Hoofdstuk 37: vertrouwen
De nachtmerries kwamen en gingen tot ze plaats maakten voor een dromen-loze slaap. Ik voelde mij verre van uitgerust toen ik wakker werd door de zonnestralen die door de gordijnen van mijn slaapkamer sijpelden. Vermoeid draaide ik mij nog een keer om op het comfortabele bed.
Wacht...
Ik duwde mijzelf overeind en duwde mijn handpalm tegen mijn hoofd. De hoofdpijn was vreselijk, maar dat verklaarde niet waarom ik in mijn bed lag.
Soepel sloeg ik mijn benen over de bedrand en stond ik op. De geur van bloed dat in mijn kleding zat drong opeens mijn neus binnen. Het was misselijkmakend en deed mij realiseren dat ik wel een goede douche kon gebruiken.
Dat was dan ook wat ik eerst deed. Toen ik mijzelf echt fris voelde, en daarbij ook wat meer wakker, liep ik de leefruimte van mijn appartement binnen. De bloemengeur van mijn shampoo maakte plaats voor de geur van eten.
'Goedemorgen,' zei Jurian, opvallend opgewekt.
Ik wreef met mijn handen over mijn armen. 'Goedemorgen.'
'Ik vond het wel teleurstellend dat ik niet met een ontbijt op de bank wakker werd, moet ik zeggen,' merkte hij luchtig op. 'Als ik had geweten dat je zó lang zou slapen, had ik niet zo lang gedaan alsof ik nog sliep.'
'Ik vond het wel teleurstellend dat ik niet eens met een bank wakker werd,' kaatste ik terug, 'maar met een bed.'
Hij grinnikte. 'Tja, als jij jezelf van de bank af rolt met je nachtmerries, lijkt mij een bank niet de beste plek om te liggen,' zei hij schouderophalend.
'Dat verklaart de hoofdpijn,' mompelde ik.
Mijn neus leidde mij de weg naar het aanrecht en ik keek aandachtig naar hetgeen dat Jurian in elkaar aan het flansen was. Met mijn handpalmen leunde ik op het marmeren blad. Het brood was goudbruin gebakken en de kaas die er tussen zat, droop sissend op het hete oppervlak van de pan.
'Vandaag moeten we onze kans grijpen,' zei Jurian zachtjes.
Ik kreunde zachtjes. 'Ik weet het.'
Hij haalde de boterham uit de pan, legde deze op een bord en schoof het bord vervolgens naar mij toe. 'Waarom zo zwaarmoedig?'
Ik reikte naar een mes en sneed de boterham doormidden. 'Omdat het leuker was toen het nog een plan was.'
Jurian lachte. 'Daar kan ik in komen.'
Toen ik mijn tanden in het brood zette, droop de kaas mijn mond binnen. Het voelde meteen weer als thuis, met de gezichten die ik was vergeten. Dat deed mij nog steeds pijn.
'Wat is er?'
Verbaasd keek ik naar hem op. 'Huh?'
'Inmiddels begin ik je wel te kennen. Wat zit je dwars?'
Ik legde mijn brood weer terug, sloeg mijn armen over elkaar en zuchtte. Voorzichtig leunde ik tegen het aanrecht en wendde ik mijn blik af. 'Ik kan me mijn ouders niet meer herinneren. Ik kan me eigenlijk geen enkel gezicht van de mensen in mijn leven herinneren. Het voelt alsof ik daarmee mijzelf een beetje verlies.'
'Mocht het helpen, het is meer dan normaal om die gezichten te vergeten,' beaamde Jurian, terwijl hij rustig door ging met het maken van zijn eigen ontbijt. 'Dus zit daar vooral niet teveel over in.' Hij legde zijn eigen brood op een bord en wenkte met zijn hoofd naar de keukentafel.
Ik ging tegenover hem zitten. 'Hoe pakken we het aan dan?'
'Ik denk dat jij sowieso het voortouw moet nemen. Jij bent een engel, ze kennen jou.'
Hij had echt hoop. Hij leek ervan verzekerd dat ik dit echt kon, dat ik niet zou falen. Het stond zonder twijfel vast dat hij meer vertrouwen had dan ik dat had. Ik kon mij alleen maar voorstellen hoe ze ons meteen zouden proberen af te maken als ze ons zouden zien. Ook al hadden we de steun van Gabe en Ashlynn, het zou niet genoeg zijn. Er waren teveel felle tegenstanders. De kans dat ze zich vrijwillig bij ons aan zouden sluiten, was klein. Maar er hing zoveel van deze engelen af... Zij zouden samen met de demonen de basis voor een leger vormen.
'Feline?' vroeg Jurian om mijn zwijgen te doorbreken. 'Vertrouw je mij?'
Daar hoefde ik niet over na te denken. Ik was Jurian gaan vertrouwen. Hij had mij dingen laten zien die niemand anders mij kon of durfde te laten zien. Daar was ik dankbaar voor.
'Ja,' antwoordde ik daarom.
'Ik vertrouw jou ook, daarmee leggen we een goede basis,' concludeerde hij. 'Maar er is nog iets.'
Vragend trok ik een wenkbrauw op. 'Wat dan?'
'Jij vraagt aan veel mensen of zij hun vertrouwen in jou willen vestigen, toch?'
Ik knikte bevestigend.
'Maar vertrouw je jezelf?'
Nee. Dat deed ik eigenlijk niet. De laatste tijd twijfelde ik non stop aan mijzelf, tenzij mijn duistere magie mij helemaal over nam. Maar daarna twijfelde ik toch wel weer aan de acties die ik in die momenten uitvoerde.
'Ik zie het aan je,' zei Jurian. 'Ik vertrouw mijzelf ook niet altijd. Je moet jezelf vertrouwen, wil je dat anderen je vertrouwen. Vertrouw erop dat je de juiste keuzes zal maken en dat je krachten de juiste keuzes zullen maken. En als het echt niet lukt, dan bluf je maar. In een machtspositie moet niemand iets kunnen vinden om het vertrouwen in jou te betwijfelen.'
Langzaam knikte ik. Met een loom lachje keek ik hem aan. 'Het is maar goed dat ik aardig goed ben in bluffen dan.'
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro