Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Proloog

(Sorry, sorry, sorry, dit stuk is bijna 5000 woorden... Ik vond het alleen een beetje sneu om een proloog in tweeën te delen. Neem gerust een pauze tijdens het lezen met een stuk taart naar keuze, het officiële verhaal begint pas over een hoofdstuk dat waarschijnlijk iets later wordt gepubliceerd vanwege school...)


D E M Y T H E D E R A S

Lang, lang geleden, zo vertelt de legende, leefde er in de verdorde streek in het zuidoosten een bijzonder meisje. Ze was de prachtigste verschijning, met een glanzende bos bruine krullen, grote goudbruine ogen omringd door lange wimpers en een liefdevolle lach. Alle mannen aanbeden haar, maar de vrouwen verstootten haar uit jaloezie.

  Het meisje, met de naam schoonheid — Mirabelle — was bijzonder mooi, maar niet enkel door de buitenkant, bovenal door haar sprankelende innerlijk. Sommigen fluisterden dat ze een gave had gekregen, een gave die zou helpen al het kwaad de wereld uit te werken.

  Mirabelle was echter bescheiden. Ze hield van lezen, en ze zat dan ook de meeste tijd met haar neus in de boeken. Ze hield er eveneens van om haar vader te helpen. Haar moeder was al vroeg gestorven, dus was haar vader alles voor haar.

  Mirabelle had een droom, een kinderdroom die met elk boek dat ze las groter werd. Ze wilde trouwen, ze wilde haar ware liefde vinden. Er waren genoeg knappe mannen te vinden, maar ze hoefde ze niet. Ze wilde iemand die mooi van binnen was, en niet enkel mooi van buiten zoals al de mannen die haar probeerden te versieren. Een goed hart, dat was alles waar ze om gaf.

  Soms komen dromen uit.

  Soms ook niet.

~O~O~O~

Toen Mirabelle zeventien jaar was, zo vertelt de legende, was haar vader op een dag verdwenen. Ze zocht hem overal, maar kon hem nergens vinden. De angst sloeg haar om het hart.

  'Hij is naar het zuiden getrokken,' vertelde een aantrekkelijke jongeman haar. 'Hij komt straks vast terug. Heb je iemand nodig om de tijd mee door te komen?' Hij sloeg zijn arm om haar heen.

  Mirabelle duwde de arm voorzichtig weg, terwijl ze haar tranen in probeerde te houden. 'Nee,' fluisterde ze. 'Ik ga hem zoeken.'

  Mirabelle liet de verdwaasde jongeman achter en vluchtte de stad uit, zonder na te denken over de consequenties. Het zuiden, dat was waar het paleis van de prins stond. Het was het rijke gedeelte van de streek, maar tussen hun kleine dorpje en het paleis lag een groot stuk woestijn. De meeste mensen gebruikten rijdieren om de woestijn mee over te steken, Mirabelle en haar vader waren daarentegen te arm om die dieren te betalen.

  Dus ging het kwetsbare meisje op stap, met alleen een waterkruik en een appel die ze had geplukt uit de dorpstuin, beide in haar vaders oude plunjezak gestopt. Mirabelle was echter slechts een fragiel meisje en ze kon amper op tegen de harde woestenij. De eerste dag kwam ze fatsoenlijk door, waarop de nacht aanbrak, en nog steeds was er geen zicht op leven. Mirabelle liep stug door tot ze niet meer op haar benen kon staan. Ze liet zichzelf op de grond vallen en nam een slok van haar halflege waterkruik. Toen viel ze in een rusteloze slaap, die gevuld was met nachtmerries van haar vaders graf en cactussen.

  Die volgende dag kwam ze eindelijk aan bij het paleis. Mirabelle was zeker niet een meisje dat andermans huis zonder toestemming binnen zou stormen, maar de hitte had haar onscherp en wanhopig gemaakt en bovendien had ze zo ongelooflijk veel dorst. Trillend liep ze de ophaalbrug op, bang dat hij opeens omhoog zou gaan en zij teniet zou vallen. Er gebeurde gelukkig niets. Rondom het paleis was dan ook geen enkel teken van leven.

  Verzwakt klopte ze met de stroeve klopper op de paleisdeur, zonder zich te realiseren dat er waarschijnlijk toch niemand open zou doen. Toen tot haar grote schrik de deuren kraakten, sprong ze achter uit, waardoor ze bijna omviel.

  'Twee in twee dagen,' mopperde het wezen voor haar neus, zonder enige blijk van medeleven. Hij ontblootte zijn hoekige tanden naar haar. 'Heb je een reden om hier te zijn, of kan ik je net zo goed meteen in de kerker gooien?'

  Mirabelle wilde van alles zeggen, dat ze haar vader zocht, dat ze dorst had, dat ze dacht dat ze flauw zou vallen, maar ze zei in plaats daarvan: 'Wie bent u, als ik vragen mag?'

  Ze nam het wezen in zich op. Zijn hele gezicht zat onder het haar, hij had een beestachtige mond en bovenop zijn hoofd prijkten twee hoorns.

  'Ik ben de prins,' zei het wezen nors.

  'Maar u ziet er helemaal niet uit als...' Ze verstomde. Als de prenten in de boeken, wilde ze zeggen, maar eenmaal ze zijn dodelijke blik zag, verging haar de moed. 'Ik...' stotterde ze, 'Ik zoek mijn vader.'

  'Dat mag zeker die oude man zijn, die hier gisteren aan kwam?'

  'Ik verwacht het wel. Is hij in orde?' Mirabelle schoot vooruit met een mengeling van bezorgdheid en opwinding.

  'Hij is fysiek goed gesteld, als je dat bedoelt.'

  'O, de hemel zij dank,' verzuchtte Mirabelle. 'Zou ik hem mogen zien?'

  'Nee.'

  Het duurde een paar seconden voordat Mirabelle snapte wat hij zei. 'Wa... Waarom?'

  'Hij is opgesloten in de kerkers, waar hij zeker nog een tijd zal blijven. Je wilt jezelf toch niet ook in de kerker begeven?' Hij keek haar provocerend aan.

  Mirabelle trilde van angst en woede. Haar vader... In de kerkers? 'Als ik hem dan kan zien,' antwoordde ze, 'dan wel.'

  'Je weet toch wel dat als je eenmaal in de kerkers bent, je er nooit meer uitkomt?'

  'Laat mij dan gaan in plaats van hem!' De wanhoop dreef de woorden uit haar mond.

  'Jij wilt, in plaats van die oude krakkemikkige man die de weg naar huis toch niet overleeft, je leven in de kerker doorbrengen?' De prins leek het wel grappig te vinden.

  'Ja.' Ze kon het zelf ook niet geloven. 'Alsjeblieft.'

  'Daar kan ik geen nee tegen zeggen.' De prins trok een grimas die iets als een glimlach moest voorstellen. Hij floot. 'Wachters!'

  Een paar geharnaste bewakers liepen op haar af en pakte haar elk bij een elleboog. De prins liep achter haar aan. De weg naar de kerkers was onmogelijk lang. Een keer struikelde Mirabelle. Ruw hielden de wachters haar overeind, waardoor ze nog een maal door haar enkel ging.

  In de kerkers was het donker, met twee wachters die roerloos voor de cellen stonden en een paar kaarsen om de kerkers vaag te verlichten.

  Iemand hapte naar adem. 'Papa!' riep Mirabelle. Zouden de wachters haar niet vast hebben gehouden, dan was ze op hem af gerend. 'Ik ga je redden, pap!'

  De prins maakte een verachtend proestgeluid. 'Laat hem vrij,' beval hij met die onaangename raspende stem.

  De volgende momenten waren gevuld met verwarring. Mirabelle werd ruw in de cel gegooid en haar vader begon te kermen en te smeken dat ze zijn dochter vrijlieten, dat hij wel in de kerkers wilde blijven, maar afspraak is afspraak. De wachters trokken haar vader mee. De ijzeren deuren vielen dicht. Hierna was het stil. Mirabelle veegde een traan weg, die langzaam over haar wang naar beneden rolde.

~O~O~O~

In het kasteel, zo vertelt de legende, gingen duizenden fluisteringen rond. 'Een meisje, een jaar of zeventien,' fluisterde de ene.

  'Dat is haar! Zij kan ons redden, zij kan de vloek verbreken,' was het opgewonden antwoord.

  'Zij kan ons uit dit vreselijke uniform halen!' De vrouw die sprak, streek over haar harnas. Door een vloek was het aan haar lijf gegroeid, net zoals bij alle andere wachters, waarvan velen vroeger enkel bedienend personeel waren.

  'We moeten haar uit de kerker halen. We moeten zorgen, dat de prins en zij gaan communiceren.'

  'Ja, maar het is bijna te laat,' mengde een zachte stem zich in het gesprek. 'Denk aan de roos. Hij is al bijna verdord.'

~O~O~O~

  Het monster, zo vertelt de legende, wist het zelf ook. Dus zo kwam het dat hij het meisje op een zekere dag vrij liet. Hij gaf haar het meest luxe vertrek te bedenken en liet haar elke avond een groot diner voorschotelen.

  'Een ding moet je weten,' zei de prins brommend, toen hij haar uitleg gaf over de indeling van het paleis en hoe ze naar de eetkamer zou kunnen komen. 'Het is ten strengste verboden om in de westvleugel te komen.'

  Een paar dagen later nodigde hij haar uit in met hem te dineren, en Mirabelle nam die uitnodiging – na er al een paar afgewezen te hebben – eindelijk aan. Gezeten aan de tafel werd haar een delicate kruidensoep voorgeschoteld. Mirabelle vond het nog steeds gek om bediend te worden, maar gekker vond ze dat het door mensen gedaan werd die een harnas aan hadden. Ze vroeg zich af hoe je in hemelsnaam in zo'n ding kon slapen. Of een bad nemen; nog erger! Dat was toch onmogelijk?

  Ze had de roddels gehoord over een vloek, en diep in haar hart was ze bang zelf ook vervloekt te worden, puur omdat ze hier zat. Maar vervolgens zag ze de prins die in een beest was verandert, en de wachters met een kilo metaal aan hun lijf, en beval ze zichzelf niet te klagen.

  Een scherp geluid klonk, dat van staal over porselein. Het was het mes van de prins dat over het bord gleed. Hij grauwde van dat geluid. Mirabelle glimlachte beleefd.  'Lukt het?'

  Hij antwoordde niet, maar kauwde driftig op een stuk vlees.

  'Hoe... Hoe bevalt het je hier?' vroeg hij toen hij uitgekauwd was onder aanmoedigingen van het personeel.

  'Het is hier heel mooi,' begon Mirabelle aarzelend. Natuurlijk, als ze echt moest kiezen, zou ze het liefst naar huis gaan, naar haar vader. Maar met de gedachte dat haar vader veilig was, was het hier nog niet zo erg. 'En, eh,' ze hief haar lepel op, 'het eten smaakt heerlijk.'

  'Het is erg lang geleden dat er iemand op bezoek is geweest,' zei de prins na een lange tijd van zwijgen.

  'O...' De woorden dat snap ik bleven op haar tong hangen.

  De rest van de maaltijd bleef het stil.

  Toch, zo vertelt de legende, leek de prins wat te ontdooien gedurende de dagen. Op een dag liet hij Mirabelle zelfs de bibliotheek zien. Dat vond Belle heerlijk, en daar bracht ze dan ook veel tijd door. Ze las enorm veel boeken. Historische fictie, boeken met fantasie, maar het meest bleven de romans haar bij. Ze hield van die romantiek en kon heerlijk zwijmelen. En toch, elke keer dat ze zo'n boek las, voelde ze jaloezie. Waarom was haar leven niet zo heerlijk?

  Boeken maakten veel in haar los. Zo veel zelfs, dat ze op een dag besloot dat het klaar was met dat brave gedoe. Ze zou de wereld ontdekken. Nou ja, dat was nu zo'n beetje onmogelijk, gegeven het feit dat ze haar leven lang in het paleis moest blijven. Maar als ze hier dan toch voor altijd moest zijn, zou ze het leven niet verlaten zonder erachter te komen wat er zich in de westvleugel bevond.

  Het duurde een paar dagen moed verzamelen. Op een zekere ochtend stond Mirabelle op. Ze keek in de spiegel terwijl ze haar haar tot glanzend bruine krullen borstelde. Hoe ze daar zo stond, in haar schattige zomerjurk met dat meisjesachtige gezicht, was ze eigenlijk wel een beetje verachtelijk. Ze begon te snappen waarom die dorpelingen vroeger altijd zeiden dat ze zo'n saai wezen was. Er moest iets in haar leven gebeuren, en één ding was zeker: liefde zou het hier niet zijn.

  In plaats van haar haar zoals gewoonlijk lieflijk zijdelings in te vlechten, of wat ze nog vaker deed; het gewoon los te laten hangen, bond ze het in een strakke paardenstaart. Het liet haar er stoerder uit zien, en had ook iets heets, iets aantrekkelijks. Ze was niet Mirabelle, de suffe boekenwurm, ze was Mirabelle, de moedige vrouw die zich voor haar vader had opgeofferd.

  Ja, dat was wie ze was. Ze schonk haar spiegelbeeld een dapper lachje.

  Het zag er nog even klunzig uit als altijd.

  Ze verwisselde haar gele zomerjurkje voor een nauwer, korter en strakker jurkje van zwarte kleur. Ze was er klaar voor. Vastberaden liep ze door het paleis, glimlachend naar alle bedienden, die soms wat verbaasd haar metamorfose bestudeerden. Ze vond het grappig voelen, haar haar zo in een staart, en dus kon ze het niet laten er on de zoveel tijd even aan te zitten.

  Naarmate ze de zijvleugel naderde, werd het stiller en donkerder in het paleis. Geen opgewonden fluisterend personeel, maar vaag flikkerende fakkels.

  Daar was het. De westvleugel. Zo nonchalant mogelijk glipte Mirabelle de lege gang binnen. Elke deur duwde ze open. Ze zag echter niets, niets opvallends tenminste. De kamers waren verlaten, met scheuren in het meubilair en spinnenwebben overal. Elke kamer was hetzelfde verhaal. Tot aan het eind van de gang. Daar was een grote deur met gouden versieringen. Dit was de verboden kamer, dat wist Mirabelle zeker. Ze haalde diep adem en duwde de deur open. Die maakte een druk piepend geluid. Angstig keek Mirabelle om zich heen, maar niemand had iets gehoord. Deze gang was immers  verlaten.

  Deze kamer had een lichtbron. Het was een wit licht, helder wit, niet vaalgeel, maar echt puur wit. Mirabelle's ogen volgden het licht naar zijn bron. Het was niet eens een lamp of kaars, maar het was een roos. Een roos? Mirabelle zette een stapje dichterbij. Het was de mooiste roos die ze uit had gezien. Zo puur en wit, zo prachtig en onschuldig. Er lagen al echter velen blaadjes naast, afgevallen en verdord. Het raakte Mirabelle op een vreemde manier.

  Er klonk een geluid.

  Ze spitste haar oren. Het was getik. Zacht maar regelmatig getik, als een klok. Als een waarschuwing van de tijd.

  Een blaadje viel van de roos en de tik was extra hard. Mirabelle probeerde op te maken wat dit kon betekenen, maar ze kreeg de tijd niet. Er klonk geraas en gerinkel. Mirabelle draaide zich angstig om naar de deur. De prins stond woest voor haar. 'Ik heb het je verboden!'

  'Sorry, ik...'

  De prins greep haar bij haar keel. Er kwam enkel gepiep uit Mirabelle's mond. Hij vloekte. 'Ik heb het je verboden, in vredesnaam. Wat is er mis met jou?' Hij kneep hard in haar schouders.

  'Ik...' Mirabelle probeerde de tranen van pijn tegen te houden, maar meer woorden kwamen er niet uit.

  Meer scheldwoorden verlieten de mond van de prins. Hij was geen prins meer, hij was een beest, en Mirabelle was doodsbang voor hem.

  'Ga,' zei hij. 'Verdwijn uit mijn ogen. Ik wil je nooit meer zien!'

  'Maar—'

  'Ga, voor ik nog iets ergers doe.'

  Zo rende Mirabelle in haar korte zwarte jurkje het paleis uit, de woeste woestijn in.

  Had ze maar beter ontbeten. Ze had best wel trek, en deze dorst zou ze natuurlijk helemaal niet uithouden. Er was hier helemaal niemand. Ze bleef maar doelloos rondjes lopen. De avond viel. Mirabelle kreeg het gevoel dat ze gek werd. Haar trots en verstand verboden haar echter terug te gaan naar het paleis.

       

Elk uur werd het erger. Mirabelle kon niet slapen. Toen de ochtend aanbrak, lag ze op de grond. Ze had nog steeds niet kunnen slapen. Ze was doodop. Ze probeerde op te staan, maar zakte meteen weer door haar benen met een kreun.

  Ze ging dood. Nee. Werkelijk waar. Ze ging dood.

  De middag kwam en Mirabelle schreeuwde het uit van wanhoop. Als ze een wapen had, zou ze zichzelf doden. Ze zou nu toch dood gaan, dan kon ze het beter achter de rug hebben.

  Toen de avond kwam wist Mirabelle dat het einde nabij was. Ze lag op de grond, haar hele mond en keel scherp prikkend. Haar gedachten waren onscherp. Ze zag een roos voor haar geestesoog, prachtig verfijnd. De doornen schraapten langs haar hand en maakten krassen in haar armen. Donkerrood bloed druppelde weg. Het voedde de andere rozen, net zoals water. Een eerst zwarte, verwelkte roos bloeide op. Hij was schitterend donkerrood, de kleur van bloed. Hij onderging een gedaantewisseling, prachtig verfijnd als hij werd.

  Mirabelle kreunde. Er liepen schaduwen voor haar ogen. Ze was te zwak om haar ogen vol te openen en zag alleen maar de contouren van een persoon, of een dier misschien.

  'Het spijt me,' zei een stem die ze vaag herkende. Het wezen schraapte zijn keel. 'Ik kom je redden.'

  Was ze dood?

~O~O~O~

  Het eerstvolgende wat Mirabelle zich kon herinneren, zo vertelt de legende, was de simpele rode roos die op haar nachtkastje stond. Ze probeerde te verliggen maar werd tegengehouden door een nare hoofdpijn. Met een kreun liet ze zich terug in de lakens vallen.

  Lakens?

  Voorzichtig tuurde ze door haar wimpers. Ja, lakens. Ze lag in bed. Gespannen nam ze de rest van de kamer in zich op, tot ze hem zag.

  De prins.

  Het beest.

  Met een zachte piep duwde ze zichzelf tegen de bedrand.

  'Het spijt me,' zei hij toen hij haar zag kijken. 'Ik had niet zo moeten reageren. Het was fout van me. Het was logisch dat jij... Ik... Hoe kan ik het goedmaken?'

  Niet begrijpend keek Mirabelle hem aan.

  'Ik weet het. Ik geef je mijn bibliotheek cadeau. Vanaf nu is alles wat zich in die kamer bevindt, jouw eigendom.'

  'Wacht, wat?'

  'Het spijt me nogmaals.'

  Toen was hij verdwenen.

~O~O~O~

Er ontstond, zo vertelt de legende, een bijzondere relatie tussen de twee. Op een dag, toen Mirabelle in haar nieuwe bibliotheek aan het lezen was, kwam de prins binnen. Eerst had ze niets door, verzonken in haar boek, en toen ze op keek, schrok ze. 'Is het al tijd voor het diner?'

  'Nee.' Hij glimlachte. 'Ik kwam gewoon even kijken.'

  'Waarom lees je eigenlijk nooit, als ik vragen mag?'

  'Ik... ik kan het niet goed. Ik ben er slecht in.'

  Mirabelle lachte. 'Hoe kan je daar nou slecht in zijn?'

  Hij haalde zijn schouders op. 'Ik weet het niet. Het komt gewoon niet echt over.'

  'En wat nou als ik je voorlees?' Ze klopte op de lege plek naast haar, ter aanmoediging te gaan zitten.

  Hij haalde zijn schouders op. 'Als jij denkt dat dat werkt...' zei hij schamper.

  Het werkte. En hoe. De vonk sloeg simpelweg over. Mirabelle vertelde met zachte doch heldere stem over het lot van vele strijders, prinsessen en burgers. Ze verloor zichzelf in het verhaal, en de prins ook. Hij keek bewonderend naar haar. Hij was verbaasd dat ze zo vergevingsgezind was. Als hij in haar schoenen had gestaan, dan zou hij, hoe dom ook, gevlucht zijn. Gelukkig bleef ze bij hem. Ze was het meest aangename gezelschap dat hij maar voor kon stellen. En ze was mooi, zo mooi. Haar ogen leken van goud en bij het zien van haar dacht hij aan de roos en aan de tijd die tikte. Zij was het. Zij kon zijn bevrijding betekenen.

  Nee. Dat was egoïstisch. Als hij echt van haar hield, dan moes hij haar ruimte gunnen. Toen het verhaal was afgelopen, wreef hij over zijn keel. 'Ik laat je vrij.'

  'Wat?' vroeg Mirabelle verbaasd. Ze snapte zijn woorden niet.

  'Ik wil dat je naar je huis gaat, naar je vader. Ik heb je niet eerlijk behandeld.'

  'Maar...' Mirabelle dacht na. Eigenlijk vond ze het hier heel fijn. Als ze echter aan haar vader dacht, maakte haar hart een sprongetje. 'Echt? Dankjewel.'

  'Ik regel een wagen die je naar je woonplaats kan brengen. Maar wacht. Ik wil je iets geven, voor je gaat.'

  'Nog iets?' Mirabelle lachte nerveus.

  Hij gaf haar een spiegel. 'Hiermee kun je altijd zien waar ik ben,' drukte hij haar op het hart. 'Zo kunnen we elkaar in de gaten houden.'

  Mirabelle glimlachte. 'Dat zou ik fijn vinden.' Ze stond op het punt om hem een omhelzing te geven, maar bedacht zich. 'Bedankt.'

  De terugweg, zo vertelt de legende, was erg kort vergeleken met de heenweg. Voor Mirabelle het wist was ze thuis. Met de spiegel stevig tegen zich aangedrukt zocht ze haar vader. Die leek verbaasd om haar te zien, maar al gauw waren de twee herenigd in een hartverscheurende omhelzing.

  Toch vond Mirabelle haar dorp veranderd. Ze wist niet dat dat was omdat ze zelf zo veel veranderd was. Opeens leken al die bezitterige meisjes niet populair, maar enkel kinderachtig.

  Toen Mirabelle op een dag bij de fontein zat te lezen vergat ze de hele wereld om zich heen. Totdat ze opeens een koude spetter water op haar schouder voelde. Nog meer. Ze keek op, om te zien dat er een paar van die meiden om haar heen zaten. In feite hadden ze haar omringd. Eentje van hen, een vurig maar knap meisje met rode krullen, tuitte haar lippen. 'Hé, Mira. Hoe goed om jou weer te zien.'

  'Insgelijks,' stotterde Mirabelle.

  'Ik zou natuurlijk liever gezien hebben dat je in die vieze kerker was blijven rotten,' ging ze glimlachend verder. 'Trut die je bent.'

  'Sorry?' Mirabelle spande haar spieren en bracht alle moed op die ze de afgelopen weken had gekregen. 'Be-bespeur ik daar jaloezie?'

  'Ja, natuurlijk. Weet je wat het is, schat? Je bent echt niet zo ontzettend knap. Eigenlijk ben je nogal saai. Maar op een of andere manier weet je toch al onze mannen te verleiden. Op manieren waarvan ik het écht niet wil weten, moet ik zeggen.'

  De andere meisjes giechelden.

  Mirabelle hapte naar adem en probeerde iets gevats te zeggen, maar er kwam niets uit. Ze beet op haar lip. 'Ik weet echt niet waar jullie het over hebben.'

  'Zeg, dames,' klonk opeens de zware stem van de knappe jongeman die haar ook al had geholpen door te vertellen waar haar vader was. 'Laat onze schoonheid eens met rust.'

  Met een valse blik schuifelden de meisjes iets naar achteren om plaats te maken voor de man, die veel te dicht naast haar kwamen zitten.

  'Vertel mij eens, schoonheid,' zei de man. 'Waar bleef je? Ik heb op je gewacht.'

  'Gewacht? Op mij?' Mirabelle's stem piepte.

  'Op wie anders?' Een van de meisjes slaakte een beledigd kreetje. 'Waar was je?'

  'Ik was bij de prins. Hij heeft me vrijgelaten.' Een glimlachje verscheen op haar gezicht.

  Jaloezie verduisterde het hart van de jongeman. Hoe ze over hem praatte; het was overduidelijk. Ze was verliefd. En dat mocht niet. Ze was van hem, niet van een of andere onbereikbare prins. Het was voor haar eigen bestwil, vertelde hij zichzelf. Hij moest haar duidelijk maken dat een relatie met een prins onmogelijk was. Alle meisjes droomden daar wel van, maar ze bereikten het toch nooit.

  'De prins,' zei hij. 'Ik geloof er niets van.'

  'Het is toch echt waar! Ik heb een toverspiegel, en daarmee kun je hem zien.' Mirabelle snapte niet dat ze dom, zo dom bezig was.

  'O ja? Die wil ik dan wel eens zien. Ik zou me vereerd voelen.'

  In alle onschuldigheid haalde Mirabelle de spiegel tevoorschijn. Er verscheen een flitsend beeld van de prins en Mirabelle glimlachte voorzichtig.

  Voor de jongeman en de meisjes leek het echter niet een prins, maar was het een monster.

  'Dát is de prins?' vroeg de man met opgetrokken wenkbrauwen. 'Wat een gedrocht!'

  'Hoe kun je dat nou zeggen? Hij is –'

  'Dit is toch onacceptabel,' kapte hij haar af. 'Hier moet iets aan gedaan worden.' Hij verhief zijn stem. 'Onze prins is een beest!' Scanderend liep hij het dorp door.

  Het was een kwestie van tijd voordat er een heel leger van dorpelingen op de been was, met allemaal dezelfde missie: het beest doden. Wat Mirabelle ook probeerde, ze kon hen niet van gedachten doen veranderen. Het enige wat ze kon doen, was proberen het legioen van dorpsbewoners voor te blijven. Nog steeds had ze het probleem geen wagen of rijdier te hebben. Ze had echter gouden en zilveren sieraden uit het paleis mee gekregen. Al haar kostbare bezit verkocht ze. Met dat geld kocht ze het snelste paard dat ze kon vinden, een prachtige Arabische hengst, vuurrood, en voor ze het wist nam ze alweer afscheid van haar vader.

  Mirabelle had meelij met het dier, dat ze zo voor zich liet werken. Hij had haar wat gekost, maar het had een uithoudingsvermogen dat niet te evenaren was.

  Toen ze een voor hen beiden vermoeiende rit achter de rug hadden was de avond al gevallen. De schrik sloeg Mirabelle om het hart. Ze zag mensen schreeuwen bij het kasteel. Ze hoopte ten diepste dat het niet te laat was.

'Hé!' riep ze naar al de schreeuwende mensen, die probeerde de poort open te breken. 'Laat hem met rust! Hij doet niemand kwaad.'

  Hoe vaak ze het echter ook herhaalde, niemand luisterde naar haar. Na een tijd klonk er een luid gekraak; de poorten waren gebroken. 'Nee!' kreunde Mirabelle. De burgers stormden naar binnen. Hopeloos achtervolgde Mirabelle ze. De wachters van het paleis trokken op, maar elke dorpeling had wel een eigen wapen. Een bijl. Een hakmes. Het was vreselijk om te zien hoe het personeel waar Mirabelle zo bekend mee was geworden, zo ten gronde ging. Tranen welden op in Mirabelle's ooghoeken. Haar schuld. Dit was allemaal haar schuld.

  Het was nog niet te laat, niet voor de prins althans. Mirabelle rende het kasteel binnen, slalomde tussen de lijken en wapens door en probeerde te bedenken waar hij zou zijn. Ze wist niet hoe, maar ze moest hem beschermen, ze moest hem in leven houden. Een dappere gedachte kwam in haar op. Dit alles was haar schuld, dus als het moest, zou zij zich voor hem opofferen.

  Ze greep de toverspiegel, die ze nog steeds dicht bij zich had. 'Laat hem zien,' fluisterde ze.

  Vage flitsen waaruit Mirabelle niets kon opmaken, verscheurden haar hoop. Was het gedaan met hem?

  De witte roos verscheen in de spiegel, maar hij was bijna helemaal verdord. De roos zou het niet lang meer hebben. Dat maakte Mirabelle echter niet uit, zolang ze de prins maar in leven kon houden. Ze rende zo vlug als maar kon naar de zijvleugel.

  Ze had niet door dat de knappe jongeman van thuis haar doorhad en haar zachtjes achtervolgde.

  Eenmaal Mirabelle in de zijvleugel was, trok ze aan de deur. Hij kwam niet in beweging. Hij was op slot — nee, verzegeld. Met een betovering.

  'Ik ben het!' riep Mirabelle geruststellend. 'Doe open, alsjeblieft. Ze komen er zo aan!'

  Geen geluid. Mirabelle verbrokkelde de spiegel bijna van angst. Misschien was hij al gestorven.

  'O, alsjeblieft! Het spijt me! Laat me zien dat je nog leeft!'

  Heel voorzichtig ging de deur open. Mirabelle glipte naar binnen en probeerde hem dicht te doen, maar was te laat. De man stormde naar binnen, zwaard geheven. De prins zijn mond viel open van schrik, en woede. 'Wat een ongelooflijke vuile verraadster ben je toch!'

  'Ik...' Mirabelle schrok. 'Verraadster? Wat heb ik je ooit misdaan?' Toen zag ze de binnendringer. Een siddering ging door haar lijf. 'Wát?' Wat gebeurde er?

  'Geen zorgen,' zei de jongeman. 'Ik kom je enkel redden.'

  'Ik hoef nergens van gered te worden. Laat hem alsjeblieft met rust.'

  'Lieve schat, je bent blind. Dat monster heeft je blind gemaakt.'

  De prins ontblootte zijn tanden.

  De jongeman stak met een arrogante lach zijn zwaard in de lucht.

  Wat er toen gebeurde kon Mirabelle niet bevatten. De man viel met zijn zwaard de prins aan. Het zwaard schampte zijn schouder, maar als antwoord greep de prins hem vast. Mirabelle gilde. Langzaam draaide de prins zijn nek om. Toen liet hij het lijk op de grond vallen.

  De moorddadige blik in zijn ogen was nog steeds niet gestild toen hij naar Mirabelle keek. 'Jij.'

  'Wat is er toch aan de hand?' vroeg Mirabelle angstig. Ze probeerde haar ogen van het lijk af te houden.

  'Ik wist dat vrouwen onbetrouwbaar waren. Ik had je nooit moeten vertrouwen. Ik had je gewoon in die verdraaide kerker moeten laten zitten. Ik had je gewoon dood moeten laten rotten.' Hij deed een stap dichterbij.

  'Maar... Wat heb ik misdaan?'

  'Hou op met die onschuldigheid. Je hebt me verraden. Je hebt dit al de hele tijd gepland. Je hebt toneel gespeeld. Je wilde me gewoon dood hebben.'

  'Dat is niet waar! Alles wat ik deed en zei, geloof me, dat meende ik. Ik zou je nooit verraden. Ik...' ze beet op haar lippen, op het punt om die grote, betekenisvolle woorden te zeggen. Ze zuchtte. 'Het spijt me zo, zo erg. Het was echt mijn bedoeling niet.'

  Ik hou van je.

  Had ze dat maar gezegd. Dat zou haar redding zijn geweest.

  Hij keek naar haar, in haar onschuldige, wanhopige ogen. Eventjes geloofde hij haar. Eventjes wilde hij haar in zijn armen nemen en haar beschermen tegen de naderende burgerlijke soldaten.

  Er klonk een luide tik. Beiden keken ze op van het geluid en zagen ze hoe het laatste rozenblaadje van de eens zo mooie, witte roos viel.

  Hij kon het niet. Ze was een verrader. Het kon niet anders. Iedereen had hem verraden.

  Mirabelle zag met doodsangst hoe de beestachtige prins op haar afliep. Met zijn klauwen pakte hij haar hals. Zij lange nagels boorden zich in haar nek en maakten allemaal klein, pijnlijke wondjes. Hij kneep met alle kracht en woede te bedenken. Mirabelle schreeuwde en schreeuwde tot haar luchtpijp het begaf. Vlekken doemden op voor haar ogen. Ze zag rozen, eerst wit en helder, maar toen zag ze de doornen. De rozen werden zwart. Zwarte knopjes bloeiden op, gedrenkt in bloed

  Dat was het allerlaatste beeld dat Mirabelle ooit zou zien.

  Zo, vertelt de legende, is Deserto — de verlaten woestijn, afgeleid van het Latijnse woord — ontstaan.

  Zo, vertelt de legende is de duistere roos ontstaan, gevoed door het as van de onschuldigen.

Uit: De Mythes van Rosarium: het ontstaan van kleur


~O~O~O~

A/N

Allereerst: applaus voor het doorzettingsvermogen, dappere lezer die tot hier is gekomen. Dit stuk heeft me echt veel tijd gekost, vooral omdat ik een perfectionist ben (misschien merk je dat niet, maar ik ben echt een ontzettende perfectionist op bepaalde gebieden en tevens stress ik ook te veel). Overigens zijn we met deze mooi A/N over de 5000 woorden heen.

Verder wilde ik de proloog al eerder plaatsen, maar waarom zou Word mij rust gunnen als hij ook problemen kan vertonen met het opslaan en de lay-out? Alvast excuses daarom voor problemen in de lay-out, maar hoewel ik een perfectionist ben, ben ik ook lui.

Ik ga dus nu stroopwafeltaart eten. Stemmen en reacties zijn natuurlijk altijd welkom ^^

Rosa

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro