Hoofdstuk 47: het plein
Ik moest toegeven, ik vond het niet fijn om ongelijk te hebben. De arts, die al jaren dienst deed in het landhuis, vond geen sporen van enige vorm van gif. Hoewel ik er niet op berust was dat zijn uitspraak klopte, drukte Jurian mij op mijn hart dat hij de arts honderd procent vertrouwde.
En daar moest ik het mee doen.
Jurian vond het meer dan prima om gelijk te hebben gekregen van de arts. Zo erg, dat ik mij afvroeg of hij hem niet had omgekocht.
Toen we de lunch goed en wel achter de kiezen hadden, en we het restaurant uitliepen, kwamen we op het plein uit. En op dat plein was rumoer.
'Ik hou van onrust, kom we gaan kijken,' zei ik terwijl ik naar het geroezemoes wenkte.
'Was die nieuwsgierigheid niet hetgeen waardoor je überhaupt in dit alles bent gevallen?'
Ik fronste. 'Niet grappig. Maar je hoeft niet mee hoor.' Daarna wurmde ik mij tussen de eerste demonen door. Ze mochten Jurian dan over het algemeen wel kennen, maar ze hadden geen idee wie ik was dus dat gaf mij een voordeel. Ik kon Jurian nog horen mopperen tegen de tijd dat ik de eerste twee rijen door was gekomen.
Vier vuile blikken, drie ellebogen in mijn zij en enkele scheldwoorden verder, was ik eindelijk op een punt vanwaar ik kon zien wat er aan de hand was. Het was walgelijk.
Een jonge demon, misschien wel een grensengel die haar laatste witte veren aan het verliezen was, stond met haar armen om zich heen geslagen naast een jonge man. Ik herkende ze beiden niet, maar er stond horror in de ogen van het meisje. Ze kon amper een jaar of zestien zijn. De wonden die over haar lichaam verspreid waren zouden doen vermoeden dat ze een oorlogsheld was. Ik durfde er om te wedden dat er nog meer littekens onder haar kleding schuil gingen.
Maar hetgeen dat mij het meeste deed huiveren, was haar gebroken vleugel. Ze deed haar best om het bebloede verlengstuk van haar lichaam fier omhoog te houden, maar ik kon zien dat het niet lang zou duren voordat ze in zou storten. De vleugel was ter hoogte van het midden geknakt. Het hing er lelijk bij en ik vroeg mij af of ze die vleugel ooit nog zou kunnen gebruiken. Als ze hier zo zou blijven staan, als een of andere tentoonstelling, zou die kans heel klein zijn.
De jonge man naast haar, begon te spreken. 'Dit, dames en heren, is precies waarom onze prins ons er toe aanzet om die walgelijke engelen af te maken. Dit is wat ze doen met zij die onze kant kiezen.'
Het was zacht uitgedrukt dat ik schrok van die woorden. Ik kon mij niet voorstellen dat een van mijn vrienden dit zou doen, noch welke engel die ik ooit in de ogen had aangekeken.
'Zeg het ze, Kiara,' sprak de man fel naar haar.
Ze leek enigszins ineen te krimpen. 'Het is waar. Het was een engel die mij met de grond gelijk probeerde te maken. Alleen maar doordat ik ervoor koos om mij niet bij hun groepering aan te sluiten.' Ze trilde van top tot teen.
Dit was onzin. Ik geloofde geen woord van wat ze zei.
'We moeten ze afmaken, die vuile engelen,' snauwde de man. 'We kunnen iedere helpende hand goed gebruiken.'
Kiara zakte nu echt door haar benen. Niemand schoot haar te hulp.
Woedend duwde ik enkele demonen opzij. Ik hoorde ze vloeken. Ik hoorde ze ook sissen, daar mijn lichaamstemperatuur inmiddels flink verhoogd was. Ik had heus niet de intentie ze te verbranden, maar het feit dat ze Kiara niet te hulp schoten, was genoeg om ze even pijn te laten voelen.
De jonge man twijfelde even toen ik op Kiara afliep en bij haar neer hurkte.
'Kiara? Ik zal je naar de beste arts brengen, die lapt je zonder twijfel weer helemaal op,' zei ik zachtjes.
Kiara weigerde oogcontact te maken.
Ik zag haar trillen en vermoedde dat dit niet alleen uitputting was. 'Het komt allemaal goed, oké?'
Een kort knikje.
'En wie denk jij dat jij bent?' vroeg de man naast mij. Hij spuugde de woorden zowat uit.
'Sorry?' Het kwam er zacht en beheerst uit. Ik duwde mijzelf overeind. In mijn ooghoeken zag ik Jurian, hij knikte kort. 'Wie ik ben? Wie ben jij?'
De jonge man trok een wenkbrauw op. 'Ik? Ben je nieuw hier? Ik ben de eerste officier van prins Jurian. En een goede vriend daarbij. Dus waag mij eens in de weg te zitten.'
Ik sloeg mijn armen over elkaar, terwijl ik mijn omgeving in de gaten hield en er zeker van was dat ik mij tussen Kiara en hem had opgesteld. 'Hmm, ja, nieuw. Dat kan je wel zeggen.' Ik verzette geen stap.
'Brutaal? Kijk uit, meisje, de engelen krijgen demonen zoals jij als eerste te pakken,' zei hij met een kleine grijns. 'En nu opsodemieteren.'
Zei hij dat echt? Oh ja, dat zei hij.
'Ik wil niet dat je zo'n toon tegen mij aan slaat,' zei ik slechts. Dat veroorzaakte wat onrust in de menigte.
Ik zou kunnen zweren dat de ogen van de jonge man begonnen te gloeien. 'Jij hebt flinke praatjes,' siste hij. Hij keek naar Kiara. 'Kiara, kom, laten we jou even veiligstellen, daarna kan ik eens demonstreren wat er met zulke bemoeials gebeurd.'
Er klonk bemoedigend gejoel vanuit de menigte.
De man reikte met een hand naar Kiara, die iets ineen leek te krimpen.
Ik klakte met mijn tong en verroerde geen vin terwijl ik zei: 'Dat zou ik niet doen.'
Nu leek de man helemaal woedend te worden. 'Verdomme, nu ben ik klaar met jou.' Hij stroopte zijn mouwen op.
De spanning bij de mensen om ons heen nam toe. Om mijn lippen verscheen enkel een klein, geamuseerd lachje. Als Jurian het niet nodig vond om zich bij mij te voegen, om tussen dit kleine gevecht te komen, dan betekende dat in ieder geval dat ik deze man makkelijk aan kon.
De man leek het met brute kracht te willen "oplossen". Hij hief zijn vuist en was er klaar voor om deze met een flinke zwaai in mijn gezicht te beuken. Natuurlijk kon ik dat niet toelaten.
Ik hief mijn armen en kruiste ze voor mijn gezicht. De impact van die klap voelde ik wel, maar het was verwaarloosbaar. Misschien was het wel leuk om hem nog wat meer uit te dagen. Dus begon ik te lachen.
Het gewenste effect werd bereikt en de man was nu helemaal over de rooie. 'Vieze, vuile...'
'Ah.' Ik hief mijn hand om hem het zwijgen op te brengen. Dat, en om mijn vurige slangen op hem los te kunnen laten.
De menigte was in één keer stil. Ze leken het niet te begrijpen.
De man voor mij verstijfde. Zijn mooie praatjes waren als sneeuw voor de zon verdwenen toen mijn vuur langs zijn lichaam kronkelde.
Ik zette een stap naar hem toe en legde mijn hand om zijn keel. Ik koos ervoor om hem niet te verbranden. Nog niet. Hij zou zijn eigen lot in handen hebben.
Mijn hoofd kantelde iets naar rechts. 'Kijk, ik ben niet zo gediend van de woorden die jij gebruikt. En de onwaarheden die je rond bazuint, uiteraard.' Zijn adamsappel ging even kort op en neer. 'Dus nu vraag ik mij af wat ik met jou aan moet. Je bent blijkbaar een o zo goede vriend van onze prins.'
'Als hij dit hoort, maakt hij je af,' siste de man. Hij hield echter wijselijk zijn mond toen ik de temperatuur iets opvoerde.
'Jeetje, ik word hier wel erg bang van,' zei ik, gespeeld onschuldig. Ik liet hem los.
'Bang, moppie?' vroeg hij uitdagend terwijl hij zijn hand naar zijn keel bracht.
Ik schudde mijn hoofd en haalde plotseling uit met mijn vuist. De kracht waarmee ik mijn vuist in zijn buik plantte, was genoeg om hem uit balans te halen. Een voet achter zijn enkel plaatsten en hem vervolgens onderuit halen, was zo gedaan. Toen hij overeind wilde krabbelen, hing mijn vuur dreigend boven zijn hoofd. De vlammen knetterden gevaarlijk.
'Nou, zo is het genoeg,' klonk Jurians stem achter mij.
Ik hoorde de menigte uiteen schuiven en Jurian naar voren treden.
De man op de grond begon te grijnzen. 'Nu zul je het krijgen, vuile rat.'
Ik verroerde mij niet. Ook niet toen Jurian naast mij stond.
'Heb je haar boos gemaakt?' vroeg Jurian met een zucht.
Het kostte mij oprecht veel moeite om niet te grijnzen. Eén mondhoek krulde iets omhoog toen de man bleek weg trok.
'W-wat?' vroeg hij verward.
'Het is toch een gezegde? Dat je niet met vuur moet spelen?' Jurian keek mij aan.
Ik tuitte nadenkend mijn lippen. 'Volgens mij wel, ja.'
'Feline, liefje, wil je even stoppen, dan kan ik even met deze man praten. Hij schijnt een vriend van mij te zijn, en een officier!'
'Ach, dat was mij even geheel ontgaan,' zei ik theatraal. Met een kleine beweging van mijn hand verdwenen de vlammen. Ik sloeg mijn armen over elkaar.
Jurian gebaarde dat de man overeind moest komen. Deze krabbelde snel overeind en wist niet waar hij zijn handen moest laten. Ongemakkelijk keek hij naar Jurian.
'Ik wens dat je mijn wederhelft met wat meer respect aanspreekt,' zei Jurian. 'Dat is puur voor je eigen veiligheid. Ze is nogal vurig.'
De man knikte kort.
'En ik wil niet dat ik nog een keer zulke onzin uit je mond hoor komen. Engelen zijn misschien zelfzuchtig, maar niet tot zulke dingen in staat.'
Wederom een korte knik.
'Als je je nog één keer voordoet als iemand die uit mijn naam handelt, hou ik Feline niet tegen. Begrepen?' Natuurlijk kwam er nog altijd geen woord over de lippen van de man. 'Nu wegwezen.'
De man wist bij de goden niet hoe snel hij weg moest komen. Als een hond met de staart tussen zijn poten verdween hij in de menigte.
'Denk erom. De engelen zijn niet onze vijanden. Ze zijn onze bondgenoten. Laat dit een les voor eenieder zijn.' Daarna maakte hij duidelijk dat hij verwachtte dat iedereen verder ging met hetgeen wat ze aan het doen waren.
'We zijn een veel te goed team,' grinnikte ik.
Zelfs Jurian wist een voldane glimlach niet te verhullen. Het theaterstukje dat we hadden opgevoerd, had hem duidelijk ook geamuseerd.
'Dan is het nu tijd om ons een over Kiara hier te ontfermen,' zei ik met een blik op het meisje. Ze was nog geen centimeter verplaatst. 'En om eens aan te horen wat er écht is gebeurd.'
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro