Hoofdstuk 1
Ochtend. Om me heen werden de kamergenoten van me wakker en ook ik stond direct op. Stapelbed uitklimmen, een trui over mijn dunne pyjamashirtje heen en dan de gang op waar het licht al brandde; het kamp was wakker. Beneden kon ik het gekletter van de borden en het bestek horen, terwijl buiten het nog stil en donker was op de vroege lentemorgen. Voor me liepen twee jongens van mijn leeftijd te stoeien, ik gokte de een 16 en de ander 17 zoals ik dat was, sinds enkele dagen. Eindelijk echt volwassenen.. Nu kon ik vrij toveren, in maar ook buiten het kamp. Al gebeurde dat ervoor ook al, hoor. De wetten van het ministerie waren er om te breken. Mijn bestaan brak het al. Zeventien jaar zijn stond niet enkel voor het volwassenen zijn, maar gaf je ook het recht om in het volwassenen kamp te leven.. Mits ze je goed genoeg vonden. Ik hoopte dat ze snel zouden kijken naar de groep die nu al volwassenen was maar nog in het kinderkamp leefden. Uiteindelijk deed je het daar voor, het grote kamp. Echt omhoog komen. Grotere opdrachten krijgen en geen lessen meer hoeven te volgen.. Enkel nog het echte werk. Daar verheugde ik me al jaren op en het was bijna zo ver. Al bestond de kans dat ze me te slap vonden... Maar dat kon ik zelf niet geloven, ik trainde al jaren voor dit doel. Het moest lukken. Beneden liet ik mijn blik kort rusten op het trainschema van deze dag. Gelukkig geen saaie lessen, enkel in de middag trainen op het veld. Verder had ik tijd om zelf te leren en rond te hangen hier, zolang ik maar binnen het schild bleef. Saai, niet de buitenwereld in kunnen. Maar dat was natuurlijk weer veel te gevaarlijk volgens de begeleiders hier. Ik nam plaats aan het einde van een van de lange tafels en legde twee broodjes op een bord, nam een glas water en begon rustig te eten. Eigenlijk nam ik enkel water, goed voor je. Af en toe nog wat sap erbij, maar dat was zelden. Water kon geen kwaad, van de rest wist je niet wat het met je lichaam zou doen. En ik ben trots op mijn getrainde lichaam wat ik zo wil houden. Rustig at ik door. Om me heen begonnen sommige te stoeien en met eten te gooien. Onverantwoordelijke kleuters dat het waren.. Met dat gedrag kon je nooit het grote kamp in. Zodra mijn eten op was, gooide ik het glas water achterover in mijn keel en stond ik op. Groepjes kinderen verzamelden buiten voor lessen en trainingen. Ik liep ook naar buiten, maar regelrecht af op het schild waar ik door heen ging. Buiten. F*ck de regels. Een grijns vormde op mijn gezicht en ik liep het bos rustig door, niemand had me opgemerkt en ik had toch niks te doen.. Straks kwam ik terug en niemand zou weten dat ik weg was geweest. Mijn voeten zette zich stil in het gras en ik ging klaarstaan, telde in mijn hoofd af van 3 tot 1 en begon te sprinten. Mijn tanden klemden zich om mijn lip heen en mijn benen flitsten heen en weer. Harder, sneller, grotere passen. De wind suisde langs mijn oren en takken kraakte zodra ik erop stond. Zo'n 100 meter verder kwam ik hijgend tot stilstand, mijn hart bonkte in mijn borstkast en ik voelde mijn voorhoofd nat en plakkerig worden van het zweet. Ook al was het een korte afstand, het sprinten sloopte me volledig. Conditie had ik zeker, en niet zo'n beetje ook. Maar sprinten had ik altijd moeilijk gevonden, vandaar deze korte training met mezelf. Je moest iets, als je ooit ver wilde komen..
Ik hees mezelf in een grote en redelijk hoge boom. Aan de takken trok ik me op en met mijn benen duwde ik mezelf steeds hoger. Tak na tak, stap na stap. Zo ging ik door tot ik een stuk verderop het kamp kon zien liggen, op een open vlakte. Het huis, de kinderen die trainde of ergens rustig rondhingen, het veldje waar spreuken heen en weer flitsten van lessen. Ik grijnsde. Ooit zou ik er weer op deze manier op kunnen kijken en dan wetend, dat ik de leiding had over alles wat er gebeurde. Iedereen zonder twijfeling zou luisteren. Dat ik de enige baas was van de tientallen dooddoeners. Maar tot die tijd zou ik het met dit moeten doen.. Ik zuchtte en klom weer naar beneden, het laatste stuk liet ik me op de grond vallen. Kort keek ik om me heen of de omgeving nog veilig was, en zodra ik de stilte kon vertrouwen begon ik weer te lopen. Verderop stond een oud hutje, verlaten. Waar het ooit voor gebruikt was wist ik niet, maar het was te klein om in te leven. Moest wel van de dreuzels zijn, die deden meer aparte dingen dat ik ook niet wist waar precies het steekje los zat.
Het hutje stond er nog exact zo bij als de vorige keer. Of tenminste, dat leek zo. Ik zag niet dat de deur op een kier stond en dus van het slot was gehaald. Rustig duwde ik de deur open, hij kraakte een beetje, maar dat was altijd al geweest. Ik liep naar binnen en keek rond, het zag er even oud uit als altijd. Het hutje stond er al jaren, het was zo'n zes jaar geleden dat ik het ontdekte met een oude vriend. Keith.. Het was een jongen die ik al sinds dat we peuters waren kende. Ik sloeg mijn ogen neer bij de herinnering en liet mezelf op de bank zakken, starend naar de andere hoek. Normaal gesproken zou hij daar moeten zitten, met zijn welbekende grijns. Op die manier zaten we uren, en ik had nooit genoeg van zijn grappen en verhalen die nergens op sloegen. Al konden we ook serieus zijn, zijn vader leerde hem bijzondere train-technieken en hij gaf die weer door aan mij, terwijl ik mijn trucs aan hem leerde. We groeide echt samen op, hij verdiende het niet om zo vroeg te moeten sterven.. Ik trok mijn knieën op en was volledig stil, mijn ogen sloten zich en ik begon na te denken. Hoe lang ik er zat weet ik niet, maar ik was in gedachtes verzonken tot er plots een kalme vrouwenstem op dook. 'Ah.. Bezoek,' zei het. Ik schrok op en keek recht in de ogen van een meid rond mijn leeftijd, grijnzend en met een iets getinte huidskleur, en donkerblond haar.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro