Chào các bạn! Vì nhiều lý do từ nay Truyen2U chính thức đổi tên là Truyen247.Pro. Mong các bạn tiếp tục ủng hộ truy cập tên miền mới này nhé! Mãi yêu... ♥

Hoofdstuk 4

         4

Vale

Vermoeid gooi ik wat extra hout in de haard. De zomer hoort nog niet afgelopen te zijn, maar vandaag regent het vreselijk in Basilia en heb ik me dus bij de open haard neergevlijd. De vlammen springen voor mijn ogen, als speelse, gracieuze dansers. Telkens van kleur veranderend zien ze er warm en uitnodigend uit, terwijl we allemaal weten dat dat schijn is. Ze zijn immers wel warm, maar hoe lieflijk ze er ook uit kunnen zien, des te pijnlijker zijn ze.

Het inspireert me. Ik zou ze graag willen schilderen. Het is interessant dat ze er nooit uit zullen zien zoals ze worden geschilderd, bewegelijk als ze zijn. Toch ziet iedereen meteen wat het voor zou moeten stellen. Ik wil ze schilderen, maar ik weet dat mijn moeder me afmaakt als ze ziet dat ik nog niet klaar ben met mijn huiswerk.

Ik kijk naar mijn schoolboek. Lees over de verschillende grondsoorten in de verschillende hoven, welke producten per hof geproduceerd kunnen worden en wat daar het gevolg van is. Ik zucht en begin in mijn kladblok te schrijven. Ik word gek van deze onzin. Wat kan ik er nou mee dat kokosnoten in Nymphaea verbouwd kunnen worden? Maakt dat mijn schilderijen mooier? Geeft dat me inspiratie? Nee, en het brengt me alleen maar op het idee het hele kladblok in de haard te gooien. Zorgt vast voor een mooie steekvlam. Heb ik tenminste nog iets wetenschappelijks gedaan.

Na de zoveelste langdradige vraag ben ik er klaar mee. Ik doe mijn boek dicht en scheur een papier uit mijn kladblok – het boeit me niet dat het van school is. Ik pak mijn potlood en schets de vlammen meerdere keren, zodat je de beweging in het schouwspel ziet. Eventjes vergeet ik alles om me heen en zie ik alleen het papier, de potloodstreken en de dansende vlammen.

'Vale?' De deur van mijn moeders kantoor slaat dicht. 'Vale!'

Ik antwoord niet.

'Vale!' Ze vloekt. 'Je moet zo met koken beginnen. Heb je je huiswerk gedaan?'

Ik knik.

'Mooi.' Ze grist een boek weg. 'Dan zal het overhoren geen problemen opleveren.'

Nu komt het. Ik zet me schrap.

'Leg uit waarom men Basilia als belangrijkste hof heeft gekozen.'

'Eh, omdat Basilia in het midden van ons rijk ligt?'

'En waarom nog meer?'

'Omdat het... best groot is?'

'Omdat de verbindingen met andere hoven van nature al goed waren. Er komen veel rivieren samen in de grachten van Basilia, bijvoorbeeld. Door deze sterke verbindingen is de handel gemakkelijk en werd Basilia ook rijker dan de meeste andere hoven.' Mijn moeder kijkt me met een scherpe blik aan. 'Jee, Vale, zo moeilijk is dat toch niet?'

Na de derde vraag verkeerd beantwoord te hebben, is ze er duidelijk klaar mee. 'Wat is er toch mis met jou?' ze spuugt de woorden bijna uit. 'Oké, genoeg voor vandaag! Jij gaat nu koken en na het eten blijf je de hele avond op je kamer, terwijl je je schoolwerk ga leren. Ik heb je potloden en verf al afgepakt. Jemig, Vale, ik wil ook alleen maar het beste voor je toekomst.'

'Dat is niet waar,' snauw ik. 'Je wilt gewoon hoger aanzien bij andere ouders. Je wil kunnen zeggen dat jouw dochter slim is.'

'En zelfs als, daar is toch niets mis mee? Ik heb gewoon het beste met jou voor.'

'Nee, je hebt het beste met jezelf voor! Ik ben er klaar mee me te buigen totdat het naar jouw zin is, helemaal klaar.'

De woede in mijn moeders ogen is nog vuriger dan de vlammen in de haard. 'Vale,' zegt ze dreigend.

Dapper kijk ik naar haar op. Wat kan ze me maken? Ze kan me nergens toe dwingen, en dat weet ze heel goed. Ze mag me haten, maar die gevoelens zijn compleet wederzijds.

'Vale, ik wil dat je nu eten gaat koken.'

Ik sta op. 'Prima. Helemaal prima.'

Ik kook keurig onze maaltijd. Ik luister met een half oor naar hoe mijn moeder klaagt tegen mijn vader over de nieuwe opstanden die zich – vanuit Deserto – ook over Basilia verspreiden.

'Ik moest dus naar de vergaderzaal omdat ze op de redactie weer een nieuwe thema-uitgave willen publiceren. Het gaat over het Zwarte Verweer.'

'Het Zwarte Verweer?' Mijn vader fronst en geeft mijn moeder een kus. 'Dat klinkt niet goed.'

Ze zucht. 'Gewoon zo'n groep Zwarten die het Rosarium even willen laten weten dat zij ook nog bestaan. Even opdringerig als altijd. Ik moet zeggen, ik vind het altijd overdreven om er zo veel aandacht aan te geven. Daar help je niemand mee, en er zijn veel interessantere dingen om een artikel over te schrijven. Het bleek in ieder geval dat de groep in Deserto is ontstaan en nu probeert Basilia over te nemen. Ikzelf denkt dat dat nogal overdreven gezegd is. Ze hebben geprobeerd aanslagen te plegen in Basilia, Celeia, Portus, Massike en Sinope, ook al betwijfel ik of dat Zwarte Verweer voor al die aanslagen verantwoordelijk is. Nou ja, in ieder geval, ik word een beetje moe van die drama, maar ik ben wel gevraagd om een column te schrijven! En ik heb daar al genoeg ideeën voor.'

Ik probeer in alle macht te bedenken waarom iemand een column van haar zou willen lezen. Ik kom niet op een antwoord uit.

'Wat goed, schat!' zegt mijn vader. 'Ik ben trots op je.'

Ik niet. Ik heb een hekel aan dat kreng.

Mijn moeder lijkt te beseffen dat ik er ook nog ben. Ze schenkt me een valse glimlach. 'Vale, lieverd, schiet je een beetje op? Je vader en ik willen een flinke maaltijd om het te vieren.'

Ik ken haar al lang genoeg om te weten wat dat betekent. Ik eet op mijn kamer – waar ik vanavond toch al niet meer uit mocht komen – en waarschijnlijk bestaat mijn maaltijd uit rauwe groenten.

'Bijna klaar,' roep ik net zo quasi-gewillig terug. 'Alleen nog even dat pannetje van het vuur halen, of is dat ook te veel moeite? O, en maak je geen zorgen, ik heb mijn eigen eten ook al klaargemaakt.'

Ik gooi de overige pepers in de pan, pak wat oud brood en fruit uit de koelkast en vertrek naar mijn kamer.

Brood en oude appels smaken niet goed samen. De appels zitten onder de bruine plekken en zijn zacht en het brood heeft duidelijk een gebrek aan zout. Toch ben ik blij dat ik niet aan de eettafel zit, te eten van mijn zelf gekookte maaltijd.

Niet veel later klinkt het gevloek beneden al. 'Vale!' schreeuwt mijn moeder, duidelijk opgepept door de pepers. Ze begint te proesten.

Ik draai de deur op slot. Wraak smaakt goed. Letterlijk. Ik open het raam en gooi de verrotte appel weg.

De volgende dag sta ik vroeg op, nog vroeger dan ik officieel op zou moeten staan. Ik pak wat ontbijt om mee te nemen en begeef me buiten, waar het nu nog koud is. Ik ga op de straat zitten en begin te tekenen. Ik heb er zin in, en bovendien voel ik niets voor een ontbijt met mijn moeder, die waarschijnlijk in staat is vergif in mijn ontbijt te doen.

De zonsopgang is mooi, maar de zonsondergang heeft me altijd meer geïnspireerd. Ik weet niet. Op een of andere manier is de overgang van dag naar nacht – van licht naar donker – interessanter. Ergens is het echter ook mooi om te zien hoe de laatste slierten duister aan de horizon verdwijnen. Met alleen potloden die ik mee heb, is het verschil in kleuren minder goed te benadrukken. Toch is het een goede opdracht. Als een schilderij voor een kleurenblinde.

Langzaam wordt iedereen wakker en lopen de starten vol. Sommige mensen kijken me raar aan, maar ik trek me er niets van aan. Dat doen ze toch wel, want ik ben een Blauwe. Bovendien, als ik zou willen, zou ik ze allemaal in een keer kunnen afmaken.

Zonder die gedachte in mijn achterhoofd zou ik waarschijnlijk allang een wrak zijn geweest.

Als ik klaar ben met de tekening, ga ik op weg naar school. Ik zie op de kerkklok dat ik te laat ben, maar dat maakt niet zo veel uit. Wat kunnen ze me nou echt maken?

Betere vraag is, wat kan ik hen maken?

Dan wordt het interessant.

Ik loop even later het klaslokaal in voor geografie. De plek links vooraan is leeg, dus ik ga daar zitten. Hierdoor zit ik naast een Roze meisje, dat haar neus een beetje optrekt en al haar spullen wat verder van mij weg schuift.

'Vale.' Dat is mijn lerares, die irritante Gele. 'Waar was je? Waarom ben je te laat?'

Ik haal mijn schouders op. 'Gewoon.'

'Je zegt dus dat je geen goede reden hebt?'

'Jawel. Ik was aan het tekenen.'

Ze zucht. 'Sorry, maar dit kan echt niet. Ik kom straks even bij je.'

Ik draai met mijn ogen en doe alsof ik oplet, terwijl ik onbenullige tekeningetjes in mijn schrift maak. De pennenbak die op het bureau van de lerares staat, bijvoorbeeld. Net als ik voorzichtig aan de veer van de pen begin, hoor ik mijn naam. 'Vale.'

Ik kijk op. 'Wat?'

Het meisje naast mij klakt geërgerd met haar tong. 'Ze vroeg je iets.'

'Vale?' vraagt mijn lerares. 'Zat je op te letten? Kan je misschien vertellen welke soort landbouw het meest in de bergen van Sinope wordt bedreven?'

'O.' Ik friemel met mijn vingers aan de veer van mijn pen. 'In de bergen? In Sinope? Landbouw, zei je. Uh, nou, gewoon, landbouw. Met gewassen en zo.'

'Vale, schat, is het nou echt zo moeilijk om op te letten?'

De klas grinnikt.

'Ik kom zo echt even bij je.'

Dat zei je al, kreng. Ik besluit niet eens meer te doen alsof ik oplet. Ik staar uit het raam, al zit ik aan de andere kant van de klas.

Ik trommel met mijn vingers op de tafel.

Ik vraag me af of mijn moeder me nog gemist heeft of dat ze blij was dat ik weg was – zo blij dat ze het zelfs niet erg vond haar eigen ontbijt te maken.

Ik merk na een tijdje op dat het luidruchtiger is geworden. Ik kijk om me heen. Iedereen is zelfstandig aan het werk. De stuudjes lezen de tekst door en de rest is met elkaar aan het praten. Het meisje naast me heeft zich naar achteren gedraaid en is in gesprek met haar achterbuurvrouw. Volgens mij gaat het over het schoolbal, dat gehouden zal worden om "te vieren dat school weer begonnen is".

'Vale?'

Ik krijg bijna een hartaanval zodra ik de lerares zie verschijnen. Misschien komt het door die vreselijke gele rok die ze aan heeft, maar mogelijk kan het ook komen door die veel te brede glimlach. 'Vale, schat.'

Ik kijk haar aan. Ik heb nu al geen zin in het gesprek.

'Hoe gaat het thuis?'

Ik zwijg. Aangesproken worden op mijn schoolgedrag is tot daar aan toe, maar ik ga hier geen semi-psychologisch gesprek over mijn thuissituatie houden.

'Vale,' gaat ze verder als ik geen antwoord geef. 'Ik wil je alleen maar helpen.'

Er knapt iets. 'Wel,' begin ik, struikelend over mijn woorden, 'dat doe je anders helemaal niet! Als je me echt zou willen helpen, laat me dan gewoon met rust.' Mijn handen komen met een klap op de tafel neer om mijn woorden te ondersteunen. 'Laat me gewoon doen wat ik wil, laat me tekenen, stop te doen alsof je iets aan mijn situatie kan veranderen. Dat kan je niet, en weet je, je maakt het alleen maar een stuk erger.'

Het is doodstil in de klas geworden.

Ze vinden het vast heel leuk om mij boos te zien worden. Ik haat ze.

Als ik de klas rondkijk, valt me iets op.

Nee. Laat het niet waar zijn. Niemand beweegt. Mijn lerares heeft haar mond halfopen, met haar wenkbrauwen in die quasi-bezorgde frons. Het meisje naast me kijkt me met wijd open gesperde ogen aan, zonder ook maar even te knipperen. Ellebogen van jongens die met elkaar aan het stoeien waren zweven verlamd boven de tafel. Het beste van dit alles is Johanna. Ze had zich naar de jongens achter haar gedraaid en wilde haar donkere haar zogenaamd charmant naar achteren slaan. Op hetzelfde moment knipperde ze met haar ogen, omdat ze dacht dat dat verleidelijk was. En nu zit ze daar, met haar handen ongemakkelijk in haar haar en haar ogen halfdicht geknepen.

Er vloeit een warme kracht door mijn handen.

Ik trek mijn blik los van Johanna en laat tot me doordringen wat ik heb gedaan. Ik heb de tijd stopgezet. Het is fout. Ik heb me al die jaren ingehouden, omdat ik wist dat ik gestraft zou worden. Nu heb ik het vreselijk verpest.

En het voelt fantastisch. De energie stroomt door mijn aderen, doet mijn hart sneller kloppen.

De doodstraf, Vale. Hierop staat de doodstraf.

Het begint me te duizelen. Heel langzaam til ik mijn handen op. De betovering wordt opgeheven. Meteen barst de klas in een luid rumoer uit. Iedereen richt zijn blik op mij, dat gestoorde, kleine Blauwe meisje. Happend naar adem pak ik mijn tas en ren het lokaal uit, voordat iemand me iets kan doen. Ik ren het schoolgebouw uit en struikel over de trap van het bordes. Daarmee schaaf ik mijn knie, mijn rechterelleboog en –hand. Verdoofd voor de pijn ren ik weg, weg, weg. Ik heb geen idee waar mijn benen me dragen – in ieder geval ver weg van school. Dan val ik weer. Ik struikel over een uitstekende tegel. Met een klap val ik op de grond.

Maak me nu toch gewoon af. Ik kan dit niet meer. Ik kan niet meer leven in deze wereld, doen alsof alles prima is. Zo goed als het gebruiken van mijn gave voelde, zo machteloos voel ik me nu.

Dus ik doe geen moeite om op te staan. Iets nats loopt vanaf mijn oog via mijn wang naar beneden. Ik veeg het driftig weg.

Ik kijk uit over de straten, naar al die onschuldige vrolijke mensen. Ik kan er niet tegen. Het is niet eerlijk. Waarom zij wel, en ik niet? Wat heb ik ooit misdaan?

Ik zie een meisje, een heel knap meisje met gouden haren en een verfijnd paars jurkje.

Nee, niet weer. Ik krabbel overeind en probeer weg te rennen, maar mijn hoofd wordt zwaar en ik blijf als verlamd staan.

Helene komt glimlachend op me afgelopen. Natuurlijk. Met haar Paarse gave kan ze me alles laten doen wat ze wil. Ik zou mezelf kunnen aangeven en me indirect doden.

Maar ze doet het niet. Ze lacht alleen maar. 'Sorry,' verontschuldigt ze. 'Ik moest je even laten stoppen. Het is voor je eigen bestwil, zie je?'

Ik zwijg. In mijn ervaring zijn Paarsen niet zo bedachtzaam en zachtmoedig als zij doet overkomen.

'O, hé.' Haar blik valt op mijn kapotte knie. 'Je bloedt!'

Ik sla mijn ogen op.

Met haar vinger reikt ze naar mijn knie, om de wond te controleren, bloed weg te vegen, ik weet niet waarom. Snel trek ik mijn knie weg, waar een pijnlijk prikkelend gevoel door stroomt. 'Je mag dan zo'n machtig zijn als wat, je bent nog steeds niet Lichtroze.' Mijn stem klinkt schor, alsof ik met gehuild heb.

'Sorry.' Ze trekt haar hand weg. 'Ik ben hier echt niet om je te verraden of zo, als je dat soms denkt. Ik wil je helpen.'

Ik smaal. 'Dat heb ik vaker gehoord.'

'Maar ik meen het.' Helene lacht zelfverzekerd naar mij. 'Laat me het bewijzen. Ik bedoel, we weten allemaal dat gepraat van "doe wat goed is" onzin is. Juist daarmee bereik je niets.'

Ik kan een kleine glimlach niet weerstaan. 'Ik luister.'

'Heb je we eens gehoord van het Zwarte Verweer?'

'Het Zwarte Verweer?' Ik rimpel mijn neus, denkend aan de verhalen waar mijn moeder het gisteravond nog over had. 'Is dat niet die groep Zwarten die de laatste tijd overal aanslagen pleegt?'

Helene grinnikt tot mijn verbazing. 'In zekere zin. Maar het is niet wat je denkt. Ik bedoel, wij zijn geen sadistische moordenaars.'

'Wij?' Mijn wenkbrauwen schieten omhoog. Ik begon haar net te vertrouwen, maar nu zet ik toch een stapje achteruit. Een Paarse die lid is van een groep die aanslagen pleegt is niet mijn idee van betrouwbaar.

'Ja, wij.' Ze buigt zich voorover en tikt op de blauwe roos die op mijn borst gespeld is. 'En als jij wilt, dan wordt het binnenkort echt wij.'

'Eh.' Ik doe nog een stap achteruit. 'Ik denk niet dat dit is wat ik wil.'

Helene kijkt me aan, met die enge violette ogen. Ik kan mezelf wel voor mijn hoofd slaan. Dom, Vale. Ik zit gewoon in de val. Helene kan met me doen wat ze wil. Heel eventjes wil ik mijn gave in zetten, voor de tweede keer vandaag. Dat is de enige manier om haar te snel af te zijn. Wat heb ik immers te verliezen?

Dan glimlacht ze echter – niet manipulatief of verleidelijk – maar gewoon, oprecht. Zoals vriendinnen naar elkaar lachen. Ze opent haar handen alsof ze aan wil tonen dat ze geen gevaar is. 'Ah, kom op, Vale. Ga me niet zeggen dat je nooit aan wraak hebt gedacht. Ik weet dat je het zwaar hebt gehad in je leven, maar dit is de uitweg. Bij ons kan je de macht en kracht krijgen die jij verdient, en jij kan anderen hun verdiende loon geven, zoals zij die verdienen.'

Ik staar haar aan. Wraak. Macht. De woorden klinken zo aantrekkelijk, maar een irritant stemmetje diep in mij protesteert. Zegt dat het niet goed is, dat het net zo erg is als wat zij doen, iedereen die mijn ooit pijn heeft gedaan. Ik wilde nooit zo iemand worden. Toch?

'Ik weet wat je denkt,' zegt Helene.

'O, bezit je nu ook al de Groene gave?' vraag ik scherp.

'Je denkt dat wij slecht zijn, dat het slecht is om bij ons te horen, dat wij alleen maar foute dingen doen,' vervolgt ze. 'Je denkt dat onze principes puur moorddadig en wraaklustig zijn, maar nee, dat is niet zo. Waar het Zwarte Verweer werkelijk voor staat, is voor vrijheid en rechtvaardigheid. Vrijheid, omdat wij onze aanhangers de vrijheid geven te doen met hun gaven wat ze willen. Zwarte kracht wordt altijd als foute kracht gezien, maar het enige wat het doet, is de grenzen opheffen van je gave. Waar Witten jouw macht beperken omdat sommigen denken dat deze gaven zogenaamd slechte gevolgen kunnen hebben – zoals het gebruiken van jouw Blauwe kracht – zo geven wij je jouw verdienste terug. En daarmee ook de macht die je eigenlijk verdient.'

'En rechtvaardigheid omdat wij denken dat iedereen die mensen zoals jij onderdrukken, niet ongestraft weg kan komen. Diefstal is fout, maar het omlaag halen van anderen, en ze daarmee mentaal pijn doen, zou oké zijn? Nee, wij vinden dat de echte slechte mensen gestraft moeten worden. En wij willen jou het recht geven om dat doen met jouw vijanden.'

Ze zwijgt even. 'Dus. Wat denk je?'

Ik kan een kleine lach niet onderdrukken. 'Wat denk jij? Zullen we er een echte wij van maken?'

~O~

Aww, ik word echt zo blij van jullie. Echt waar. Het spijt me dat ik zo lang niet geüpdatet heb. De vaak gebruikte maar ware oorzaak: school. Ik heb echt veel huiswerk. In ieder geval, hoop dat jullie het een beetje leuk vonden. Het volgende hoofdstuk van Vale wordt echt interessant.

xRosa

Bạn đang đọc truyện trên: Truyen247.Pro