Hoofdstuk 6
6
Vale
Helene heeft me overgebracht naar het ondergrondse kamp van het Zwarte Verweer in Basilia. Het schijnt het grootste kamp te zijn in heel Rosarium, los van natuurlijk de grote kampen in Deserto. De sfeer voelt hier heel raar. Mijn huid tintelt van enthousiasme en opwinding. Ik voel me een klein beetje schuldig, maar duw het gevoel met gemak weg. Voor wie zou ik me schuldig moeten voelen? Mijn ouders, biologisch of niet, geven geen bal om mij. Mijn klasgenoten ook niet. En als ze zich schuldig voelen, laat ze zich maar schuldig voelen. Na alle pijn die ze mij bezorgd hebben, mogen ze het terugkrijgen ook.
Niet dat ze daar genoeg geweten voor hebben.
Nee, de enige waar ik iets oprecht schuldigs voor voel is Leonia, die me altijd heeft geholpen in het musea. Zij heeft me als enige echt iets gegeven waar ik blij mee kon zijn.
Ach, Leonia kan het vast wel zonder mij af. Ze is zoveel beter dan ik, op elk vlak.
'Helene.' Een man in een zwart pak, met een zwarte roos trots op zijn borst vastgespeld, komt op ons af. 'Je hebt een nieuwe aanwinst?' Hij kijkt naar mij. 'Leuk meisje. Grappig haar.'
Ik bedwing de neiging om als een klein kind aan mijn blauwe highlights te zitten.
Zijn ogen vallen op mijn roos en schieten open. 'Krijg nou wat. Ze is een Blauwe. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen? Waar vind je ze tegenwoordig nog?'
Helene lacht zelfverzekerd. 'Hoe vaak heb ik nou al wel niet gezegd dat je tactischer te werk moet gaan, Aias? Subtieler, bedoel ik.'
'Het blijkt waarachtig te werken.' Aias staart me aan zoals ik keek toen ik voor het eerst een museum bezocht. 'Ze is kostbaar. Helene, laat voor haar een suite van tweede rang regelen.' Hij glimlacht naar mij. 'Dat is een van de grootste suites. Alleen belangrijke leiders – zoals ik – kunnen er een van eerste rang krijgen. De meeste soldaten krijgen er een van derde rang als ze erg hun best doen. Voel je maar bevoordeeld. Maar ach, na alles wat je als Blauwe over je heen moet hebben gekregen, verdien je dat voordeel wel, zo lijkt me.'
Mijn mondhoeken krullen automatisch op. 'Ja. Ja, dat is zo.'
'Helene,' gaat Aias verder, 'ik zal ter ere van jou en deze mooie jongedame een feestmaal organiseren. Ik ben trots op je, schat. Vraag of een van de bedienden haar haar kamer kan laten zien, tweede rang natuurlijk.'
Dan draait hij zich weer naar mij om. 'Je bent van harte welkom, jongedame. Nu lijkt dit alles misschien nog vaag, je zult je binnen de kortste keren thuis voelen. Ik ben Aias Eskatos, Helenes broer, en een van de leiders van dit kamp.' Hij steekt zijn hand naar me uit.
Ik schud zijn hand. Een vreemde soort kracht trekt via zijn hand mijn hand door en het voelt zo heerlijk. 'Ik ben Vale Blair.'
~O~O~O~
'Goed,' legt Helene me uit. 'Er zijn dus twee soorten bedienden. Je hebt de vrijwilligers. Zij weten wat echt goed is, zij willen ons helpen. Wel betaald, maar ze doen het ongedwongen. Je hebt ook een andere groep, die je onze slaven kunt noemen. Dit zijn de mensen die een van ons ooit iets misdaan hebben. Hun straf is het dienen van hun slachtoffers. Ze kunnen soms verminkt zijn, als ze te erg protesteren, zijn we gedwongen maatregelen te nemen. Een oog uitsteken, bijvoorbeeld, of een tong afsnijden, een been verminken. Je snapt wat ik bedoel.'
Ik verbaas me over de luchtigheid in die stem, maar het klinkt toch aantrekkelijk op een bepaalde manier. 'Ja.' Ik knik. 'Ja, ik snap het.' Ik lach.
Helene lacht terug. 'De vrijwillige bedienden zijn te herkennen aan een kleine zwarte roos boven hun officiële roos.' Ze strijkt haar dikke blonde haar achter haar borst, waarmee ze een zwarte roos boven de paarse onthult. 'Jij zal er binnenkort ook zo een krijgen. Ik zal je nu afleveren bij een van de bedienden, die je naar jouw kamer zal brengen. Om half 7 is er een feestmaal. Kleed je om – er hangen genoeg jurken – en wees op tijd. Je wilt een goede eerste indruk maken. Ik vertrouw er op dat dat jou wel gaat lukken.'
Een suite van tweede rang blijkt een ware suite te zijn. De kamer is gigantisch. Mijn oude kamer zou hier tien keer inpassen. Mijn oog valt onmiddellijk op het gouden hemelbed dat in de verre hoek staat. Ik loop er naar toe en ga er voorzichtig op zitten. Ik voel me een klein kind, zo erg geniet ik van de donzig zachte vering. Alleen al op dit bed liggen is een fantastisch geschenk. Het hemelbed heeft aan elke pilaar gordijntjes van donkerrode zijde, die me af kunnen sluiten van de buitenwereld.
Ze zeggen dat mooie spullen niet voor geluk kunnen zorgen, maar als ik de gordijnen van het raam open, kan ik me niet herinneren me ooit zo gelukkig te hebben gevoeld. Ik duw het raam open en laat de zachte wind met de gordijnen spelen. Er is een uitzicht op de trainingszaal, maar omdat het Zwarte Verweer verborgen moet blijven, zijn er weinig andere gebouwen in de buurt te zien. Bomen en begroeide heuvels tekenen het uitzicht. Mijn vingers jeuken om dit alles te schilderen. Ik kan een schildersezel vragen. Ik kan verf en doeken kopen, als ik een beetje geld verdien.
Mijn kamer heeft een inloopkast en een privé-badkamer met gouden ornamenten. Bovendien is er een haard en een mini-fornuisje. De donkerrode sofa past bij mijn hemelbed en aan de ebbenhouten kasten zitten vergulden deurknoppen.
Als dit is hoe de duisternis er uit ziet, dan hoor ik hier thuis. Het is prachtig, maar niet op die lichte, zoetsappige manier. Het ziet er majestueus uit. De lichte babytinten hebben plaats gemaakt voor goud, donkerrood en donkerblauw waar je ogen duizelig van worden, en zwart. Prachtig, onweerstaanbaar zwart.
Met een zucht van tevredenheid kijk ik op de klok, die zachtjes tikt. De tikkende wijzer is bijna niet op te merken, niet vergeleken met de luide, bombastische klok die we thuis altijd hadden.
Ik hou van stilte.
Het is 5 uur en ik moet bekennen dat ik best wel veel honger heb. Het enige wat ik heb gegeten is oud brood met nog oudere kaas. Ik had geen zin in een stevig ontbijt, omdat ik het huis uit wilde zijn voor mijn moeder wakker werd. Ik weet nog hoe ik de zonsopgang tekende en verlangde naar de zonsondergang, de overgang van het licht naar de duisternis.
Misschien was het een voorteken.
Ondanks de honger besluit ik me in te houden. Ik loop naar de fruitschaal die in de eethoek staat en pik er een perfecte donkerrode appel uit. In plaats van bruine vlekken valt mij de glanzende, egale kleur op. Van alleen al de voorraad aan eten die zich in mijn kamer bevindt zou ik makkelijk een week rond kunnen komen zonder enige gebrek, maar het feestmaal dat over anderhalf uur gegeven wordt, klinkt als een nog betere gelegenheid om te eten. Het lijkt me heerlijk om eens een keer een echte hap vlees te eten, of een zalig stukje zalm te proeven. Deze dingen waren te duur voor ons, voor mij in ieder geval. Als mijn ouders wat extra geld hadden, vertikten ze het wel mij er van te laten genieten. Ze zeiden dat ik al dankbaar mocht zijn dat ik eten van ze kreeg. Als ik meer wilde, moest ik het zelf verdienen. De herinnering voelt bitter. Ik zie weer voor me hoe mijn moeder me afsnauwde, toen ik nog een klein onschuldig meisje was, met grote blauwe ogen en schattig blonde haren. Als ik doorvroeg, ging ze schreeuwen. Nadat ze uit frustratie was weggelopen, keek ik altijd verwachtingsvol naar mijn vader, tegen beter weten in hopend dat hij iets tegen mijn moeder in zou brengen. Meestal haalde hij alleen zijn schouders op. 'Zo, is het leven nou eenmaal, meis,' zei hij. 'Daar wordt je hard van.'
Daar heeft hij gelijk in gehad.
Er wordt op de deur geklopt. Geschrokken, en met een beetje weerzin, draai ik me om en open de deur. Er staan twee bedienden, eentje, de lange, met een zwarte roos ten teken van ongedwongenheid, de ander met slechts een lichtroze roos.
'Mevrouw Blair. Ik zal een van uw dienstmeisjes worden. Ik ben Silvia.' Het lange meisje maakt een sierlijke reference. 'U zou gewond zijn?'
'O.' Ik trek mijn wenkbrauwen op. 'Gewond? Ik denk dat je aan de verkeerde deur bent.' Ik wil de deur weer dichtduwen en genieten van de rust, maar de bediende zet haar voet tussen de deur en glimlacht traag.
Ik mag haar niet.
'Nee,' antwoordt ze, 'ik zie het al.' Haar blik boort zich in mijn knie.
'O.' Ik kijk naar de wond die ik heb opgelopen toen ik viel nadat ik de school uit was gevlucht. 'O, dat.' Ik schraap wat opgedroogd bloed weg. 'Nee, dat is niets.'
Silvia duwt een pluk zwart haar in haar strakke knot. 'In dat geval is het dan ook zeker geen probleem als we het even bekijken?'
Ik duw met een zucht de deur wijd open. 'Prima. Kom maar binnen.'
Dat doen ze, Silvia, met grote en zekere passen, het Lichtroze meisje volgt met bescheiden pasjes. Haar ogen zijn constant op de grond gericht, of af en toe schieten ze schichtig heen en weer, maar ze kijkt mij niet aan.
'Vale Blair, neemt u toch alsjeblieft plaats op de bank. Hostia zal dan uw wond genezen in een paar seconden.' Ze knikt met haar vingers voor het gezicht van het meisje, dat geschrokken met haar ogen knippert. Nu ze haar hoofd zo opheft, zie ik haar gezicht veel beter. Over haar linkerwang loopt een gigantisch litteken, dat begint bij haar kaak en eindigt bij haar kaaklijn. Het ziet eruit alsof er een mes doorheen is gegaan en de wond nooit gehecht is.
Ik ril. Wat kan dit kleine meisje gedaan hebben om de toorn van het Zwarte Verweer over haar heen te krijgen? Ze ziet er zo onschuldig uit. Het is moeilijk voor te stellen dat ze ooit iets slechts gedaan zou hebben.
'Hostia, schat, schiet een beetje op. Wat zeg je dan tegen Vale Blair?'
Hostia kucht, maakt een flauwe buiging en zegt: 'Tot uw dienst, mevrouw.' Haar stem klinkt schor en als ze overeind komt valt me nog een litteken op dat over haar keel loopt.
Wat hebben ze met haar gedaan?
Ik duw mijn vragen weg. Ze kan er nog zo onschuldig uit zien, ze zal het wel verdiend hebben.
Johanna, bijvoorbeeld, ziet er ook prachtig uit, maar in werkelijkheid is het een vreselijk kreng. Dat zal ze nog wel merken, ook.
Ik ga op de bank zitten en wrijf zachtjes met mijn vinger over de wond. Het doet amper pijn. Hoewel, als ik erop druk voel ik een paar prikkels. Ik trek mijn vinger weg, haal diep adem en kijk uitdagend naar het tweetal. Niets dat ik niet aankan.
Hostia knielt voor me neer, en legt haar bleke vinger op de wond. Ik voel een paar trillingen, een paar tintelingen, en dan is de pijn geheel verdwenen.
Wauw. Ik ben nog nooit geheeld. Ik kan niet geloven dat het zo simpel gaat.
Silvia veegt met een doekje het opgedroogde bloed van mijn been af. Daaronder zit alleen maar glanzende huid, geen rode plekken of gerafelde huid, niets.
Silvia lacht. 'Was dat nou zoveel moeite?'
Ik zwijg.
'Ik kom zo terug, schat, om je gereed te maken voor het diner. Ik moet even Hostia afleveren.' Met een kleine, sierlijke reverence laat ze me achter.
Ik blijf een tijdje op de bank voor me uit staren, wrijvend over mijn perfecte been. Misschien kan ik Silvia vragen of ze hier verf en schildersezel hebben. Desnoods kan ik altijd nog om potlood en papier vragen.
Terwijl de kleuren aan de hemel langzaam roder worden en de zon omlaag zakt, wordt er op mijn deur geklopt.
'Binnen,' antwoord ik.
Silvia komt binnen. 'Tijd om je klaar te maken voor het diner vanavond. Je moet er goed uit zien, schat, je moet een goede eerste indruk maken. Sta eens op.'
Ik doe wat ze zegt. Silvia neemt me ongegeneerd op, haar ogen keurend over mijn haren, kleding en lichaam glijdend. 'Oké,' zegt ze na een moment van stilte. Ze sluit de gordijnen en loopt naar de spiegel, waar een stoel voor staat. 'Ga zitten.'
Eerst begint Silvia mijn haar te borstelen. Ze klaagt dat het wat stroef is en ondervraagt me over wat ik er wel allemaal niet mee doe. 'Kijk,' zegt ze, 'jouw type haar moet vaak geborsteld worden, anders gaat het totaal klitten. Dat maakt je haar breekbaar, weet je?'
Na een tijdje is de krul uit mijn haar, en dat vind ik jammer. Ik deed veel moeite voor mijn kapsel, en nu mijn haar maar gewoon steil en glanzend over mijn schouder hangt, zie ik er bijna net zo saai uit als vroeger.
'Ik snap heus wel dat je een statement wilt maken,' zegt Silvia als ze mijn blik ziet, 'maar je bent hier te gast. Je mag dan misschien een Blauwe zijn, dat betekent niet dat je hier de baas bent. Als je wilt dat je ze mogen, moet me eerst een beetje onderdanigheid tonen, daar houden de leiders wel van. Als ze je eenmaal mogen, mag je doen wat je wilt, maar geloof me, een wild klein Blauw meisje dat denkt dat zij het middelpunt van de wereld is met haar Blauwe gave, dat op een avondje binnen komt lopen en een welkomstdiner opeist, daar houden ze hier niet van. En je bedoelt het dan misschien wel niet zo, zo komt het wel op ze over en dat is wat hier telt.' Silvia begint met een doekje alle make-up van mijn gezicht af te boenen, zodat mijn ogen groot en leeg lijken en mijn wangen er ingevallen uitzien.
'Daarom,' gaat Silvia verder, 'gaan we vanavond ook voor bescheiden en charmant, met een vleugje aantrekkelijkheid. Daar zijn de mannen hier gek op. Zo, en doe nu die ordinaire kleding van je eens uit.'
Met tegenzin trek ik mijn mini-rokje en strakke zwarte naveltrui uit, maar zodra ik ze op de grond zie liggen, zien ze er wel een beetje kinderachtig uit.
'Zo. Dat is toch veel beter, zo? Nu gaan we een jurk uitzoeken, en daar gaan we jouw make-up op afstemmen.
'Laat me kijken.' Weer neemt Silvia me uitgebreid op. 'Jouw huid heeft een bleekroze ondertoon. Dat betekent dat lichte en koele kleuren jouw mooi staan. Het is alleen jammer van dat haar, dat beperkt veel van de kleuren die eigenlijk goed bij jou zouden staan.'
'Helpt het je als ik zeg dat het me helemaal niet boeit?' snauw ik.
'Nee. Dat helpt helemaal niet.'
'Het is toch zo.'
Uiteindelijk heeft Silvia "een oplossing" gevonden. Ze heeft een gedrapeerde, veel te lieflijke jurk uitgezocht die van donkerblauw naar babyblauw overloopt, om ook te passen bij de blauwe stroken in mijn haar. Mijn haar steekt ze vervolgens op, ze hangt zware oorbellen in mijn oren en veegt lichte make-up op mijn ogen die mijn ogen nog groter maken. Mijn wangen en lippen krijgen een schattige roze kleur. Ik kijk in de spiegel en zucht. Ik herken mezelf niet.
In de dinerzaal zijn alle ogen op mij gericht als ik binnenkom. Sommige jongens beginnen te fluiten, meisjes beginnen te fluisteren. Er is niets verandert sinds school. Dat wil zeggen, tot de hele menigte tegelijk uitbundig begint te klappen.
Ik wil lachen, maar doe het niet. Zij lachen ook niet. Ze zien er uit alsof ze zich te goed voelen om te lachen. Daar hoor ik nu ook bij. Ik mag er op dit moment dan wel zo onschuldig uit zien, ik kan niet wachten op het nemen van de wraak die Helene mij beloofd heeft.
Helene vergezelt me vanavond. Ze ziet er prachtig uit. Ze heeft een lichtpaarse strapless jurk aan die overeen komt met haar oogkleur en haar blonde haren golven sierlijk over haar schouders. Ze neemt me direct mee naar de grote buffettafel. De geuren zijn hier overweldigend en ik schep onbeleefd veel op mijn bord. Vooral vlees. Helene neemt een bescheiden stukje vis en een schep salade, maar ik neem vlees.
Terwijl ik mijn tanden in de sappige kippenpoot zit, moet ik aan mijn ouders denken. Zij zullen op dit moment weer een oude en vieze maaltijd eten, maar ik geniet ongegeneerd van echte vlees. Zouden ze blij zijn dat ik weg ben? Ik ben in ieder geval blij dat ik weg van ze ben. Al zal ik wraak nemen. Dat heb ik mezelf beloofd op het moment dat Helene "wraak" ter sprake bracht.
Een stelletje intimiderend gespierde jongens komt op ons afgelopen. Stuk voor stuk zien ze eruit als de typische waar Johanna uit mijn klas mee zou omgaan. Lang, knap, zelfverzekerd. Ik heb me altijd een beetje ongemakkelijk gevoeld bij dat soort jongens, maar ik werk een blik op hun rozen – rood, oranje en een geheel zwarte – en herinner mezelf eraan dat ik niets minder ben dan hen.
'Vertel, Helene,' begint de Zwarte jongen. 'Heeft dit schatje nog een naam?'
Helene zuigt haar wangen naar binnen en glimlacht dan betoverend. 'Helene, aangenaam.'
'Niet jij, Hel. De andere. De Blauwe.'
Vervolgens nemen mijn sociale instincten het over. Dat zijn dezelfde instincten die me zo onpopulair hebben gemaakt. En wat doe ik? Ik glimlach.
Vale Blair glimlacht. Het is misselijkmakend.
Vervolgens leg ik mijn kippenpoot neer. 'Ik ben Vale.'
'Schattig.'
Bij het woord schattig voel ik agressie opkomen. Ik weet dat ik grote blauwe ogen heb, ik weet dat je mijn flaporen kan zien doordat mijn haar opgestoken is, ik weet dat ik bolle wangen heb, maar ik ben niet schattig. Eindelijk besluiten mijn sociale instincten ermee op te houden en kan ik antwoorden: 'O, dat zal je meemaken.'
~O~
Het is bijna Kerstmis en ik heb er echt veel zin in. Grote kans dat ik niet meer zal updaten voor Kerst, dus bij deze alvast fijne feestdagen! Ik ben echt aan vakantie toe, niet normaal.
Vanavond heb ik kerstgala en ik ben echt moe, maar ik lig waarschijnlijk pas tegen enen op bed. Ugh. De gedachte dat mijn vriendinnen me gaan dwingen als een gek in het rond te springen (met hakken) maakt me nog moeier xD. Ik ben echt de slechtste danseres ooit.
Er bestaat overigens een kans dat ik zo een beetje ga slapen. Ugh. Moe. Doei.
Rosa
Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro