Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 9

       



Vale

IK WEET HEUS wel dat ik een lange snijwond op mijn gezicht heb.

  En ik weet ook echt wel dat ik er mee naar een Lichtroze kan gaan.

  Het punt is dat het me gewoon niet boeit. Over mijn wang lopen drie krassen parallel langs elkaar, gecreëerd door Aelia's nagels. Om eerlijk te zijn vind ik het wel iets hebben. Nu kunnen ze moeilijk zeggen dat ik schattig ben. Nu kunnen ze zien dat ik een vechter ben, en daar heb ik behoefte aan. Ik ben er klaar mee het zoete meisje te spelen. Dus dat doe ik niet meer.

  Over een uur vallen we het Westplein van Basilia binnen. Daar woont Johanna, en ik heb officieel toestemming gekregen om te doen wat ik met haar wil. In de woorden van mijn begeleider Tryphon: 'Je kan haar naar ons kamp meenemen, dan kan ze je bediende worden. Maar het is geen probleem als je haar gewoon afmaakt. Daar hebben we allemaal begrip voor.'

  Aangezien het met een pijl en boog niet echt lijkt te lukken, hebben ze me twee messen gegeven die ik heb verstopt. Eentje zit in mijn rechterlaars, de andere is op mijn rug vastgebonden, onder mijn jas.

  We waren het erover eens dat het het best was als ik, in tegenstelling tot de rest, me niet zou verhullen onder de zwarte doeken en mutsen van het Zwarte Verweer, maar me zo normaal nodig gedraag, zodat ik niet opval. Dat betekent mijn haar ingevlochten in een schuine vlecht en de blauwe onderkant verstopt in de capuchon van mijn hoodie. Het plan is dat ik bij Johanna's huis aanklop, doe alsof ik de laatste week niet op school was omdat ik ziek was en dan vervolgens, als ze me genoeg vertrouwt, te pakken. Ondertussen zal er de gewoonlijke chaos en verwarring worden gesticht op het Westplein. Er zullen doden vallen. Men moet ons namelijk we serieus nemen.

  Er heerst een opgewonden sfeer in team 5, en ik vraag me af of het elke dag zo is. 'Als je eindelijk beter kunt boogschieten, kunnen ze met elkaar schieten. Kunnen we elkaar rugdekking geven en zo,' zei Ignita.

  En nu zit ik op mijn kamer, aan het bijkomen van de zware lunch. Ik kijk in de spiegel en ga met mijn hand over het litteken, vraag me af hoe zoiets Johanna zal staan, en ik kan niet wachten. Ik kan niet wachten om wraak te nemen.

~O~

  De winter was zacht dit jaar en ik vond het jammer dat de sneeuw niet zo dik was als vorig jaar. Vanochtend had ik geprobeerd een sneeuwpop te maken, maar toen mama daarachter kwam werd ze boos en schreeuwde ze dat ik niet zo kinderachtig moest doen, maar ik wilde alleen maar de straat opvrolijken, ik wilde alleen maar de wereld een beetje mooier maken.

  Ik was op weg maar de markt om wat penen en kroppen sla te halen. De wintermarkt was altijd erg gezellig. Er stonden kaarsjes bij de kraampjes en er werden van die heerlijke kleurige snoepjes gekocht. Ik zou ook een zuurstok kopen, had ik besloten, want mama had me genoeg geld mee gegeven en van haar kreeg ik toch nooit iets, terwijl al mijn klasgenootjes wel kregen. Na al die vieze groenten had ik honger gekregen naar zoetigheid.

  Ik zag een paar grote meisjes naar me kijken. 'Wat een schatje,' zeiden ze. 'Het lijkt net een winterengeltje.'

  Ik wist niet wat ik moest doen, dus ik glimlachte naar ze. Ze begonnen met hoge stemmen tegen elkaar te praten en glimlachten opgewonden terug.

  Ik was bij de groenteman aangekomen, die me met een vriendelijke glimlach de groenten overhandigde. Iedereen was lief gedurende deze tijd van het jaar, vanaf het moment dat de eerste sneeuw viel.

  Ik vroeg om zo'n grote glanzende zuurstok bij de snoepkraam. De vrouw die me bediende stopte de zuurstok in een zakje en stopte er ook een groot, kleurig spekje bij. 'Omdat je zo'n schatje bent.'

  Ik sperde verbaasd mijn ogen open. 'Dank u wel, mevrouw.'

  Ze knipoogde. 'Het is goed, hoor.'

  Ik liep richting huis. De snoepjes verstopte ik onder mijn jas. Toen zag ik een meisje, ongeveer mijn leeftijd. Ze zat op de grond, haar hoofd in haar handen. Ik liep er naartoe, want ik vroeg me af wat er aan de hand was. Ik ging naast haar zitten. 'Hoi.'

  Ze hief haar hoofd op en keek me met betraande, grote ogen aan. Ze zag er best schattig uit, maar haar neus stond scheef en haar rechterooghoek zat raar laag. Misschien was er ooit iets met haar gebeurd, waardoor ze dit had. Ik glimlachte naar haar. 'Wat is er? Heb je pijn?'

  Het begon weer te sneeuwen en het meisje keek me glazig aan. 'Ik...' Ze snikte. Witte sneeuwvlokken landden op haar zwarte haren. 'Mijn mama deed gemeen.'

  'Dat doet die van mij ook altijd. Laatst sloot ze me een dag op in mijn kamer. Wat is er gebeurd?'

  'O.' Ze zuchtte. 'Nou, nee, niets. Ze is gewoon niet tevreden over mij.'

  'Dat ken ik.' Ik beet op mijn lip. 'Ik heb een spekje. Zullen we delen?' Ik vond delen leuk. Daar werden andere mensen blij van.

  'Ja!' Het meisje nam de helft van het spekje aan. 'Misschien kunnen we een keer samen spelen?'

  Mama zou dat vast niet goed vinden, maar ik wilde graag vriendinnetjes krijgen net zoals al mijn andere klasgenootjes.

  'Ja, en dan kunnen ze samen nog meer snoep kopen! Ik ben Vale. Wie ben jij?'

  Het meisje krabde over haar neus. 'Ik ben Johanna.'

~O~

  We verzamelen ons in de trainingszaal om onze technieken door te nemen. Nero staat gedurende het overleg eng dicht bij me, zijn zwarte masker over zijn gezicht getrokken waardoor alleen zijn grijze ogen zichtbaar zijn. Ook hij heeft een mes bij zich, maar dat van hem is langer en minder makkelijk in de omgang. Als je het echter onder de knie hebt, zal je er echter vast veel mensen mee kunnen verwonden. Iedereen in ons team heeft zijn eigen taak. Aelia, de Groene, gaat niet met ons mee, maar gaat samen met een een Gele jongen in proberen te breken bij het gemeentehuis, waar ze dan zullen bespioneren. Nero heeft de taak mensen op het plein te verduisteren met zijn gave, waardoor ze doordraaien en foute dingen gaan doen. De Oranjen, Gelen en Roden zijn er om nog meer chaos te veroorzaken, en eventueel te doden. De Rozen worden ingezet in noodsituaties.

  En ik ga vandaag eindelijk een oude vriendin vermoorden.

  Ik moet me zo onopvallend mogelijk gedragen en dat blijkt verrassend moeilijk. Ik ben het gewend dat mensen naar me kijken met verachtende of verbaasde blikken – een Blauwe, wauw! – dus ik weet niet meer hoe ik me echt onopvallend moet gedragen, hoewel ik het vaak geprobeerd heb.

  Maar om eerlijk te zijn bevalt het me wel, een keer niet op te vallen. Mensen zijn zo vreselijk bemoeizuchtig. Eigenlijk ziet het er best oké uit, mijn haar steil en de blauwe stroken weggestopt. Het is minder onopvallend, maar op een bepaalde manier ziet het er aantrekkelijk uit.

  Dan weet ik waarom. Zo, met mijn zwarte haar steil en glanzend naar beneden, lijk ik op Johanna.

  We vertrekken, allemaal een andere kant op om niet te veel op te vallen. Nero en ik lopen samen naar het Westplein en ik voel me niet op m'n gemak bij hem. Hij lacht naar me zoals oude mannen vroeger naar me lachten, in de tijd toen ik nog een bang meisje was en ik niet voor mezelf op durfde te komen.

  Die tijd is over. 'Houd je ogen van me af.'

  Hij lacht en ik voel dat ik mijn lach in moet houden. Iets in zijn speelse lach bezorgt kriebels in mijn buik, meisjesachtig en zelfs een beetje kinderachtig. 'Ik meen het, hoor. Ik ben gewapend.'

  'Je bent zo sexy als je moet lachen.'

  'O, houd je kop!' Mijn lachen vergaat. 'Houd op, bah!'

  'Wauw, ik wist niet dat je agressief werd.'

  Ik bijt op mijn lip. 'Je bent gewoon een eikel, Nero. Leer eens manieren.'

  Zijn blik verduistert, en niet op de goede manier. 'We hebben allemaal iets dat we meedragen uit het verleden, Vale. Daar ben jij zeker niet de enige in.'

  De rest van de wandeling blijft het stil. We lopen een beetje om, en daarom zijn we zeker niet de eersten op het plein. Eenmaal aangekomen lopen we een grote chaos tegen het lijf. Een Gele doet de grond schudden met zijn gaven aardbevingen en windvlagen te produceren, Ignita is in de weer met haar vuurpijlen en dan heb je een Rode jongen die water over alle kraampjes laat vallen. Mensen gillen en proberen weg te rennen, maar de trillende grond weerhoudt hen daarvan.

  Nero kijkt me aan, op zijn gezicht is geen spoortje vrolijkheid of humor meer te bekennen. Zijn donkere wenkbrauwen fronsen zich in concentratie. Hij balt zijn vuisten en ik heb de neiging mijn blik af te wenden maar zo verlegen ben ik niet, zo ben ik niet meer. 'Wees voorzichtig,' zegt hij. En hij verdwijnt in de menigte.

  Ik blijf hem nakijken. Het zou te opvallend zijn als hij en ik samen het plein opliepen. Onder zijn zwarte sweater zie ik zijn spieren samentrekken als hij bij een Roze meisje gaat staan.

  Nu moet ik gaan. Ik strijk een lok haar achter mijn oor en wandel het plein op. Er is niemand die op me let. De meesten proberen weg te komen van de chaos. Ik gedraag me alsof dat ook mijn plan is – ik loop snel en af en toe trek ik een klein sprintje, als er iets gevaarlijks lijkt te gebeuren. Ik weet dat ze me niets aan zouden doen, daar ben ik te kostbaar voor, maar ik mag geen enkele aandacht op me vestigen.

  Iemand gilt. Ik draai me om en zie twee meiden, waaronder het Roze meisje bij wie Nero stond. Ze ziet eruit alsof ze zojuist de andere heeft geslagen of gestompt, want er loopt bloed uit haar neus.

  Het volgende moment vliegt er een vuurpijl door de lucht, precies tussen de omgevallen kraampjes heen en in het hart van het Roze meisje.

  Zij is nu niet de enige die gilt. Zelfs ik sla mijn hand voor mijn mond. Ik vind Nero in de menigte, nonchalant en alles, maar zodra hij mij ziet kijken vormt hij met zijn mond het woord: weg.

  Ik stop met kijken naar het bloederige tafereel maar opeens voel ik me niet zo zeker van het feit dat ik Johanna ga doden. Kan ik dat echt? Ben ik tot zoiets in staat?

  Ik denk aan gisteren, aan het gevecht met Aelia, en in die gedachte ligt het antwoord.

  Ik loop richting het westen, mijn stappen vastberaden. Ik weet heel goed waar Johanna woont. De herinnering aan die ene dag is nog kristalhelder. Een jaar of tien geleden. De dag dat ze mijn leven tot een hel maakte.

  Iedere minuut vallen er tientallen doden. Dan kan deze er ook nog wel bij. Want hoe is het eerlijk dat een mens met zo'n hart wel blijft leven, terwijl er duizenden onschuldige doden vallen? Gerechtigheid, dat is wat Helene me vertelde die dag. Gerechtigheid, daar ga ik voor zorgen.

~O~

Ik had geld van mama gestolen, want ik wist dat ze het nooit goed zou vinden dat ik snoep zou kopen, en dat ze het ook niet goed zou vinden dat ik naar een vriendinnetje ging. Johanna is daar de eerste in. Ik ging nooit naar klasgenootjes, en zij gingen al helemaal niet naar mij. Ik kan het ze ook niet kwalijk nemen. Soms heb ik een hekel aan mama.

  Ik had twee grote chocoladespekjes gekocht op de markt op het Westplein, daar waar Johanna ook woonde. Ik voelde me blij. Blij, omdat ik eindelijk een vriendinnetje had. Vaak keken mijn klasgenootjes niet naar mij om, of ze vonden me raar omdat ik Blauw was, maar nu had ik een echte vriendin.

  Na afgerekend te hebben met mama's geld liep ik naar Johanna's huis, richting het westen.

  Ik dacht aan Johanna. Ze had een lief gezicht, maar het leek alsof ze ooit was verongelukt, met die scheve neus en dat litteken. Niet dat het mij uitmaakte. Zolang ze lief was, was ik heel erg blij haar als vriendin te hebben.

  Haar huis was niet erg groot, maar zag er beter uit dan die van ons. Het was een typisch stadshuis – redelijk smal doch hoog. Voor de vensterbank stonden schattige bloemen. Ik wilde de deurklopper gebruiken, toen ik geschreeuw hoorde. Ik hield me in.

  'Je bent niet voor niets een Donkerrode, Johanna. Houd ermee op.'

  'Maar mam...'

  'Niets maar! Je moet je gave gebruiken. Je moet het leren! Nu ben je niet alleen lelijk, maar word je ook nog zwak.'

  Stilte. Ik hield mijn adem in.

  'V-vind je me echt lelijk?' vroeg ze met gedempte stem.

  'Het is geen mening, schat, het is een feit. Je gaat nooit vrienden krijgen met die mislukte neus van je, en over jongens zal ik al helemaal geen woord reppen. Jongens willen een vriendinnetje waarover ze op kunnen scheppen. Eentje waar ze trots op kunnen zijn. Er zijn duizenden vissen in de zee, dus waarom zouden ze dan een verminkte kiezen? Je ziet er niet uit.'

  'Maar...'

  Er klonk een klap. 'Geen gemaar! Wat zei ik nou? Je bent een Donkerrode, dus gedraag je er naar!'

  'Ik... Ja. Sorry mama.'

  Voetstappen vaagden weg, dus ik klopte op de deur. Hij ging algauw open. Er stond een vrouw voor de deur met glanzende huid, prachtige haren en prominente jukbeenderen. Haar make-up paste precies bij de donkerrode roos op haar borst. Zodra ze mij zag, trok ze haar wenkbrauwen op. 'En wie ben jij wel niet?'

  'Ik ben Vale Blair, aangenaam.' Ik stak mijn hand uit, maar ze pakte hem niet aan. Ik schoof met mijn voeten. 'Uh, ik kom voor Johanna.'

  Haar blik veranderde en haar ogen begonnen te glanzen. 'O? Kom binnen, schat. Wat heb je daar in je handen?'

  'Dat zijn spekjes voor haar.'

  'Geef maar. Ik bewaar ze wel. Ze wordt een beetje dik, weet je.' Ze griste de zak uit mijn handen. Ik opende mijn mond, maar ik durfde niet te zeggen dat ze ook voor mij waren. Ik wreef met mijn hand over mijn buik. Was ik ook dik? Ik had nooit geweten dat dat iets ergs was.

  Ik ging zitten op de bank terwijl Johanna's moeder voor mij uit naar de keuken liep. 'Johanna komt zo! Vijf minuutjes geduld.'

  Ik keek naar buiten, naar de sneeuw die op het plein viel. Eigenlijk wilde ik graag naar buiten met Johanna, buiten spelen in de sneeuw, maar ik durfde het niet voor te stellen met haar moeder erbij.

  Johanna kwam beneden. 'Wie was er, mam?'

  Ik draai me naar haar om. 'Hoi Joha...' Mijn mond valt open. Als iemand me had verteld dat dit Johanna's grotere zus is, zou ik haar meteen geloven. Voor me stond een meisje met dezelfde ravenzwarte haren als haar moeder een gave, porseleinen huid, maar haar gezicht...

  Haar ogen schenen feller en leken groter, exotischer, die vreemde ooghoek was ze kwijt en ze waren met gekrulde wimpers omringd. Ze had volle, rozige lippen en haar neus was perfect recht. Littekens waren nergens te bekennen. 'Johanna?' stamelde ik.

  'Dat ben ik.' Ze glimlachte en rechte, witte tanden verschenen.

  'Uh, hoi.'

  Johanna's moeder liep langs Johanna de kamer en zei iets als: 'Ik vertrouw erop dat je de goede beslissing neemt. O, en vanavond geen dessert voor jou.'

  Toen waren alleen wij nog over. Johanna's glimlach vervaagde. 'Je mag gaan.'

  'Wat?'

  'Je mag gaan, Valerie.'

  'Ik heet Vale!' Ik kon haar niet geloven.

  'Wat dan ook. Het boeit me niet.' Ze gooide haar haren over haar schouders.

  'Maar... ik heb spekjes voor je gekocht.'

  'Ik hoef je vette snoep niet.'

  Ik stond zwijgend op. Ik probeerde niet te huilen.

  'Weet je, Vale,' begon Johanna. 'Je bent mij niet waard.' Ze knipperde even met haar ogen, alsof ze zelf ook niet kon geloven wat ze zei. 'Ik ben een Donkerrode, en jij bent iemand die eigenlijk al dood zou moeten zijn – mama zei dat Blauwen vroeger allemaal geëxecuteerd moesten worden. We kunnen geen vriendinnen worden. Ik ben knap en jij hebt flaporen. Dat gaat niet samen. Mama vertelde dat uiterlijk erg belangrijk is. Ik heb vriendinnetjes van mijn eigen niveau nodig. Ik wil niet met jou gezien worden.'

  Ik keek haar aan, waarna ik uit het huis wegrende om te zorgen dat ze mijn tranen niet zag.

  Ik heb een uur uitgehuild voor ik weer naar huis ging.

~O~

Ik klop op de deur met die lelijke deurklopper en daar verschijnt Johanna. Ze trekt haar wenkbrauwen op als ze mij ziet staan. 'Wat is er, Blauw? Of kan ik de deur net zo goed meteen dichtgooien?'

  Ik heb zoveel zin om haar nek meteen om te draaien, maar ik houd me in en speel het onschuldige meisjes. 'Er is chaos op het plein, Johanna.' Ik hijg expres, alsof ik moe ben van het rennen. 'Er zijn doden gevallen. Kan ik schuilen? Alsjeblieft? Alsjeblieft?'

  Ze ziet eruit alsof ze de deur dicht wil gooien. In mijn wanhoop gooi ik het over een andere boeg. 'Kom op Johanna, ik weet dat je een hart hebt, daar ergens.'

  Deze kant wilde ik helemaal niet op vanmiddag.

  'Oké, kom maar.' Ze zucht. 'Maar zodra het voorbij is, is het wegwezen.'

  Ik glimlach zoetjes. 'Dank je wel.'

  Johanna neemt me mee naar haar kamer omdat ze bezig was haar haar te borstelen. Terwijl ze gelegen op een sofa haar haar borstelt, kijkt ze naar mij. 'Eindelijk besloten je eigen haar eens te borstelen?'

  Ik haal mijn vlecht uit mijn capuchon en wrijf over de blauwe onderkant. 'Ja, weet je...'

  'O, nog steeds een zeedwerg zie ik,' onderbreekt ze me, verwijzend naar de blauwe wezentjes die volgens de mythes in de oceaan leven.

  'Beter dan jij, met je verminkte neus.'

  Johanna's masker valt. 'Ik gooi je serieus het raam uit als je nog een woord zegt.'

  'O, ja?' zeg ik, terwijl ik opsta. 'Daar heb jij de kracht niet voor.'

  'Wat weet jij er nou van?'

  'Kan je je nog herinneren dat we elkaar ontmoetten?'

  'Serieus? Ben je daar nog steeds mee bezig? Als ik kon, zou ik het allemaal gewoon vergeten, maar daar ben jij om me er telkens weer aan te herinneren. Waar was je trouwens de laatste dagen? Was je ziek? Ik zou ook ziek worden als ik mezelf zo in de spiegel zou moeten zien.'

  'O, vandaar dat je zo ziek in je hoofd bent.'

~O~

  Ik was naar school vertrokken, maar Johanna zat me nog steeds in mijn maag. Ze mocht vorige week dan wel een verminkte neus hebben, ze was veel beter dan nu. Het deed nog steeds pijn en ik wou dat ik knapper was, dan had Johanna me wel waardig gevonden, dan had ik wel een vriendin gehad. Ik liet mijn haar voor mijn oren vallen, zodat niemand mijn flaporen zag. En toen kwam Johanna het schoolplein oplopen. Ze zag er net zo uit als in het weekend, prachtig en vals. Ik had me nog nooit zo gevoeld, maar ik voelde een vreemde boosheid voor haar. Ik mocht haar niet. Ik wilde haar pijn zien lijden, want zo had ik me ook gevoeld, dus dan verdient zij dat toch ook?

  Ze kwam op me af, met twee andere meisjes, allebei even knap, maar hun uiterlijk kon niet aan dat van Johanna tippen. Niet nu, in ieder geval.

  Ze kwam langs en ik wist dat ik het niet moest doen, maar toen ik haar met opgetrokken neus langs zag lopen, riep ik: 'Denk er wel aan dat je vandaag geen dessert eet, word je dik van!'

  Ze draaide zich naar me om, haar blik furieus. 'Wat bezielt jou? De zeedwergenziekte?'

  Ik smaalde enkel naar haar, maar de zenuwen raaste in mijn buik. 'Ik weet niet, mij bezielt in ieder geval iets.'

  Johanna stapte op mij af. 'Je weet te veel, flapoor. Ik ben helemaal klaar met jou. Ik wil jou niet meer.' Ze draaide zich om naar haar vriendinnetjes. 'Ga niet met haar om als je mijn vriendinnetje wil blijven. Dat wil je niet, geloof me.'

  Ik moest overgeven.

  De bel ging. Ik stond op en liep naar de klas. Ik keek naar achter, waar ik een heleboel klasgenoten om Johanna heen zag staan. Ze knikte fluisterend naar mij, en iedereen keek me afkeurend aan. Ik wendde snel mijn blik af, wangen brandend, maar niet voordat mijn blik die van Johanna kruiste. Ze wuifde naar me en stak haar tong uit.

  Ik wilde naar huis, maar dat mocht vast niet van mama.

  Niemand wilde naast me zitten, ook al zat ik bij het raam, bijna achterin. Maar Johanna zat achter me en haar voet die steeds tegen mij stoel aanschopte zei genoeg.

  Dit was de dag waarop ik kennismaakte met haat.

~O~

'Zal ik je een geheimpje vertellen?' Ik sta op en veeg mijn haar uit mijn gezicht, zodat mijn litteken zichtbaar was. 'Ik ben helemaal niet op de vlucht. Die troep die de aanslag pleegt? Daar hoor ik bij.'

  Johanna's ogen worden groot. 'Je maakt een grapje.'

  'Zie ik eruit alsof ik een grapje maak?'

  Johanna laat de borstel vallen. 'Freak!'

  'Sinds wanneer ben ík de freak? Weet je wat je me hebt aangedaan, Johanna? Zonder jou zouden mensen me niet verachten. Ik had je alleen geprobeerd te helpen. Maar jij greep de macht over mijn leven. En daarmee heb je het jouwe geruïneerd.'

  'Ik weet niet waar je het over hebt. Ga weg, laat me met rust!'

  Eventjes begint het me te duizelen. Ik zou moeten genieten van de angst in haar ogen en dat doe ik ook, maar diep in mijn buik knaagt er iets aan mij.

  Ik trek het mes uit mijn laars en ze gilt. Ik schrik, het schelle geluid dringt door mijn trommelvliezen. 'Houd op,' zeg ik.

  Ze haalt adem en begint weer te schreeuwen: 'Help! Iemand?'

  Ik kijk naar haar. Wat een afzichtelijk mens is het toch. Ik laat haar zwijgen door de tijd rondom haar stil te zetten en haar stem stokt.

  Ik lach, maar niet uit blijdschap. 'Wat zie je er toch dom uit. Zelfs nu ik je echte neus niet kan zien. Daar zijn mijn flaporen niets bij, schat.'

  Ik leg het mes tegen haar keel en verbreek de betovering. 'Je bent gek!' gilt ze. 'Je bent helemaal gek! Help!'

  'Ga je vrijwillig je mond houden?' Ik duw wat harder met het mes.

  Johanna blijft even stil en ik word weer vervuld met wraaklust, want ik vind het heerlijk om haar zo machteloos te zien en ik wil meer. Ik wil haar lijk zien.

  'Het spijt me.'

  Ik krijg kippenvel van die woorden. 'Dat zeg je alleen om jezelf te redden. Je bent een egoïstisch kreng.' Ik zwaai met het mes.

  'Au!' Er verschijnt een rode streep op haar bovenarm.

  'Deed dat al pijn? Ik kan nog veel erger.' Ik veeg het bloed van het mes af maar het voelt helemaal niet zo goed als het zou moeten voelen.

  Waarom ben ik niet thuis, de zonsondergang aan het schilderen?

  'Vale, alsjeblieft, ik smeek je, spaar me. Ik wil niet dood. Ik weet dat ik een egoïst ben, maar... alsjeblieft.'

  Ze huilt. Ze bijt op haar lip en ze schokt en er stromen tranen over haar gezicht.

   Het is een vieze egoïst. Daar heeft ze gelijk in.

  'Alsjeblieft. Jij bent altijd al beter geweest dan ik. Vergooi het niet.'

  Beelden flitsen voorbij, van die duizenden keren dat Johanna me uitschold of uitlachte, toen anderen me vol verachting aankeken.

  Ik zet het mes tegen haar keel aan en mijn handen trillen. De beelden overspoelen me. Ik word er misselijk van.

  En dan zie ik Johanna zoals ik haar voor het eerst zag. Gewoon een gebroken meisje, net als ik. Gebroken door onze moeders.

  Ik kan het niet.

  Eigenlijk is ze net zoals ik.

  Nee, dat is niet waar.

  Maar ik ben zwak.

  Ik haal het mes weg.

  'Je kom met me mee,' zeg ik. Mijn stem trilt. 'Je volgt me naar ons hoofdcentrum. Je houdt je mond. En als je nog een kik geeft, vermoord ik je. Daar ben ik toe in staat.'

  Alleen weet ik dat niet zeker.


~O~O~O~

Sorry, ik weet dat ik echt al heel lang niet geüpload heb en zo, het spijt me, maar school is weer begonnen en daarnaast ben ik best wel ziek geweest. Ik bedoel, ik hing echt vijf dagen als een zak aardappelen op de bank. Dus het spijt me, maar ik hoop dat jullie er begrip voor hebben <3

Verder kan het zijn dat ik, hoe jammer ook, iets minder vaak ga uploaden omdat ik ook aan andere verhalen wil werken. Maar ik ben gek op dit verhaal, dus ik zal er zeker niet mee stoppen of veel mee minderen.

Goed, ten slotte nog wat inhoudelijks. Ik moet toegeven dat ik eerst van plan was Vale Johanna te laten vermoorden, maar ik voelde dat Vale er niet in staat was, want ik weet meer over haar achtergrond dan jullie (hoop ik, hehe) en eigenlijk was Vale echt een schatje. Ik kan helaas (?) niet beloven dat er niet meer doden in het verhaal gaan vallen.

Dat klinkt morbide, het spijt me. Ik ben gewoon moe, haha, ik word telkens om 5 uur wakker. Hoe dan ook, deze A/N begint bijna even lang te worden als het hoofdstuk (dat 4000 woorden is, oeps), dus ik ga hierbij afscheid van jullie nemen. Reacties, berichtjes en stemmen zijn natuurlijk altijd welkom!

Rosa

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro