Hoofdstuk 3
Mijn neus brandt alsof er zuur in is gegoten. Ik open mijn ogen en stel mijn beeld terug scherp. Hoe lang lig ik hier al en waar is hier? Mijn keel voelt aan als schuurpapier. Om mij heen kijkend zie ik verschillende meubels. Die meubels hangen onder een laag stof die lijkt te zijn ontstaan door een verwaarlozing van honderd jaar. Dat verklaart in ieder geval waarom mijn neus zo beroerd aanvoelt. Lang leve, de stofallergie! Ik zet mij recht en loop nogal wankel naar de deur. Aan de klink voelend, luister ik of ik iemand hoor. Niets. Dat viel te verwachten. De deur is niet op slot en ik loop een woonkamer in die tegenover de kamer ernaast vrij netjes en stofvrij is. Er zijn verschillende deuren die naar het vertrek leiden en er is een voordeur. Waar ben ik beland? Een deur aan het eind van de hal gaat open en de mysterieuze jongen stapt naar buiten. Hij draagt een joggingsbroek die laag op zijn heupen hangt en een witte T-shirt die om zijn brede borst spant. Heilige moeder! Mijn lichaam kan niet bepalen of het nu weg wil rennen of wil staan kwijlen. Ik verstijf volledig wanneer de jongen zijn ogen over mij laat glijden. Hij grijnst en komt dichterbij. "Goede morgen, schone slaapster. Goed geslapen?" Is hij nu een grapje aan het maken? Aan zijn gezicht te zien, weet hij heel goed dat dat niet het geval is. Maar dat lijkt hij dan ook wel amusant te vinden. "Zo goed als mogelijk op de grond..." Hij snuift geamuseerd. Zijn haar is nog vochtig, dus hij moet in de douche of in bad zijn geweest. Hij loopt naar een toog waarachter een grote keuken blijkt te liggen. Ik kijk beduusd toe, terwijl hij een kom pakt en muesli begint te eten. Terwijl hij bezig is zijn eten naar binnen te schrokken, gaan er nog twee deuren open en twee jongens komen de keuken in geslenterd. Zonder mij een blik waardig te keuren gaan ze ook aan tafel zitten en beginnen te eten. Ik ben totaal gedesoriënteerd en kijk verslagen in het rond. Fijn. Ik word totaal genegeerd. Nog meer deuren gaan open en dicht en vuurmeisje komt de kamer in, gevolgd door watermeisje en plantenmeisje. Ohw, shit! Een beetje later komen ook schaduwjongen, ijsjongen, illusiejongen en de jongen met de gave voor hitte binnen. Ze kijken kwaad naar mij en gaan dan zitten om te eten. Ik blijf gewoon verstijfd staan. De enige die daarna nog opkijkt is mysterieuze jongen en hij knikt, duidelijk niet echt vrolijk, in de richting van de enige lege stoel. Ik ga zitten en pak de muesli en negeer de dodelijke blikken die mij worden toegeworpen. Nadat ze klaar zijn, staan ze op en brengen hun borden naar de vaat en daarna gaan ze naar hun kamers. De twee onbekenden gaan naar de voordeur en blijven daar staan wachten. Eén voor één druppelen de anderen terug uit hun kamers en ze verzamelen voor de deur. Daarna lopen ze in stilte naar buiten. Ze hebben allemaal sportkleding aan. Ik kijk terug in de richting van mysterieuze jongen die naar mij zit te staren met een onderzoekende blik. "Waarom ben ik hier? Waar ben ik? En wie ben jij?" Een grijns verspreidt zich weer over zijn gezicht en dat ziet er veel te sexy uit ook al is het duidelijke een grijns die me uitlacht. Wie is deze rare jongen? "Om te antwoorden op een paar van die vragen... Je bent in het gastverblijf voor de nieuwelingen en je bént hier omdat je een nieuweling bent." De laatste "nieuweling" zegt hij traag en hij legt veel klemtoon op het woord alsof ik het anders niet zou begrijpen. Ik negeer het. "Wie ben je? Hoe kon je blijven ademen?" Zijn ogen vernauwen zich even. "Het enige wat je moet weten is dat ik je oppasser ben en ik daar niet blij mee ben." Hij zet zich recht en doet zijn bord af. Ik volg hem en doe hetzelfde. "Oppasser?" Hij snuift. "Mocht je het nog niet doorhebben, je bent van een rivaliserende clan en hebt ons gisteren aangevallen. Mijn oudste heeft beslist dat, aangezien ik immuun blijk voor jouw gave, ik de pineut ben en op jou mag passen. Dat houdt in dat je samen met mij traint en ik dus je trainer ben. Haal het in je hoofd één iets fout te doen en ik zal niet meer zo vriendelijk voor je zijn." Ik trek een gezicht. "Dus jij noemt dit vriendelijk?" "Vriendelijker vind je ze niet", zegt hij droogjes. "Arroganter ook niet", mompel ik daar achteraan. Hij werpt me weer een geamuseerd lachje toe en draait zich dan snel om. Voordat hij zijn eigen kamer terug ingaat, zegt hij nog: "Trek sportkleding aan. Je koffers staan in je kamer." Daarna klapt de deur met een luide bons dicht.
"Je bent laat." Mijn mond valt verontwaardigd open. "Oh, excuseer me, maar volgens mij heb je niet gezegd dat ik ergens verwacht werd op een bepaald uur." Zijn blik glijdt weer onderzoekend over me. Er verschijnt een frons op zijn voorhoofd. "Wat is dat?" "Wat is wat?" De frons wordt nog dieper. "Hoe ben je van plan ook maar iets van vechten te verrichten in ... dat?" "Ik kan perfect mijn magie gebruiken als ik een jurk draag, hoor." "Welk deel van de opdracht begreep je niet? Het deel waarin ik zei: trek sportkleding aan?" "Oh, is het de bedoeling dat we iets fysieks gaan doen zoals lopen?" Zijn kaken verstrakken en hij knijpt zijn handen tot vuisten. "Trek iets anders aan en als je daarmee klaar bent loop je twee extra rondjes." Ik snuif en draai me om. "Oh, nog één iets. Ik zou iets aantrekken dat je benen bedekt."
Terug uit mijn kamer stappend, zie ik dat hij al buiten staat te wachten. "Ben je er klaar voor?" "Voor wat?" Hij grijnst, wat mij zorgen baart. "We gaan lopen natuurlijk..., helemaal naar de trainingsvelden." "Waarom klinkt dat zo onheilspellend...?" Het enige wat me waarschuwde voor de afmattende tocht van bijna een halfuur lopen, waren zijn gemene grijns en de schittering in zijn ogen. Wanneer ik eindelijk aankom, staat hij al tegen een boom geleund. Nog voor ik iets kan proberen uitbrengen, duwt hij zich af en springt over een laag hek. Ik zucht gefrustreerd en sleep mijn lichaam in de richting van het hek. Hij staat ongeduldig aan de andere kant te wachten. Ik loop expres naar het poortje en terwijl ik mijn wenkbrauwen optrek, doe ik het poortje open en stap erdoor. Hij draait zich weer om en loopt verder alsof ik niets gedaan heb, maar ik kan gewoon de irritatie en vijandigheid van zijn rug voelen afstralen. Hij leidt me langs een heel plein voor boogschutters en andere velden met schietschijven voor andere projectielen. Zonder zich om te draaien wijst hij naar de kant met de schietschijven en zegt: "Als je dood wilt, ga je daar lopen. Blijf uit de buurt van die zone. Hij is omspannen rond het terrein waar de losgeslagen projectielen wel eens vliegen. Blijf weg van het touw dat het omspant en ga er niet in. Zo een simpele opdracht kun je hopelijk wél opvolgen." Ik rol met mijn ogen. En loop verder achter hem aan. We gaan dieper de bossen in. Ik hoor eerst wapengekletter en daarna de kreten en zuchten van vechtende mensen. We komen weer uit op een open plek. Deze open plek staat vol met vechtringen en aan de overkant staat een barak. De mysterieuze jongen loopt langs de verschillende ringen en ik ga achter hem aan. Mensen kloppen hem op de rug en begroeten hem. Ik krijg alleen maar kwade en wantrouwige blikken toegeworpen, maar ik kan het hen niet kwalijk nemen. In sommige ringen zie ik de andere "nieuwelingen" vechten. Ik loop verder en houd mijn blik stevig op de rug van mijn begeleider gericht. Hij stevent recht op de barak af. Als we binnengaan, vallen mijn ogen bijna uit hun kassen. De barak is tot de nok toe gevuld met wapens. In het midden staat een gespierde kerel een zwaard op een slijpsteen te slijpen. Het lijkt alsof ik in een oude smidse ben terechtgekomen. De kerel kijkt op en grijnst een rij witte tanden bloot als hij de mysterieuze jongen voor mij ziet. "Seba, ik dacht dat die zwaarden van jou wel in orde waren?" bromt de man met een zware stem. Seba? Is dat zijn volledige naam of eerder een vage bijnaam? Waarom denk ik hieraan? " Ik kom ook niet voor mij", zegt de mysterieuze jongen terug en hij doet een stap opzij. De man die hooguit in de dertig kan zijn, houdt zijn hoofd schuin. Ik kijk vragend terug. "Waar vecht je mee?" vraagt hij. "Niets. Ik hou niet zo van fysiek geweld of eigenlijk hou ik gewoon niet van mijzelf in het zweet werken." De man kijkt mij even nors aan en begint dan te lachen. Hij kijkt naar mijn begeleider en lacht nog harder. Seba kijkt kwaad naar mij en verontwaardigd naar de man voor hem. Al lachend hakkelt hij: "Je hebt jezelf overtroffen deze keer, jongen. Ik heb al veel gezien, maar dit is toch nieuw." "Het was dan ook niet mijn keus, Rob", zegt hij met opeengeklemde kaken. Als de man eindelijk uitgelachen is, kijkt hij mij terug aan met een glimlach op zijn gezicht. "Hoe heet je, kind?" "Mira..." Hij bekijkt me eens van top tot teen en draait zich zonder iets te zeggen om. Rob verdwijnt tussen de rekken met wapens. Ik draai me naar de mysterieuze jongen. "Waarom ben ik hier?" "Omdat je nu bij onze clan hoort, of je dat nu leuk vindt of niet. En mensen uit onze clan gebruiken wapens om zich te verdedigen." "Met woorden kom je veel verder dan met bruut geweld." "Leuk om te weten, maar er zijn wezens in deze wereld die niet luisteren naar woorden." Na die onheilspellende boodschap draait hij zich in de richting van waaruit Rob juist tevoorschijn komt. "Ik denk dat dit wel moet lukken. Probeer." Hij reikt mij een soort soepele leren borstplaat en een zwaard aan. Ik trek de borstplaat aan en merk dat hij zwaarder is dan verwacht, maar soepel genoeg om er in te kunnen bewegen. Het zwaard voelt niet al te zwaar aan. Rob kijkt me verwachtingsvol aan. "Eh, het zit wel goed, denk ik?" Seba snuift en de man kijkt hem kwaad aan. "Sebastian, jij zou ook niet weten wat je moest zeggen als je nog nooit een zwaard had vastgehad in je hele leven." Sebastian schudt alleen maar zijn hoofd. Dus dat is zijn naam, Sebastian. Ik kijk hem na als hij de barak uitloopt zonder om te kijken en ik volg hem, nadat ik Rob nog eens heb bedankt. De man lacht alleen maar en gaat verder met het slijpen van zijn zwaard.
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro