waren het gesprek van de dag. Zij kregen de aandacht die van mij af was gehaald. En dat kwam goed uit.

Met een kleine glimlach keek ik naar mijzelf in de spiegel. Koninklijk blauw noemden ze de kleur van mijn jurkje. Een jurkje die niet echt noemenswaardig was, maar die mij genoeg bewegingsvrijheid zou geven. De kleine, zilveren details die erin verweven waren, lieten het op nachtelijk ijs lijken. IJs dat over enkele uren zou branden. 

Ik nam heel even de tijd om mijzelf écht te bekijken. Van mijn blote benen tot aan mijn kruin. Ik nam de tijd om elk klein litteken op mijn lichaam te waarderen. Om de spieren te bewonderen die ik had ontwikkeld. Om de levenservaringen in mijn ogen af te lezen. Om de sombere glimlach op mijn gezicht te beoordelen. Mijn blonde lokken vielen over mijn schouders. Op mijn kruin leken kleine, dunne grijze haren hun opmars te maken. Het waren niet de eersten. De eerste oorlog had diens tol geëist. Vol schaamte had ik de eerste exemplaren uit mijn hoofd getrokken, maar Jurian had ze gewaardeerd. Hij zei dat het goed was om zichtbare littekens te hebben van een ingrijpende gebeurtenis.

Jurian.

Mijn vleugels spreidden zich bij de gemixte gevoelens die zijn naam in mij opriepen. Ook mijn vleugels hadden een flinke transformatie doorgemaakt. Ik had mijn witte verendek altijd gekoesterd. De eerste zwarte veren waren zwaar voor mij geweest, tot ik de duisternis had geaccepteerd en naar mijn eigen hand had gezet. En nu? Nu keek ik naar die enkele witte veren in een diep, duister, eindeloos zwart zijnde paar vleugels. 

Ik trok mijn vleugels in en schakelde enkele nietszeggende emoties uit, waarna ik de muziek volgde naar de grote ontvangstzaal. Die zaal stond gelijk aan die van een waar kasteel. Het was belachelijk hoe groot deze ruimte was. Het plafond was minimaal tien meter hoog, terwijl de lengte misschien wel honderd meter overbrugde. 

Het eerste uur keek ik gemoedelijk toe terwijl ik mijzelf goed deed aan enkele grote glazen wijn. Er zou nog heel wat drank doorheen moeten gaan wilde ik mijzelf vermaken op dit feest. Het was een bom van testosteron hier. De hoeveelheid vrouwen was net zo schaars als diens kleding, wat mij deed vermoeden dan het merendeel hier was ingehuurd om de mannen te voorzien van hun behoeften. En hoewel iedereen donders goed wist wie ik was, leken enkelen toch hun zogenoemde charmes in de strijd te willen gooien.

Ik had nog een glas wijn nodig. Een hele grote.

Het werd pas echt interessant toen prins Declan mij naderde. Ik voelde eerst zijn kracht alvorens zijn gespierde lichaam in mijn gezichtsveld kwam. Hij kwam naast mij staan, stopte zijn handen nonchalant in zijn zakken en leunde ook tegen de muur. 

'Leuk feest, niet?' zei hij rustig.

Zijn boeien waren anders. Hij had geen oranje edelstenen zoals ik. Nee, die van hem waren blauw. Ik had geen idee wat die dingen moesten doen en het kon me niet echt schelen.

'Als je het zo leuk vindt, stel ik voor dat je jezelf gaat vermaken in plaats van mij lastig te vallen,' zei ik, mijn ogen strak op de dansvloer gericht. 

Het was grappig om te zien dat juist Evan zich met een grijns over een van de ingehuurde dames ontfermde. In zijn ogen had hij mij toch al, dus een fout uit zijn verleden herhalen maakte toch niets uit. Niet hier. Niet in zijn ogen. Het was niet de eerste keer dat hij vreemd ging. Vroeger had het tot vele discussies geleid. Discussies die hij won, waarin ik de zwakste bleek te zijn. Het kon mij hier niet minder boeien. 

'Hmm,' antwoordde hij enkel onverschillig. 'Ik was meer geïnteresseerd in de grensengel waar de schaduwen bijna vanaf druipen. Deze kant van de zaal is een stuk donkerder dan de andere kant.' In mijn ooghoeken zag ik hem naar mij kijken. 'Al denk ik niet dat die stelletjes daar in de hoek dat heel erg vinden.' 

Ik keek naar hem op, waarbij ik letterlijk omhoog moest kijken. 'Wat wil je van me? Er valt niet meer van mij af te nemen.' De echte moordenaar. De eerste die zou branden. 

'Misschien wilde je nog wat details,' grijnsde hij. Er was echter iets vreemds aan die blik. Misschien was ik er verder op in gegaan als het mij nog iets had uitgemaakt. Dan had ik mijzelf wellicht afgevraagd waarom die woorden en die grijns niet overeenkwamen met de zorgelijke blik in zijn ogen. 

Maar vandaag niet. 'Rot toch op. Laat deze verloren, eenzame engel in haar zelfmedelijden wegkwijnen.' Ik nam nog een flinke slok van mijn wijn. 

'Heb je daar nog niet genoeg van gehad, schat?' vroeg hij. 

Ik draaide mij naar hem toe en legde mijn hand op zijn borstkas. 'Wist je niet dat vuur alcohol doet verdampen, schat?' Er trok een siddering door mijn lichaam bij die aanraking.

Zijn ogen verraadden dat hij dat ook voelde, maar daar was het mee gezegd. 'Jammer dat je de pijn niet op een andere manier laat verlichten,' zei hij met een lome grijns. 

Ik maakte mijn hand los van zijn brandende lichaam om mijn haar over mijn schouder te gooien. 'Dat zou ik doen, maar diegene die ik daar voor nodig heb is dood, dus helaas.' 

'Is dat zo?' vroeg hij bijna direct, alsof hij op die pijnlijke ingang wachtte. 

'Ja,' zei ik resoluut, 'dat is zo. Kan je nu een ander gaan vervelen?' 

Hij begon te lachen. Een lage, doordringende lach. 'Eigenlijk kwam ik naar je toe om te zeggen dat mijn broertje je wel wilde spreken.' 

Ik liet mijn rug weer tegen de muur zakken. 'Nou, dat moet hij naar mij toe komen. Ik laat mezelf niet overal heen commanderen.' 

Weer die lach, maar dit keer liep Declan wel weg. 'Evan beweert anders,' zei hij koeltjes terwijl hij zonder op een reactie te wachten in de menigte verdween.

Die vieze, vuile...

Ik duwde mijzelf weer van de muur af en stampte weg. Ik kon Declan achterna gaan, ik kon Evan te grazen nemen, maar ik kon ook naar Roan gaan om zijn verhaal aan te horen. En terwijl ik een door woede gevulde duisternis als een sleep achter mij aan trok, besloot ik dat laatste te doen. Zolang Kay nog niet terugkwam met mijn gekoesterde amulet, moest ik de tijd doden.

Dus nam ik in het voorbijgaan nog twee volle glazen wijn mee en liep ik naar Roan, die op een stoel aan het uiteinde van het vertrek zat. De sterkste van de drie prinsen van de eerste dimensie. Brute kracht was zijn specialiteit, werd mij verteld. Dat was aan hem af te zien. Maar nu niet. Want hij zat half onderuit gezakt met een kleine grijns terwijl hij toekeek hoe ik aan kwam lopen. 

'Dorst?' vroeg ik toen ik bij hem was aangekomen. Ik reikte het glas naar hem.

'Het verbaast me dat je nog in een rechte lijn hierheen kon lopen met de hoeveelheid alcohol die je al in dat kleine lichaam van je hebt gegoten,' merkte hij op, maar hij nam het glas wel van mij aan.

Ik rolde met mijn ogen. 'Zijn de prinsenbroertjes mij in de gaten aan het houden? Waar heb ik dat aan te danken?' 

Hij nam een flinke slok. 'Ik kan het niet helpen om te onderzoekn wie het hart van onze grote vriend Jurian had gestolen.' 

Ik durfde te zweren dat mijn constante duisternis even haperde voordat het zich weer vol herpakte. 

'Of betoverd. Ik snap het wel.' Hij hield zijn hoofd schuin. 'Je hebt hem een beetje verblind, is het niet?' 

Ik balde mijn handen tot vuisten. 'Je net zo irritante broer zei dat je mij wilde spreken, maar als je alleen maar zinloze opmerkingen gaat maken, kan je je net zo goed tot een ander wenden.' 

'Ik wilde alleen maar zien wie onze vriend tot zijn einde heeft geholpen. En nu ik het gezien heb, weet ik niet of ik moet lachen of dat ik mij moet schamen.' 

'Schamen?' herhaalde ik.

Hij boog zich een beetje naar voren. 'Ja, ik denk dat ik mij moet schamen dat hij zo zwak was.' 

'Hij heeft het wel eens over de klootzakken uit zijn verleden gehad,' kaatste ik terug. 'Ik snap waar hij het vandaan haalde. En nu ik jou heb gezien, en je snob van een broer daarbij, kan ik niet geloven dat er iemand was die zin had om er drie van jullie te maken.' Ik dronk mijn glas met een teug leeg. 

Hij stond op. 'Ik snap ook waarom hij op je is gevallen.' Zijn hand gleed langs mijn kaak. Ook bij deze prins voelde ik een siddering. Zijn ogen werden even helder. 'Bevrijd me.' 

'Wat?' vroeg ik met een frons.

'Wat?' herhaalde hij, de helderheid was uit zijn ogen verdwenen. 

'Wat zei je nou?' 

'Ik zei dat ik snap waarom hij op je is gevallen,' zei hij met een verraderlijke grijns. 'Wil je niet weten waarom?' 

'Niet echt nee,' zei ik nog even verward, terwijl ik zijn hand wegduwde. 'Ik ben niet geïnteresseerd in je charmes.' 

Er was iets vreemds gaande bij deze prinsen met hun banden van blauwe edelstenen. Op een andere plek, onder andere omstandigheden was ik dat misschien gaan uitzoeken. Puur om de tijd te doden. Maar er verscheen een ander bekend gezicht in mijn gezichtsveld, dus voordat Roan ook nog maar iets kon zeggen of doen, keerde ik hem de rug toe en volgde ik Kay.

Het had mij niet verrast dat de prinsen Jurian hadden gekend. Jurian kon best nog wel eens hun vriend zijn geweest in zijn donkerdere dagen. Mijn wederhelft was in het begin bijna net zo'n hufter geweest als deze twee exemplaren. Er was veel gebeurd in die tijd. Toch hadden de opmerkingen van deze twee duistere, krachtige prinsen olie op het vuur gegooid. 

Door de grote van de ruimte en de gigantische drukte, leek niemand het door te hebben dat ik samen met Kay de zaal verliet. Aangezien er gigantisch veel alcohol vloeide, verbaasde mij dat ook totaal niet. 

'Is het gelukt?' vroeg ik gespannen aan Kay. Dit was het meest cruciale deel van het plan.

Hij knikte kort en haalde de amulet tevoorschijn. Het machtige sieraad bungelde tussen ons in. 'Weet je zeker dat we dit kunnen?' 

Ik glimlachte en beefde even toen de amulet in mijn handen viel. Kort drukte ik het stevig tegen mijn borstkas aan, waarna ik naar hem opkeek. 'Samen wel.' 

Langzaam knikte hij. 'Oké. Wat is nu het plan?' 

'Zorg dat jij en je kameraden wegkomen. Als je over een kwartier niet weg bent, zal je mee branden.' 

Als hij nog meer zou knikken, zou zijn hoofd er vanaf vallen, dat wist ik zeker. Hij leek niet te schrikken van mijn stille dreigement. 'Succes.' 

Ik grinnikte en durfde er om te wedden dat hij wist hoe dit zou gaan eindigen. 'Als je gaat, rapporteer dan aan Scarlett en Clay dat je mij naar buiten zag glippen.' Nadat hij instemmend had gereageerd, zei ik: 'Het ga je goed, Kay.' 


Ik trok mijn schoenen uit en genoot van het gekriebel van de grassprieten. Het was stil buiten. Geen enkele vogel zong haar lied, geen enkele krekel liet iets horen. Het was stil, maar toch was er ook zoveel geluid. De aarde pulseerde onder mijn voeten. De wind liet mijn haren opspelen als een wakkerend vuur. Als het vuur wat enkele kilometers verderop smeekte om aangesproken te worden. 

'Waar dacht jij heen te gaan?' klonk de scherpe stem van Scarlett achter mij. 

Langzaam, heel langzaam, draaide ik mij naar haar toe. Geamuseerd stond ze met haar armen over elkaar geslagen toe te kijken. Naast haar stond, vanzelfsprekend, Clay. Evan was er ook. Zachary niet. Dat was vreemd, maar niet interessant genoeg om aandacht aan te besteden. Zelfs Declan en Roan hadden zich van het feestgespuis losgemaakt voor wat drama. Net zoals een kwart van het leger.

Kay had zijn werk goed gedaan. Dat zou ik niet vergeten.

Mijn vleugels ruisten toen ze zich uitspreiden. 

Scarletts houding verstrakte en ze wierp een blik naar Evan. 

Meteen voelde ik de sliert van zijn magie die mij in bedwang moest houden. Het was nog steeds sterk, maar niet sterk genoeg. 

Niet toen ik mijn hand sneed aan een klein mesje en mijn bloed op mijn dimensieamulet liet vallen. 

Ik hing mijn amulet om en liet mij overspoelen door de dimensieoverschrijdende kracht. Ik liet me er door wegslaan, consumeren. Ik liet het me sterker maken. 

De boeien vielen uit elkaar na slechts een vlaag van de versterkte duisternis die uit mijn poriën droop. Daarmee kwam eindelijk mijn vuur weer terug. Mijn gekoesterde vuur. 

Ik slaakte een kreun van opluchting en liet mijn krachten de vrije loop terwijl de amulet op gang kwam. Mijn vleugels werden sterker, steviger. Mijn schild tegen alles en iedereen om mij heen. Mijn geest werd sterker en verbande alle bedwelmende magie uit de rest van mijn lichaam. En ondanks alle duisternis die door mijn lichaam raasde, werd mijn huid weer beschermt door die gekoesterde, gouden gloed. 

Waar ik in de strijd met Katherine alleen met mijn versterkte lichtmagie moest om zien te gaan, had ik nu ook de versterkte duisternis. En waar ik eerst dacht dat dat beangstigend moest zijn, was dat eigenlijk alleen maar fijn. 

Ik sloot de buitenwereld buiten en schoot de lucht in. Alle pijn in mijn lichaam, fysiek en mentaal, leek op te lossen in het niets en maakte plaats voor een heerlijke warmte. Een warmte waarin ik mij onderdompelde. Ik sloot mijn ogen en spreidde mijn armen. En toen deed ik een beroep op alles wat ik was. Op mijn vuur.

Ik begon te lachen. Een lach die werd gevoed door extase, door genot. Want toen ik mijn ogen weer opende zag ik licht. De hemel stond in vuur en vlam terwijl ik het hellevuur naar mij toe trok. De hemel was aan het branden. Het zou mijn dood worden. 

Dat was eigenlijk hilarisch. Ik was hier gekomen door vuur en ik zou hier ook weggaan door vuur. Mijn eigen vuur. Mijn eigen bestaan. Ik ging op de automatische piloot. Mijn vleugels sloegen in het tempo van mijn hartslag door. Krachtig, woest en vol verlangen. 

Ik keek neer op de mensen die als aan de grond genageld stonden te kijken. Een en al verbazing. Maar er kwam beweging in. Er werd een aanval ingezet.

Hoe zielig was dat. Ze konden onmogelijk denken dat ze dit konden winnen. Mijn kracht was vuur, mijn lichaam wezenlijke duisternis, mijn ziel woest en gebroken. Ik was vlammende duisternis. En uit die duisternis kwam mijn meest verwoestende vuur voort. 

Nachtvuur brandde in de hemel. Diens vurige tongen daagden de omhoogvliegende demonen uit. Joegen hen terug. Niets kon me stoppen. Ik zou de hel laten neerdalen... in de hel. 

Ik spreidde mijn armen en liet mijn hele wezen, alles wat en wie ik was en kon zijn, los op de mensen onder mij.

~~~

Tuntuntunnnn... 

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro