Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 8


    8

Vale

Stel je voor:

Je wordt wakker gevuld met warmte, omhuld door wollen dekens, je hoofd leunend op een donzig deken. Buiten hoor je de vogels zachtjes fluiten. Door de witte gordijnen bereiken de zachte kleuren van de zonsopgang je. Je bent omringd door kussens, dekens en veel ruimte.

En dan noemen ze dit de duistere kant.

Er moet inderdaad wel echt iets gedaan worden aan mijn nachtjapon. Het ding – zwart, tot mijn bovenbenen en met kanten randjes en spaghettibandjes – jeukt als de pest.

Ik sla de dekens van me af en laat mijn lichaam wennen aan de kou. Ik ben altijd meer een liefhebber van de kou geweest. Bij warmte denk ik aan de dingen die ik nooit heb gevoeld, nooit heb gekregen, nooit heb verdiend.

Kilte is zo erg nog niet.

Vervolgens sta ik op uit mijn bed. Met mijn handen over mijn armen heen en op blote voeten loop ik naar de salontafel, waar een briefje op ligt met het schema van vandaag. Silvia heeft het geschreven.

8:30: ontbijt

10:00-13:00: training

13:00-14:00: lunch

14:00-18:00 inval centrum – jouw kans om te schijnen, laat ze het maar voelen, die krengen!

18:00-19:00: Diner

19:00-21:00: stragegiebespreking/training

Bij het vierde punt moet ik glimlachen. Ik denk aan Johanna, met haar perfecte porseleinen huid, en de gedachte van bloed dat die huid rood kleurt bezorgt me kippenvel op een aangename manier.

Ik maak me snel klaar om naar beneden te gaan voor ontbijt. Zo gauw ik mijn kamerdeur opendoe, prikkelt de geur van bacon – bacon – en gesmolten kaas mijn neus.

Ik draaf de trap af, de blikken van anderen negerend. Ik vind het fijn dat het hier stil is. Natuurlijk praten er genoeg mensen met elkaar, maar niet op de manier zoals men op school doet, met die schelle, opgewonden stemmen.

Ik loop de eetzaal binnen en meteen draaien de hoofden zich om om mij op te nemen. Hun blikken blijven hangen op hun roos, en dan is het stil, echt stil.

Ik moet vast een erg vreemde verschijning voor ze zijn. Klein, ergens wel schattig, leuke blauwe ogen, maar dan de felle blauwe stroken in mijn haar, de blauwe roos, tekenen van kracht. Kracht, en macht.

Ik onderdruk een glimlach en loop richting Helene. 'Hé.'

Ze kijkt op. 'O. O, Vale. Hoi.' Ze zucht en wendt haar blik weer af. 'Het buffet staat daar.'

'Oké.' Me nog steeds bewust van de starende blikken draai ik me om en loop ik naar de buffettafel. Ik pak een bord en keer me om naar het bestekrek om een mes te pakken, en ze kijken nog steeds.

'Ja, wat?' snauw ik. 'Ben ik zo interessant?'

De jongens waarmee ik gisteravond kennis heb gemaakt, giechelen. De Zwarte kijkt me aan, een onheilspellende lach om zijn lippen.

Ik weet dat ik nu nog meer aandacht op me gevestigd heb, dus ik schraap mijn keel. 'Wat denken jullie dat ik moet nemen? Een spiegelei of een roerei?'

Geen reactie.

Dan roept een iemand: 'Roerei!'

Ik glimlach. 'Maar wel met bacon.'

'Vanzelfsprekend.'

Iedereen blijft maar naar me kijken. 'Weet je wat ik zo grappig vind?' begin ik, klaar voor de volgende scherpe opmerking.

'Houd toch gewoon je bek,' klinkt er opeens van vlakbij.

'Wat zei je?' Ik staar de jongen recht in zijn ogen. Hij knippert niet één keer.

'Dat je je klep dicht moet houden, trut.'

Ik voel de bekende woede als bloed door mijn aderen stromen. 'O, ja?' Mijn stem trilt. 'Volgens mij heb ik al lang genoeg gezwegen. Ik ben er klaar mee, weet je.' Ik zet mijn bord neer. 'Maar als je het echt wilt, zorg er maar voor. Laat me zwijgen,' daag ik uit.'

De jongen staat op en komt op me af en wauw, wat is hij groot.

Ik deins terug, maar hij pakt me bij de polsen en draait. Ik hoor het geknak en ik schreeuw, ik krijs van de pijn.

De tijd valt stil. Mijn handen staan stijf van de kracht die er door heen loopt. Ik ben sterk en machtig en bovenal ben ik boos.

Iedereen is bevroren, behalve ik. Ik ruk mezelf los en trap de jongen in zijn kruis.

Even laat ik de tijd weer lopen, zodat hij kans heeft om te schreeuwen – scheldwoorden – en zijn evenwicht te hervinden, dan pauzeer ik het weer.

Ik stomp hem in zijn buik terwijl ik op dezelfde manier de tijd regel en draai ook zijn polsen om. Dan besluit ik dat het wel genoeg is geweest.

Maar ik geniet nog eventjes.

Van de absolute stilte.

De lege starende blikken.

De pure macht letterlijk in mijn handen gelegen.

En ik laat het gaan.

De jongen hapt naar adem. Ik leg mijn vinger tegen zijn kin aan, al moet ik flink opkijken. 'Lieve schat,' fluister ik. 'Dit gebeurt er als je mij het zwijgen op probeert te leggen.' En aan iedereen: 'Stop nou eindelijk eens met staren!'

Ze luisteren. Ze draaien zich naar elkaar om en beginnen met elkaar te praten, of ze focussen zich geheel op hun eten.

Ik loop weer terug naar Helene en glimlach trots naar haar. 'Het voelt goed om eindelijk eens mijn kracht te gebruiken.'

Het blijft stil, dus ik zeg: 'Ik houd echt van bacon, weet je.'

Helene draait zich naar me om. 'Kun je nou eindelijk even stil zijn?' Haar ogen staan kil.

'Uh...' Mijn mond valt open.

'Je plakt zo aan me, je doet alsof we beste vriendinnen zijn of zo. Dat zijn we niet, schat. Ga maar aan een andere tafel zitten.'

'Maar...'

'Ga aan een andere tafel zitten.' Haar stem heeft een dreigende ondertoon.

Ik wil iets zeggen, maar mijn lichaam protesteert. Het staat op, pakt mijn bord en loopt weg als een robot, tot ik realiseer dat Helene haar gave gebruikt, dat dit er erg dom uit zie en doe alsof het maar mijn bedoeling was om op te staan en aan een andere tafel te zitten.

Het is de tafel waar de jongens van gisteravond ook aan zitten. De middelste, de Zwarte, lacht naar mij. 'Vale?'

'Dat ben ik.' Ik kijk de jongens één voor één aan en neem een hap van mijn ontbijt.

'Helene is een kreng,' zegt de Zwarte. 'Ik ben Nero.'

'Nero,' zeg ik. 'Als in zwart?'

Hij lacht vol zelfvertrouwen. 'Dat ben ik.'

'Wel, in dat geval: Vale staat voor vaarwel. Weet je dat ook meteen.'

We kijken elkaar aan – hij en ik. Stil. Zijn mondhoek krult op en ik voel dat de mijne dat ook doet.

Zijn ogen zijn donkerder dan graniet.

Hij barst in lachen uit en ik deins terug. Hij blijft me nog steeds aankijken en ik durf mijn blik niet af te wenden. 'Ik zei toch dat je schattig was?'

Ik ben niet schattig en die woorden bezorgen mij een vlaag van woede. Ik klem mijn vingers stevig om mijn mes.

Nero's wenkbrauwen schieten lichtelijk omhoog en ik voel gewoon hoe zijn vrienden hier van genieten.

Ik doe mijn ogen dicht en gebruik heel gericht mijn gave, alleen op zijn lichaam, zodat hij verlamd is.

Zo laat ik hem zitten tot aan het eind van de maaltijd.

'Hé Vale,' zegt een van zijn vriendjes. 'Moet je dit wel doen?'

'Ja,' valt de ander hem bij, 'hou eens op.'

En toch blijven ze dom. 'Ik bepaal hier hoe ik het doe,' snauw ik. 'En als jullie het er niet mee eens zijn, willen jullie graag solidair zijn? Ik wil jullie daar best mee helpen.'

De lafaards deinzen terug.

Ik knip met mijn vingers om de betovering te verbreken. 'Bedank me later. Ik heb zojuist je dood een kwartier uitgesteld.'


~O~O~O~


Mijn trainingsoutfit is klaar gelegd in mijn kamer. Het is zwart. Een zwarte broek die nauw om mijn benen spant met aan de zijkanten kleine zakken voor wapens. Een zachte sweater, ook zwart. Er is ook een elastiekje op mijn kleding gelegd. Een stille hint dat ik mijn haar in een staart moet doen.

Ik maak me klaar en spelt de roos op mijn borst. Ik heb maar een klein beetje make-up op mijn gezicht gedaan, vergeleken met wat ik vroeger altijd droeg. Ik twijfel. Ik zie er veel te lief uit op deze manier maar ik wil het niet overdrijven op mijn eerste dag. En bovendien, ik bewijs ze zo het tegendeel. Ik ben niet schattig.

Zodra ik de trainingszaal binnenkom word ik overrompeld door indrukken. Wapens hangen aan de wanden, mensen vechten met elkaar in vechtringen en in de hoeken zitten groepen met elkaar te overleggen.

Aias ziet me en komt op me af. 'Hé, schat. Je vraagt je zeker af wat je moet doen, niet?'

'Eh...' Ik lik zenuwachtig over mijn lippen als ik een jongen zijn zwaard tegen de keel van zijn gevechtspartner zie drukken. 'Ja. Ja.'

'Je bent ingedeeld in je eigen trainingsgroep, waarmee je ook je aanvallen zal plegen. Het rooster en de indeling hangen daar. In principe is dat het enige wat je moet weten. Als ik me het goed herinner, zit jij in groep 5. Die traint daar.' Hij geeft een knikje naar een groepje mensen van mijn leeftijd die elkaar momenteel proberen te gronden.'

'Ben ik laat of zo?' vraag ik. Het ziet er niet naar uit dat ze maar even aan het opwarmen zijn.

'Nee, onze krijgers hebben er gewoon zin in. Dat is normaal.'

'O. Oké. Fijn,' zeg ik, kijkend naar de vechtring.

Een jongen duwt zijn tegenstander op de grond, blijft boven hem hangen en klemt zijn handen om zijn nek.

Nu zie ik de aanvaller. Het is Nero.

Behoedzaam loop ik om de ring heen.

'Nero. Nero, zo is het wel goed,' zegt de aanvoerder.

Nero ontbloot zijn tanden en laat hem dan gaan. De jongen strompelt met zijn hand tegen zijn slaap uit de ring. 'IJs!' schreeuwt hij.


Een meisje geeft hem ijs en slaat hem lachend tegen zijn rug. 'Aansteller.'

Zijn antwoord is een boze kreun.

'Goed.' De aanvoerder loopt naar voren. 'Ik wil jullie graag voorstellen aan Vale Blair. Ze is een Blauwe.'

Een paar meisjes beginnen opgewonden te klappen.

'Stel jullie ook even aan haar voor. Vale, ik ben Tryphon. Ik ben aanvoerder van groep 5. Vandaag zijn we eigenlijk bezig met het wapenloos vechten, maar voor jou is het misschien we handig als we met de wapens beginnen. Ervaring?'

'Nee.'

Een paar mensen lachen.

'Oké. Dan kun je maar beter een snelle leerling zijn.'

'Wat maakt het uit? Ik kan iedereen toch bevriezen in de tijd.'

'Lieve schat, je gaat te maken krijgen met mensen die je proberen levend te verbranden, je gedachten willen lezen, met Paarsen die je alles kunnen laten doen wat ze willen, en nog erger, Witten, die je weer "Wit" willen maken. Je kan niet al je energie verspillen aan je gave. Na een tijd raak je uitgeput, vooral omdat je ongetraind bent. Als jij zo dom bent om ongewapend een gevecht in te gaan, mij best, maar we hebben je nodig, om je gave. Het maakt mij niet uit wat je met je leven doet, zolang het niet ten koste gaat van ons. Begrepen?'

Hij staat nu angstaanjagend dicht bij me, zijn adem strelend langs mijn oor. Ik kijk op en zie zijn roos. Oranje, met daaronder een Zwarte. Hij beschikt over geweldige kracht en snelheid.

'Heb jij dat begrepen?' schelt zijn stem in mijn oor.

'J-ja.' Mijn stem trilt en ik haat het.

Een paar mensen gniffelen en ik werp ze een woedende blik toe.

'Mooi.' Hij richt zich op de anderen. 'Stel jullie eens voor aan Vale.'

Ons team bestaat uit 10 mensen, maar ik kan, los van die van mij en Nero, maar drie namen onthouden. De eerste is Aelia, een Groen meisje met haar dat bijna wit is, een huid die bijna wit is en lichtgrijze ogen. Ze zou er schattig uit kunnen zien, maar ze staart de hele tijd voor zich uit als een geest. Ze lijkt tot niets in staat, maar dan moet je haar zien vechten. Ze is eng goed met wapens, en ook zonder is ze een verbazingwekkend geduchte tegenstander.

Dan heb je ook nog de jongen die door Nero half in elkaar is geslagen. Zijn naam is Dion, hij is een Roze. Ik denk dat ik zijn naam vooral onthouden heb omdat alle jongens na het gevecht na hem toegelopen zijn, hem op de schouder hebben geklopt en zeiden: 'Lekker, Dion.'

Ik voel me niet bij hem op me gemak.

En dan is er Ignita. Ze is een Rood meisje met vlammend rode haren, blozende wangen, ogen die zo bruin zijn dat ze neigen naar rood en felrode lippen. Als ik haar zie, moet ik aan twee dingen denken: vuur en bloed. Van alle mensen was ze het meest open naar mij. Niets voor niets is dat de reden dat ik nu met haar sta te boogschieten.

'Kijk,' vertelt ze me. Ze legt een pijl aan. 'Ik steek mijn pijlen altijd in brand voor ik ze schiet. Hier niet, natuurlijk.' Ze giechelt. 'Maar wel in gevechten. Dan heb je nog meer kans om mensen te verwonden. Ik bedoel, zelfs als je niet raak schiet...' Ze laat haar pijl gaan, die recht in de roos komt. 'Kun je nog altijd brand stichten. Ik vind het altijd grappig om mensen te horen schreeuwen als ze zich verbranden. Het klinkt zo schattig.'

Ik klem mijn kiezen op elkaar. Ik schat de kans vrij groot dat ik met een psychopaat sta te schieten.

Of misschien niet. Misschien heeft ze gelijk. Hoe vaak heb ik wel niet verlangd om Johanna, het Donkerrode kreng uit mijn klas, dezelfde pijn te laten voelen als ik had – of nog erger. Hoe vaak ik wel niet voor me zag wat zij zou doen als er haar echt iets overkwam. En ik heb nooit spijt gehad van die gedachtes.

Ik leg mijn pijl aan en span mijn boog. 'Trek harder,' zegt Ignita. 'Strakker. Kom op, zeg.'

Ik stel me voor dat het doelwit Johanna is. Ik trek en trek en trek. Ik richt.

'Ja, laat los, nu.'

Ik doe wat ze zegt. Het touw schaaft in mijn vingers, die beginnen te prikken. Nog steeds zie ik Johanna daar staan, dom, gemeen en irritant aan haar haren draaiend.

De pijl belandt een eindje voor haar voeten. Ik grauw van frustratie.

'Je zette niet genoeg kracht,' deelt Ignita me mee. 'Volgens mij heb je geen armspieren.'

Ze ziet mijn zure blik en haalt haar schouders grijnzend op. 'Ja, wat? Ik help je ook alleen maar.'

Ik probeer weer te schieten, maar Ignita lijkt frustrerend genoeg gelijk te hebben. Ze kijkt lachend toe, en ik heb zin om die grijns van haar gezicht af te slaan.

'Wacht.' Ze legt een pijl aan en laat die vervolgens vlammen. Dan schiet ze hem weg – midden in de roos, wat anders – en dooft de vlam. Door haar water, natuurlijk.

Ze komt dan een beetje labiel over, haar gave moet wel heel goed in controle zijn.

'Ignita,' roept Tryphon. 'Doe eens niet. Worden de andere groepen jaloers, weet je wel.'

Ignita grijnst en haalt nog een pijl uit haar koker. 'Sorry.'

Nadat ik nog een koker vol pijlen heb leeg geschoten, waarvan slechts een kwart het doelwit überhaupt raakte, ben ik er klaar mee. 'Ik kap ermee,' meld ik Tryphon. 'Wie heeft dit uitgevonden?'

'Ik denk dat je wel klaar bent voor een gevecht,' antwoordt die. 'Zonder wapens. Misschien ben je daar beter in. Bij het boogschieten blijk je in ieder geval geen snelle leerling.'

Ik kraak met mijn vuisten, want o, wat zou ik die graag in zijn gezicht rammen.

Hij lacht. 'Zo mag ik het zien, schatje.'

'Noem me geen schatje,' grom ik.

Hij negeert me, maar ik zie die valse lach echt wel. 'Aelia, schat, kom eens. Die lieve Vale wil tegen je vechten.'

'Dat heb ik nooit gezegd.'

'O, dus je durft niet?'

'Dat heb ik ook niet gezegd.'

Tryphon zet een stap dicht bij en buigt over me heen. 'Je moet een ding goed begrijpen. We zijn hier niet van de woorden, maar van de daden. Als je eindig wil kleppen, mag je lekker bij de Witten rondhangen. In onze kerkers, mag ik toevoegen.'

Ik bijt op mijn lip. 'Uh, mogen we onze gaves niet gebruiken tijdens het gevecht?'

'Nee. Als je geen energie hebt voor het gebruiken van je gave, dan moet je nog steeds dodelijk kunnen zijn.'

'Ja. Oké.' Ik draai me om naar Aelia, die me strak aankijkt. Haar lichtgrijze ogen slurpen me op, en niet op de goede manier. Ik word bang van die ogen.

We stappen in de ring, Tryphon telt af, en we barsten los. Dat wil zeggen, Aelia blijft stilstaan als een standbeeld, dus voel ik me genoodzaakt de aanval in te zetten. Ik pak haar bij de schouders en probeer haar tegen de grond aan te drukken, maar opeens komt ze in actie. Ze haakt haar voet achter die van mij, waardoor ik op de grond dender. Met grote kracht blijft ze me naar beneden drukken en ik voel me zo zwak, zo verslagen, zo ongelofelijk boos, dat ik het enige doe waar ik nog toe in staat ben. Ik hef mijn hand op en krab over haar gezicht.

Ze gilt en slaat mijn hand keihard weg. Ze pakt mijn andere hand en probeert mijn pols om te draaien. Ik schreeuw en trap met mijn knie naar haar lichaam. Ik weet niet wat ik raak, maar ze krimpt ineen, dus ik wrik mijn pols uit haar greep en kom overeind, waarna ik haar op de grond duw. Ze neemt mij echter mee in haar val, waardoor we allebei op de grond belanden.

Ik hoor mensen achter ons juichen. Sommigen moedigen Aelia aan, sommigen mij, en de gedachte dat mensen me nu bekijken geeft me nog meer vechtlust. Als een wilde kat krab ik over haar gezicht. Ze kreunt en trekt aan mijn haar. Mijn hoofd klapt bijna achterover. Het doet pijn, maar dat wil ik niet laten merken. Ik wil haar uitschakelen – ik móét haar uitschakelen.

Ik krab, en dan begint zij mij ook te krabben en ik scheld haar uit voor kreng en teef en rotwijf en zei zegt dat ik een ongelooflijk wicht ben en ik zeg: 'Ik daag je uit, herhaal dat nog eens en ik draai je nek om.'

Ze smaalt, en algauw loopt het uit tot een grimas van pijn en ik hou ervan, ik hou ervan om te zien hoe ze pijn lijdt en o, mijn nagels over haar huid voelen zo goed.

Ik stel me Johanna voor in haar plaats en ik word zo wraakzuchtig dat ik bloed wil zien, ik wil haar pijn horen, ik wil het zien.

Ik tast in haar gezicht totdat ik haar ogen voel en dan krab ik. Ze krijst als een baby en ik grijns, haal nog een keer uit, geniet.

'Vale, Vale.' Ik hoor het wel, maar ik luister niet. Deze wraak heb ik verdiend.

Dan wordt ik opgetild, en ik schreeuw uit frustratie. 'Stop, Vale.'

Het is Nero. Ik grom naar hem. 'Jij kloo...'

'Vale, hou op. Je bent totaal gek geworden.'

'Ik, ben ik gek geworden?' Ik lach. 'Jullie wilden mij zien vechten? Hier heb je het. Hier heb je het!' Ik kijk naar mijn nagels, die onder het bloed zitten. Aelia probeert strompelend overeind te komen. Ik lach hardop. 'Ik hoop dat je daar blijft rotten, kreng.'

'Je bent best sexy als je boos bent,' zegt Nero.

Ik geef hem een klap in zijn gezicht.

Hij deinst achteruit, zijn hand op zijn geslagen wang en zijn wenkbrauwen opgetrokken. En hij gríjnst. 'Dat bedoel ik.'

'Ben ík gek geworden?' vraag ik hem. 'Nog een zo'n opmerking en ik krab je ogen er eigenhandig uit.'

'Dat wil ik zien.'

Ik draai met mijn ogen, want ik ga de jongen niet uitleggen dat het nutteloos is aangezien hij dan blind zal zijn.

In plaats daarvan houd ik Aelia nauwlettend in de gaten. Ze is nu overeind gekomen en klampt zich vast aan de reling van de vechtring. Met haar hand wrijft ze over haar bloedende gezicht, waardoor het bloed aan haar haren blijft plakken. Het is een mooi contrast, het donkere bloed tegen de bleke huid. Een ander meisje helpt haar mee naar een stoel.

'Vale Blair.' Tryphon staat vlak naast me en ik word nog steeds bang van de man. 'Ik ben onder de indruk.'

Nu moet ik glimlachen. 'Dat snap ik.'

'Ik zie veel woede in je zitten. Dat kunnen we erg goed gebruiken.'

'Daar wil ik graag aan meewerken.'

'Wel, aanvechtlust geen gebrek, zie ik. Vanmiddag, de inval. Jij gaat mee.'

~O~O~O~

Geniet nog maar van dit hoofdstuk want school komt er aan, en daarmee ook mijn ondergang. Ik heb dit weekend nog wel genoeg tijd om te schrijven, maar het blijkt dus dat ik mijn rechterhand (en tevens schrijfhand) heb overbelast en dat ik zo min mogelijk moet typen of schrijven of dergelijke.

Dat is vreselijk nieuws voor een schrijfster. Nou gaat het vandaag wel beter, maar ik moet dus rustig aan doen.

O, en ik weet dat ik er niet op moet letten, maar het blijft me fascineren hoe hoofdstuk 6 een stuk minder lezers heeft dan hoofdstuk 7.

Oké, volgend hoofdstuk is allang afgeschreven en ik vind het persoonlijk een erg leuk hoofdstuk. En zoals jullie zien wat minimale wijzigingen in de opmaak.

Rosa

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro